Unité 1 : Tu connais mon copain Pascal? Flashcards
(131 cards)
1
Q
Tot nog eens!
A
A la prochaine!
2
Q
Tot kijk!
A
A plus!
3
Q
Tot straks!
A
A tout à l’heure!
4
Q
Tot één dezer!
A
A un de ces quatre!
5
Q
Zo, ik ga er maar eens vandoor
A
Alors, je vous laisse
6
Q
Veel plezier!
A
Amuse-toi bien!
7
Q
De groeten thuis!/Ik zal eraan denken!
A
Bien le bonjour chez toi!/Je n’y manquerai pas!
8
Q
Och, ‘t gaat wel, we houden de boel draaiende…
A
Bof, on fait aller, quoi
9
Q
Wel thuis!
A
Bon retour!
10
Q
Prettige avond!
A
Bonne soirée!
11
Q
Dat is ook lang geleden!
A
ça fait longtemps!
12
Q
Blij u te zien
A
ça me fait plaisir de vous voir!
13
Q
Zin om…?
A
ça te dit de…?
14
Q
Tof!
A
Chouette!
15
Q
(vgl. Vlaams: “Speelt uit!”)
A
Débarrassez-vous!
16
Q
Geef uw jas maar hier!
A
Donnez-moi vos affaires!
17
Q
Dat kleed staat u! Vindt u? Dat is vriendelijk van u!
A
Elle vous va bien, cette robe! Vous trouvez? C’est gentil de le dire!
18
Q
Dat is ook toevallig!
A
En voilà une coïncidence!
19
Q
Aangenaam!
A
Enchanté(e)!
20
Q
Maar kom toch binnen!
A
Entrez, je vous en prie!
21
Q
Ik heb een kleinigheid voor u meegebracht!
A
J’ai apporté un petit cadeau pour vous!
22
Q
Ik loop wat down
A
J’ai le cafard
23
Q
Salut! (telefoon)
A
Je t’embrasse!
24
Q
Ik trakteer!
A
Je t’invite!
25
Proficiat!
Mes félicitations!
26
Groeten aan... (informeel)
Mes amitiés à...
27
Zin om iets te gaan drinken?
On va boire un coup?
28
Zin in een glas?
On va prendre un verre?
29
Mag ik u voorstellen...
Permettez-moi de vous présenter...
30
Afscheid nemen, weggaan
Prendre congé
31
Wat mag ik u aanbieden?
Qu'est-ce que je peux vous offrir?
32
Welk nieuws?
Qu'est-ce que tu racontes?
33
Prettig kennis te maken!
Ravi(e) de faire votre connaissance!
34
De groeten aan (formeel+informeel)
Salue ... de ma part!
35
Hallo/Ciao
Salut!
36
Alstublieft, ik dacht dat ik u hiermee een plezier kon doen
Tenez, j'ai pensé que ça vous ferait plaisir!
37
Prettig kennis te maken, juffrouw!
Très heureux, Mademoiselle
38
Graag!
Volontiers!
39
Dat had u echt niet moeten doen!
Vraiment, il ne fallait pas!
40
vreselijk
affreux
41
gierig
avare
42
avontuurlijk
aventureux
43
er ... uitzien
avoir l'air
44
babbelziek
bavard
45
gebruind
bronzé
46
vierkant
carré
47
krullen, krulhaar
les cheveux bouclés
48
knot, wrong
| Een knot hebben
un chignon
| Avoir les cheveux EN chignon
49
vet
gras
50
dik
gros
51
mager
maigre
52
ziekelijk
maladif
53
lief, leuk
mignon
54
slank
mince
55
vlecht
une natte
56
haviksneus
un nez aquilin
57
dikke, vlezige neus
un nez en charnu
58
wipneus
un nez en trompette
59
flaporen
les oreilles décollées
60
origineel
original
61
oorspronkelijk
original
62
ovaal
ovale
63
bleek
pâle
64
stipt, correct
ponctuel
65
een baard/een snor hebben
porter une moustache/une barbe
66
paardenstaart
| Een paardenstaart hebben
une queue de cheval
| Avoir les cheveux en queue de cheval
67
ijverig
studieux
68
zelfzeker
sûr de soi
69
driehoekig
triangulaire
70
't is compleet stom!
C'est nul comme truc!
71
telefoongesprek
conversation téléphonique
72
op het vlak van
dans le domaine de
73
aanschuiven
faire la queue
74
een afspraak maken
fixer un rendez-vous
75
geld (argot = populair Frans)
Du fric (arg.)
76
= +/- Kom nu! Voor wie neem je mij (grof of zeer familiair)
Tu te fous de moi! (arg.)
77
Stel je voor!
Figure-toi
78
Krullen, Krullenbol
Un bigoudi
79
Plat haar
les cheveux lisses / Un lisseur
80
een diadeem
Un diadème / un bandeau
81
Een rekker (voor in het haar)
Un elastique
82
een speld
une epingle
83
Het haar los dragen op de schouders
avoir les cheveux détachés sur les épaules
84
Gezond uitzien
Avoir l'air sain
85
Grote borsten hebben
Avoir une poitrine généreuse
86
Een wespentaille hebben
Avoir une taille de guêpe
87
Rondingen hebben
avoir les fesses rondes
88
billen
fesses
89
heupen
les hanches (f)
90
dijen
les cuisses (f)
91
gespierde armen hebben
avoir les bras musclés
92
geen gespierde armen hebben
avoir les bras mous
93
ingevallen hebben
avoir les joues creuses
94
wangen
les joues
95
kaken
les mâchoires (f)
96
een dikke buik hebben
avoir le ventre rebondi /rond
97
een platte buik hebben
avoir un ventre plat
98
een porseleinen huid hebben
avoir un teint de porcelaine
99
een gebruinde huid
avoir un teint bronzé
100
kringen onder de ogen hebben
avoir les yeux cernés
101
kringen onder de ogen
les cernes (m)
102
kraaienpootjes
les pattes -d'oie (f)
103
toegewijd, ijverig
appliqué
104
toegenegen, lief
affectueux, affectueuse
105
aantrekkelijk
attrayant, attrayante
106
geduld hebben
avoir de la patience
107
goed gekleed
bien habillé, bien habillée
108
huiselijk, iemand die graag thuis is
casanier, casanière
109
conventioneel, traditioneel
conventionelle, conventionnelle
110
egoïstisch
égoïste
111
saai
ennuyeux, ennuyeuse
112
in staat zijn om
être capable de
113
op slechte voet leven met elkaar, geen goede band hebben
être en mauvais termes
114
veeleisend
exigeant, exigeante
115
feesten
fêter
116
geld verspillen
gaspiller de l'argent
117
het is twijfelachtig dat
il est douteux que (+ subjontif!!)
118
ontrouw
infidèle
119
het egoïsme
l'égoïsme (m)
120
de ontrouw
l'infidélité (f)
121
zenuwachtig
nerveux, nerveuse
122
druk bezet
occupé, occupée
123
geduldig
patient, patiente
124
verstoord
perturbé, perturbée
125
beleefd
poli, polie
126
problematisch
problématique
127
zich vervelen
s'ennuyer
128
klagen over
se plaindre de
129
een verkenner
un exploirateur, une exploratrice
130
een buitenechtelijke affaire
une liaison adultrérine
131
een huisvrouw
une menagère
