Verlichting Flashcards

(23 cards)

1
Q

Tijd Ruimte Domein
Verlichting

A

▪ Tijd: de Verlichting situeren we in de 18de eeuw.
▪ Ruimte: de Verlichting ontstond in Europa (Frankrijk) en waaide over naar Noord-Amerika (VSA).
▪ Domein: de Verlichting is een filosofische stroming die voortbouwde op het humanisme en de wetenschappelijke revolutie uit de 17de eeuw. We situeren de Verlichting dus bij het culturele domein, maar uiteraard zullen deze ideeën op lange termijn een impact hebben op alle domeinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken van de verlichting

A

Kritiek op macht en absolutisme

Gelijkheid en rechten

Vrijheid en rede

Macht moet gecontroleerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ideeen verspreid

A

Pamfletten en geschreven teksten

Boeken in de volkstaal

Toegankelijkheid van kennis

Verschuiving in inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belang encyclopedien

A

Toegankelijkheid van kennis

Verspreiding van Verlichtingswaarden

Breed bereik ondanks hoge prijs

Tegenwerking en censuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bekende verlichte despoten

A

Maria Theresia en Jozef II van Oostenrijk, Frederik de
Grote in Pruisen en Catharina II in Rusland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

J. Locke

A

Volkssoevereniteit: de burgers
van een staat (= het volk) hebben
het recht om zelf het hoogste
gezag (= de soevereniteit) uit te
oefenen. Zij mogen dus zelf
invloed uitoefenen op de politiek
en alleenheersers aan de kant
schuiven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rousseau

A

Gelijkheid. Iedereen is gelijk (als
mens) geboren, er mag géén
onderscheid worden gemaakt
tussen rijk en arm. Iedereen heeft
dezelfde rechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Montesquieu

A

Scheiding der Machten: scheiding
van de uitvoerende, wetgevende
en rechterlijke macht. + Kiesrecht:
recht van de burger om deel te
nemen aan de politiek d.m.v.
verkiezingen. + Volkssoevereniteit
(zie John Locke)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Adam Smith

A

Economisch liberalisme, de
vrijemarkteconomie waar de
wetten van vraag en aanbod de
prijzen bepalen, geen overheid die
tolgrenzen oplegt, volledige vrijheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

I. Kant
Voltaire

A

Godsdienstvrijheid.
Scheiding tussen kerk en staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

D. Diderot

A

Atheïsme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

C. Beccaria

A

Eerlijke processen op basis van
bewijsstukken: iedereen is
onschuldig tot het tegendeel is
bewezen. Geen wrede en
nodeloos strenge straffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Streven naar politieke autonomie
Amerikaanse revolutie

A

De dertien kolonies hadden al enige politieke autonomie: elke kolonie werd bestuurd door een door de koning aangestelde gouverneur, ondersteund door een door kolonisten gekozen raad die mede over belastingen besliste. Door de grote afstanden verliep de communicatie met het Britse bestuur traag, waardoor gouverneurs steeds meer zelfstandig beslissingen namen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Amerikaanse revolutie
Economische relatie met Groot-Brittannië

A

De Britten blijven Amerika beschouwen als wingewest dat het Engelse protectionistische systeem moet dienen: ▪ de kolonies moeten grondstoffen leveren;
▪ zij mogen zelf geen afgewerkte producten produceren, zij moeten die kopen van GrootBrittannië
▪ De in- en uitvoer met andere landen moest geregeld worden via de Britten. (1656: Navigation Act)
➔ De Britten maakten veel winst, terwijl de kolonisten niet konden meegenieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De Zevenjarige Oorlog (1756-1763)

A

Frankrijk had in de 18de eeuw de bedoeling zijn grondgebied in Noord-Amerika één te maken. Zij bezaten toen reeds Canada en Louisiana en wilden het gebied rond Ohio aanslaan. Zo komt het tot de Zevenjarige oorlog tussen Groot-Brittannië en Frankrijk in Noord-Amerika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Zevenjarige oorlog brengt een aantal problemen met zich mee:

A

De kolonisten verwachten een beloning voor hun geleverde diensten in de vorm van het nieuw veroverde grondgebied. Koning George III geeft het nieuw verworven terrein echter aan de indianen om hen tevreden te houden.

▪ De oorlog had zeer veel geld gekost (137 miljoen pond), waardoor de Britse koning zich genoodzaakt zag de belastingen te verhogen in Groot-Brittannië en de kolonies. Zo kwamen er hogere belastingen op veelverkochte goederen zoals suiker, koffie, wijn, thee en kwam er een verplichting om een belastingszegel te kleven op brieven, kranten, contacten enzovoort.

17
Q

The Boston Massacre, 1770

A

In 1770 leidde verzet tegen hoge belastingen in Boston tot een demonstratie bij een douanekantoor, waar soldaten vuurden en vijf demonstranten doodden, wat de Boston Massacre werd genoemd. Dit veroorzaakte veel anti-Britse gevoelens, die deels afnamen toen de Britten de Townsend Act introkken, behalve de theebelasting.

18
Q

The Boston Tea Party, 1773

A

Om de belasting op thee te omzeilen, gingen handelaren steeds meer smokkelen. Groot-Brittannië gaf de Oost-Indische Compagnie toestemming thee zonder invoerrechten te verkopen, waardoor zij goedkoper waren dan de smokkelaars. Eind 1773 werden drie theeschepen alleen in Boston toegelaten, waar kolonisten, verkleed als indianen, in de nacht van 16 december de lading thee ter waarde van 10.000 pond in het water gooiden — de Boston Tea Party. Deze gebeurtenis, zonder bloedvergieten, leidde tot de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, doordat Groot-Brittannië de haven van Boston sloot en een schadevergoeding eiste, wat veel kolonisten niet langer accepteerden.

19
Q

De staatsstructuur van de VSA

A

Elke deelstaat in de VSA heeft zijn eigen:
Uitvoerende macht:
Aan het hoofd staat een gouverneur.

Wetgevende macht:
De wetten kunnen verschillen van staat tot staat, bijvoorbeeld over de doodstraf of abortus.

Rechterlijke macht

20
Q

Deze bevoegdheden liggen bij de federale overheid, die verantwoordelijk is voor:

A

De uitgifte van geld (de dollar)

Het innen van belastingen

De buitenlandse politiek (zoals oorlog verklaren of vrede sluiten)

De organisatie van het leger

21
Q

De federale overheid van de VSA bestaat uit:

A

De uitvoerende macht:
Met aan het hoofd de president

De wetgevende macht:
Een gemeenschappelijk parlement: het Congres

De rechterlijke macht:
Het hoogste rechtsorgaan: het Hooggerechtshof (Supreme Court)

22
Q

Hoe verlicht was de Amerikaanse staatsinrichting?

A
  • Scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht);
  • kiesrecht (het volk verkiest vertegenwoordigers in zowel de wetgevende als de uitvoerende macht).
23
Q

Hoe niet verlicht was de Amerikaanse staatsinrichting?

A
  • Cijnskiesrecht in 1800 zorgde ervoor dat in de praktijk zwarten, indianen en vrouwen dit recht niet hebben. Dat gaat in tegen het idee van gelijkheid.
  • Er is geen strikte scheiding der machten in de VSA vandaag:
    o De president kan in bepaalde gevallen een veto stellen tegen beslissingen van het Congres. Vetorecht betekent het recht om een beslissing tegen te houden.
    o De president benoemt rechters van het hooggerechtshof voor het leven.