unit 5 Flashcards
(52 cards)
1
Q
een tante
A
an aunt
2
Q
een broer
A
a brother
3
Q
een schoonbroer
A
a brother -in-law
4
Q
een neef/nicht
A
a cousin
5
Q
een zoon van neef/nicht
A
a cousin’s son
6
Q
een dochter
A
a daughter
7
Q
een ex-vrouw
A
an ex-wife
8
Q
een vader
A
a father (dad)
9
Q
een schoonvader
A
a father-in-law
10
Q
een grootvader, opa
A
a grandfather
11
Q
een grootmoeder, oma
A
a grandmother
12
Q
een halfbroer
A
a half-brother
13
Q
een moeder
A
a mother (mum)
14
Q
een schoonmoeder
A
a mother-in-law
15
Q
een neef
A
a nephew
16
Q
een nicht
A
a niece
17
Q
een partner
A
a partner
18
Q
een zus
A
a sister
19
Q
een schoonzus
A
a sister-in-law
20
Q
een zoon
A
a son
21
Q
een stiefbroer
A
a stepbrother
22
Q
een stiefvader
A
a stepfather
23
Q
een oom
A
an uncle
24
Q
een vrouw, echtgenote
A
a wife
25
zwart haar
black hair
26
blond haar
blond hair
27
bruin haar
brown hair
28
krullend haar
curly hair
29
rood haar
ginger hair
30
lang haar
long hair
31
kort haar
short hair
32
schouderlang haar
shoulder length hair
33
steil haar
straight hair
34
golvend haar
wavy hair
35
blauwe ogen
bleu eyes
36
bruine ogen
brown eyes
37
groene ogen
green eyes
38
grijze ogen
grey eyes
39
gespierd
muscular
40
te zwaar
overweight
41
klein
short
42
gezet
stocky
43
groot
tall
44
slank
thin
45
een baard
a beard
46
wangen
cheeks
47
jukbeenderen
cheekbones
48
een (puntige) kin
a (pointy) chin
49
mollig
chubby
50
wenkbrauwen
eyebrows
51
een (hoog) voorhoofd
a (high) forehead
52
een snor
a moustache
