unit 7 Flashcards
(37 cards)
1
Q
dansen
A
dancing
2
Q
tekenen/schetsen
A
drawing/sketching
3
Q
handletteren
A
hand lettering
4
Q
schilderen
A
painting
5
Q
naaien
A
sewing
6
Q
schrijven
A
writing
7
Q
muziek beluisteren
A
listening to music
8
Q
een instrument bespelen
A
playing an instrument
9
Q
zingen
A
singing
10
Q
bouwen (bv. lego)
A
building
11
Q
hout bewerken
A
woodworking
12
Q
met computers werken
A
working with computers
13
Q
mode
A
fashion
14
Q
haartooi
A
hairdressing
15
Q
interieurontwerp
A
interior design
16
Q
make-up
A
make up
17
Q
nagelkunst
A
nail art
18
Q
fotografie
A
photography
19
Q
atletiek
A
athletics
20
Q
basketbal
A
basketball
21
Q
schaken
A
chess
22
Q
wielrennen
A
cycling
23
Q
dansen
A
dancing
24
Q
voetbal
A
football
25
tennis
tennis
26
joggen
running
27
scouting/jeugdbeweging
scouting/ youth movement
28
bakken
baking
29
iets maken/creëren
construction
30
koken
cooking
31
spullen herstellen
fixing things
32
kennis
knowledge
33
dingen onthouden
remembering things
34
verschillende talen spreken
spreaking different languages
35
spelling
spelling
36
een spellingwedstrijd
a spelling bee
37
voor (huis)dieren zorgen
taking care of pets