urinaire stelsel, vocht en mineralenbalans en zuurbasenevenwicht Flashcards

(44 cards)

1
Q

Wat is een hypovolemische shock?

A

een absoluut tekort aan circulerend volume door ernstig bloedverlies of vochtverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan een oorzaak zijn van hoge bloeddruk?

A

nieren functioneren niet goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de bovendruk en onderdruk bij Hypertensieve crisis?

A
Onderdruk = hoger dan 120-130 mmHg
Bovendruk = hoger dan 200-220 mmHg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveelheid witte bloedcellen kan wijze op aanwezigheid van…

A

urineweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveelheid rode bloedcellen kan wijze op aanwezigheid van…

A

Nierstenen of Tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Suiker in de urine kan wijzen op…

A

Diabetes mellitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de urine kan worden getest voor:

A
  • leverafwijkingen
  • schildklierafwijkingen
  • zwangerschap
  • drugs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vanuit waar gaat het vocht naar de urineblaas?

A

vanuit de nierbekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor afwijkingen aan de retina kan je hebben bij Hypertensieve retinopathie?

A
  • bloedingen
  • cotton wool spots
  • papiloedeem
  • combinatie van afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als er veel druk op de bloedvaten staat?

A

men moet vaker plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er als er weinig druk op de bloedvaten staat?

A

vascoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veel renine geeft een

A

hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypertensie betekend?

A

Hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de relatie tussen de bloeddruk en de nieren?

A

bloeddruk zorgt voor urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wordt de bloeddruk lager dan produceren de nieren meer/minder urine?

A

minder urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor hormoon produceren de nieren om de bloeddruk hoger te maken?

A

Renine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is vochtbalans?

A
  • normale vocht en mineralenbalans

- normale zuur-basevenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het Aldosteron?

A

natrium terugwinning systeem

19
Q

Waar zitten de meeste kanaaltjes?

A

Proximale tubulus

20
Q

Wat houd mineralecorticosteroïden in de gaten?

A

of er genoeg natrium in de bloedbaan zit

21
Q

Met welk hormoon zetten je de kanaalyjes door te laten open?

22
Q

Wat is een gemiddelde normale bloeddruk?

23
Q

Het limbisch systeem zorgt voor?

A
  • Ontzetting
  • woede en extase
  • lachen en huilen
  • lust en frustratie
  • honger en dorst
  • geborgenheid en vijandigheid
  • seksueel gedrag
24
Q

Voor hoeveel procent bestaat een baby uit water?

25
voor hoeveel procent bestaat een kleuter uit water?
70%
26
Voor hoeveel procent bestaat een kind uit water?
65%
27
Voor hoeveel procent bestaat een volwassene man uit water?
60%
28
Voor hoeveel procent bestaat een volwassene vrouw uit water?
55%
29
Voor hoeveel procent bestaat een bejaarden uit water?
50-55%
30
Wat is de normale arterieel bloed waarde?
7,4 pH
31
Wanneer heeft iemand alkalose?
als de pH waarde hoger is dan 7,4
32
Wanneer heeft iemand acidose?
als de pH lager is dan 7,4
33
Wanner overlijd iemand als de ph waarde te hoog is?
hoger dan 8 pH
34
Wanneer overlijd iemand als de pH waarde te laag is?
lager dan 6,8 pH
35
Iemand heeft dorst, hoe heet de regelkamer van dit systeem?
Limbisch systeem
36
Waar is het Limbisch systeem een onderdeel van?
de hypothalamus
37
Vanuit waar gaat het vocht naar de nierbekken?
vanuit de nierpiramide (verzamelbuizen)
38
Waar gaat nefron naar toe?
richting de blaas
39
Wat is nefron?
water, natrium, glucose, aminozuren, vitamine en calcium
40
je vindt eiwitten in de urine wat is er aan de hand?
het zeefje is kapot
41
Hoeveel natriumchloride bevat het lichaam?
0,5
42
Door welk proces is de hoeveelheid na+in het interstitium gelijk aan de hoeveelheid in de bloedbaan?
diffusie
43
Wat is het effect van KA+ in het interstitium?
- de kanaaltjes gaan open - drempelwaarde is bereikt - depolarisatie - kalium gaat niet van binnen naar buiten omdat er even veel kalium in als buiten de cel is
44
Wat is Osmolariteit?
het aantal osmotische werkzame stof per liter