VGT toets Flashcards
(200 cards)
Stappen verpleegkundige methodiek
- Anamnese
- Diagnose
- Resultaten
- Interventies
- Evaluatie
ICF
De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) is een classificatie voor het beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die op dat functioneren van invloed zijn.
Gezondheidspatronen Gordon
Voeding, uitscheiding, activiteiten, slaap, cognitie, zelfbeleving, rollen/relaties, seks, stressverwerking, waarden/overtuigingen, gezondheidsbeleving.
NANDA
NANDA (North American Nursing Diagnosis Association) is een digitaal classificatiesysteem waarin alle mogelijke diagnoses zijn opgenomen. Door het gebruik ervan weet elke verpleegkundige wat er wordt bedoelt met een bepaalde diagnose. (geordend in 13 domeinen)
NOC
NOC (Nursing Outcome Classification) wordt gebruikt voor het beschrijven van resultaten. De resultaten beschrijven hoe iemand zich voelt, denkt en doet. (5 punts beoordelingsschaal)
NIC
NIC (Nursing Intervention Classification) wordt gebruikt om interventies te kiezen. In de NIC staat voor elke diagnose een interventie (bestaande uit label, definitie en activiteiten
Omaha (uitleg en 6 stappen)
Model dat professional cliënt relatie beschrijft.
1. Verzamel en onderzoek gegevens.
2. Stel (aandachts) gebied vast.
3. Meet stand van zaken per gebied, aanvang zorg.
4. Plan en voer actie uit.
5. Meet per gebied tussentijd/einde zorg.
6. Evalueer uitkomst per gebied.
Zorgleefplanmethodiek (vier levensdomeinen)
Het zorgleefplan (ZLP) is een hulpmiddel om vraaggerichte zorgverlening te kunnen bieden aan de cliënten.
Bestaat uit vier levensdomeinen:
1. Het mentale welbevinden van de cliënt als persoon
2. Het lichamelijke gevoel van welbevinden en gezondheid.
3. Daginvulling volgens eigen interesse en onderhouden van sociale contacten (participatie)
4. De woon- en leefomstandigheden.
Hoofdgroepen geneesmiddelen (4 groepen)
- Middel met een genezende werking. (vb: antibioticum)
- Middel met een preventieve werking. (vb: anitmalariamidddel)
- Middel om diagnose te stellen. (vb: oogdruppels bij arts)
- Middel om fysiologische functies bij de mens te herstellen. (cholesterol remmer)
Vier onderdelen van farmacokinetiek
ADME
- Absorptie: opname in het bloed
- Distributie: verdelen over het lichaam
- Metabolisme: omzetting in het lichaam
- Excretie: uitscheiding
Faramacokinetiek
Hoe het lichaam reageert op de stof
Farmacodynamiek
Wat het medicijn doet met het lichaam
3 soorten van toedienen medicatie
- Enteraal: toediening medicatie waarbij het in het maag-darmkanaal terecht komt. (bv: oraal/anaal)
- Parenteraal: toediening medicatie buiten het maag darmkanaal om direct in bloed. (bv: spuit)
- Lokaal: toediening op plek lichaam. (zalf, oogdruppels of puffer)
Agonist
Receptor activeert lichaamseigen stof.
Antagonist
‘Ant’agonist (anti)
Bindingsplaats wordt geblokkeerd hierdoor blokkeert lichaamseigen stof.
4 ezelsbruggetje medicatie (pam, lol, statines, prazol)
Pam: rustgevend
Lol: hartmedicatie (beta blokker)
Statines: cholesterol verlagend
Prazol: maagbeschermer
First pass effect
De eerste keer dat het medicijn langs de lever komt en afgebroken wordt en dus niet meer werkzaam is.
Farmacotherapeutisch kompas
Hier staat veel informatie in over de medicatie.
Controlepunten voor toedienen medicatie ‘regel van 5’
- Juiste zorgvrager (naam en geboortedatum)
- Juiste medicijn (naam en sterkte)
- Juiste dosering
- Juiste toedieningsplaats
- Juiste tijdstip
Cmax
De maximale concentratie in het bloedplasma.
Cmax
De maximale concentratie in het bloedplasma.
Tmax
De gemiddelde tijd die het geneesmiddel nodig heeft om de maximale plasmaconcentratie te bereiken.
T 1/2
De gemiddelde tijd die het lichaam nodig heeft om het geneesmiddel af te breken.
Hoe vaak moet de halfwaardetijd verstrijken voor de medicatie hoeveelheid verwaarloosbaar is?
4/5 keer