VGT toets Flashcards

(200 cards)

1
Q

Stappen verpleegkundige methodiek

A
  1. Anamnese
  2. Diagnose
  3. Resultaten
  4. Interventies
  5. Evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ICF

A

De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) is een classificatie voor het beschrijven van het functioneren van mensen inclusief factoren die op dat functioneren van invloed zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gezondheidspatronen Gordon

A

Voeding, uitscheiding, activiteiten, slaap, cognitie, zelfbeleving, rollen/relaties, seks, stressverwerking, waarden/overtuigingen, gezondheidsbeleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

NANDA

A

NANDA (North American Nursing Diagnosis Association) is een digitaal classificatiesysteem waarin alle mogelijke diagnoses zijn opgenomen. Door het gebruik ervan weet elke verpleegkundige wat er wordt bedoelt met een bepaalde diagnose. (geordend in 13 domeinen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

NOC

A

NOC (Nursing Outcome Classification) wordt gebruikt voor het beschrijven van resultaten. De resultaten beschrijven hoe iemand zich voelt, denkt en doet. (5 punts beoordelingsschaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NIC

A

NIC (Nursing Intervention Classification) wordt gebruikt om interventies te kiezen. In de NIC staat voor elke diagnose een interventie (bestaande uit label, definitie en activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omaha (uitleg en 6 stappen)

A

Model dat professional cliënt relatie beschrijft.
1. Verzamel en onderzoek gegevens.
2. Stel (aandachts) gebied vast.
3. Meet stand van zaken per gebied, aanvang zorg.
4. Plan en voer actie uit.
5. Meet per gebied tussentijd/einde zorg.
6. Evalueer uitkomst per gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zorgleefplanmethodiek (vier levensdomeinen)

A

Het zorgleefplan (ZLP) is een hulpmiddel om vraaggerichte zorgverlening te kunnen bieden aan de cliënten.
Bestaat uit vier levensdomeinen:
1. Het mentale welbevinden van de cliënt als persoon
2. Het lichamelijke gevoel van welbevinden en gezondheid.
3. Daginvulling volgens eigen interesse en onderhouden van sociale contacten (participatie)
4. De woon- en leefomstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoofdgroepen geneesmiddelen (4 groepen)

A
  • Middel met een genezende werking. (vb: antibioticum)
  • Middel met een preventieve werking. (vb: anitmalariamidddel)
  • Middel om diagnose te stellen. (vb: oogdruppels bij arts)
  • Middel om fysiologische functies bij de mens te herstellen. (cholesterol remmer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vier onderdelen van farmacokinetiek

A

ADME
- Absorptie: opname in het bloed
- Distributie: verdelen over het lichaam
- Metabolisme: omzetting in het lichaam
- Excretie: uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Faramacokinetiek

A

Hoe het lichaam reageert op de stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Farmacodynamiek

A

Wat het medicijn doet met het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 soorten van toedienen medicatie

A
  • Enteraal: toediening medicatie waarbij het in het maag-darmkanaal terecht komt. (bv: oraal/anaal)
  • Parenteraal: toediening medicatie buiten het maag darmkanaal om direct in bloed. (bv: spuit)
  • Lokaal: toediening op plek lichaam. (zalf, oogdruppels of puffer)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Agonist

A

Receptor activeert lichaamseigen stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Antagonist

A

‘Ant’agonist (anti)
Bindingsplaats wordt geblokkeerd hierdoor blokkeert lichaamseigen stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

4 ezelsbruggetje medicatie (pam, lol, statines, prazol)

A

Pam: rustgevend
Lol: hartmedicatie (beta blokker)
Statines: cholesterol verlagend
Prazol: maagbeschermer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

First pass effect

A

De eerste keer dat het medicijn langs de lever komt en afgebroken wordt en dus niet meer werkzaam is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Farmacotherapeutisch kompas

A

Hier staat veel informatie in over de medicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Controlepunten voor toedienen medicatie ‘regel van 5’

A
  • Juiste zorgvrager (naam en geboortedatum)
  • Juiste medicijn (naam en sterkte)
  • Juiste dosering
  • Juiste toedieningsplaats
  • Juiste tijdstip
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Cmax

A

De maximale concentratie in het bloedplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Cmax

A

De maximale concentratie in het bloedplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tmax

A

De gemiddelde tijd die het geneesmiddel nodig heeft om de maximale plasmaconcentratie te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

T 1/2

A

De gemiddelde tijd die het lichaam nodig heeft om het geneesmiddel af te breken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe vaak moet de halfwaardetijd verstrijken voor de medicatie hoeveelheid verwaarloosbaar is?

A

4/5 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat doen de lymfklieren?
Bevat lymfocyten die stoffen in holtes afbreken.
26
Vijf functies bloed
Transport, homeostase (PH, ionen en vloeistoffen), temperatuur, verdediging ziekte, beperking vloeistof verlies.
27
Celkern
Regelt aanmaak van eiwitten door DNA
28
Robosomen
'Robo' Robot maakt eiwitten Maakt eiwit aan
29
Mitochondiën
Creëert ATP
30
Golgi complex
Transporteert stoffen via blaasjes
31
Lysosomen
Blaasjes met enzymen die stoffen afbreken
32
Cytoskelet
Bepaald vorm van cel
33
Gladspierweefsel kan meerder kernen hebben ja/nee
ja
34
Zuurstofrijkbloed links/rechts in het hart
Links
35
Voorwaarde palliatieve sedatie
- Nog twee weken te leven - Geen zicht op verbetering
36
Mag een verpleegkundige handelingen verrichten die bijdrage aan palliatieve sedatie?
Nee
37
COPD
COPD is een longziekte waarbij je longen zijn beschadigd. Je hebt minder zuurstof en ademen is moeilijker. Hierdoor heb je minder energie.
38
Diabetes
Diabetes, suikerziekte, is een ziekte waarbij het lichaam de bloedsuiker niet meer in evenwicht kan houden.
39
Oncologie
Alles wat met kanker te maken heeft
40
Parkinson
Parkinson is een ziekte die ontstaat in de hersenen, het kan o.a. leiden tot trillende handen en vertraagd denken.
41
WMO
De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
42
WLZ
Wet langdurige zorg regelt zware, intensieve zorg voor kwetsbare ouderen, mensen met een handicap en mensen met een psychische aandoening.
43
Zorgverzekeringswet
De zorgverzekeringswet bepaalt dat wie in Nederland woont of werkt, verplicht is verzekerd voor zorg.
44
WGBO
Regelt de behandelovereenkomst tussen patiënt en zorgverlener met de daarbij horende rechten en plichten.
45
BIG
Wetgeving rond de bevoegdheden van zorgverleners.(bevat o.a. gedragsregels, tuchtrecht, belangen, kader en BIG register)
46
Noem de 3 artikelen van beroepen
Artikel 3 beroepen: Beschermd, tuchtrecht, geregistreerd (arts, vpk, fyshio) Artikel 36 beroepen: Beschermd, tuchtrecht, geregistreerd - kan tijdelijk, zelfstandig bevoegd (VPK specialist, klinische technoloog) Artikel 34 beroepen: Beschermd, geen tuchtrecht, geen BIG registratie (diëtist, logopedist, huidtherapeut)
47
Wat zijn copingstijlen?
Manieren waar op mensen reageren op stressvolle situaties.
48
3 manieren waarop geneesmiddelen elkaar beïnvloeden
-Geneesmiddelen beïnvloeden elkaars werking, door een tegengesteld, of juist versterkend effect. - Geneesmiddelen beïnvloeden elkaars werking, doordat ze de opname in het lichaam vertragen of juist versnellen. - Geneesmiddelen beïnvloeden elkaars werking, doordat ze de opslag in weefsels (b.v. vetweefsel) van elkaar beïnvloeden. Het ene geneesmiddel verdringt het andere uit b.v. vetweefsel, waardoor de concentratie in het bloed toeneemt.
49
DSM - V
Classificatie van psychische stoornissen in de vorm van een boek. Het biedt een systematische onderverdeling aan een breed spectrum van stoornissen.
50
Biopsychosociaal
3 factoren die invloed hebben op de mens
51
Multimorbiditeit
Bij ouderen komt regelmatig multimorbiditeit voor. Multimorbiditeit betekent dat er meerdere chronische aandoeningen tegelijkertijd aanwezig zijn, die elkaar onderling beïnvloeden.
52
Polyfarmacie
Als een patiënt gedurende langere tijd vijf of meer verschillende soorten geneesmiddelen tegelijk gebruikt, heet dat polyfarmacie. Dit zorgt vaak voor problemen bij ouderen.
53
EPD
Elektronische Patiënten Dossier
54
WCS
Doormiddel van kleuren wond (geel, rood, zwart) wond beoordelen en behandelen.
55
Complementaire zorg
Aanvullende zorg, die gegeven wordt naast de reguliere zorg die u krijgt voor uw aandoening.
56
Domotica
Is het toepassen van elektronica en huisnetwerken ten behoeve van de automatisering van processen.
57
E-health
Via een persoonlijke digitale gezondheidsomgeving krijgen mensen meer inzicht in hun gezondheid.
58
Primary healthcare
Eerstelijnsgezondheidszorg, is zorg waar je zelf zonder verwijzing naartoe kunt gaan.
59
V&VN normen
Het normenkader beschrijft aan welke eisen verpleegkundigen moeten voldoen wanneer zij extramurale (buiten een instelling) verpleging en verzorging indiceren en organiseren.
60
Triage
Het bepalen van urgentie door een hulpvraag voor te leggen aan bijvoorbeeld een arts.
61
VMS
Risico’s signaleren en verbeteren (ziekenhuizen)
62
Gezondheidspatronen Gordon
Patronen in dagelijks leven die invloed hebben op gezondheid: Voeding, uitscheiding, activiteiten, slaap, cognitie, zelfbeleving, rollen/relaties, seks, stressverwerking, waarden/overtuigingen, gezondheidsbeleving.
63
Integrale zorg
Afgestemde zorg. Niet langs elkaar heen werken, geen dubbel werk doen, maar één aanpak in samenhang.
64
Fasen van versterken zelfmanagement
5x A - Achterhalen - Adviseren - Afspreken - Assisteren - Arrangeren
65
Presentietheorie
Zorgethische theorie: Dit is een morele theorie die als uitgangspunt neemt dat elke samenleving en elk mens voor zijn of haar voortbestaan aangewezen is op zorg van anderen.
66
Menslievende zorg
Zorgethische theorie: Menslievende zorg draait om de erkenning van de waardigheid van ieder mens.
67
Belevingsgerichte zorg
Verpleegkundige visie/theorie: betekent aansluiten bij de belevingswereld en gevoelens van uw naaste of cliënt.
68
Henderson theorie
Verpleegkundige visie/theorie: verpleging is dingen doen voor patiënten die ze voor zichzelf zouden doen als ze konden, dat wil zeggen als ze fysiek in staat waren of de vereiste kennis hadden. Ze noemde hierbij 14 dingen: o.a. bewegen, ademen, communiceren. Als de patiënt in staat is deze 14 dingen zelf kan is die in staat onafhankelijk te leven en heeft die niet langer hulp nodig.
69
Neumann theorie
Verpleegkundige visie/theorie: Het model traint de zorgverlener in de benadering van de patiënt als een mens met al zijn aspecten. Daarom is het ook belangrijk dat patiënten het gesprek over zichzelf, over het waarom van het ziek-zijn met de verpleegkundige kunnen voeren. De mens is volgens Neumann een open systeem.
70
Orem theorie
Verpleegkundige visie/theorie: Orem’s theorie van zelfzorg tekorten legt uit hoe verpleegkundigen kunnen en moeten optreden om patiënten te helpen hun autonomie te behouden. Dit kan volgens Orem op vijf manieren: 1. Handelen voor en doen voor anderen 2. Anderen begeleiden 3. Een ander ondersteunen 4. Een omgeving bieden die persoonlijke ontwikkeling bevordert in relatie tot toekomstige eisen 5. Een ander lesgeven
71
Pepleu theorie
Verpleegkundige visie/theorie: Verpleging is gebaseerd op het interpersoonlijke proces (waarden en normen en hoe deze kunnen botsen of overeen kunnen komen) en de relatie tussen verpleegkundige en patiënt.
72
Grypdonck theorie
Verpleegkundige visie/theorie: Het model gaat uit van een holistisch mensbeeld. Hierbij wordt de patiënt als totaal persoon gezien. De patiënt staat centraal. Hiervan is het van belang dat bepaalde basis vaardigheden goed beheerst worden zodat hier niet meer over hoeft worden nagedacht maar de focus kan worden gelegd op de patiënt.
73
Van de Brink Tjebbes theorie
Verpleegkundige visie/theorie: Zij gaat uit van een theorie over zelfzorg waarbij zij stelt dat zelfzorg noodzakelijk is om zinvol te kunnen leven. Eigen verantwoordelijkheid en een holistische mensvisie staan centraal. Ze onderscheidde 18 punten van zelfzorg.
74
Therapieontrouw
Het niet volgen van de door de arts voorgeschreven behandeling.
75
Personcentered care van Mocormack en Mocance
Theorie persoonsgerichte zorg: McCormack en McCance (2010) hebben vier uitkomsten beschreven die voorwaarde zijn voor het geven van persoonsgerichte zorg. Deze vier uitkomsten zijn tevreden zijn met de zorg, betrokken worden in de zorg, het gevoel hebben van welzijn en het creëren van een persoonsgerichte cultuur.
76
Ineractiepatronen
Ingesleten, zich herhalende manieren van praten met elkaar en omgaan met vraagstukken of uitdagingen die zich hebben ontwikkeld in intensieve interacties tussen vaste groepen mensen.
77
Communicatie stoornissen
Problemen die mensen hebben met communicere bijvoorbeeld; verminderd begrip van woorden, moeite met imperteren lichaamstaal, verminderd oogcontact, etc (vaak bij mensen met autisme.
78
Communicatie niveau's
Inhoud, procedure, interactie en gevoel
79
LSD
(gesprekstechniek) Luisteren, samenvatten en doorvragen
80
Feedbackmodel SBI
Situatie behaviour/gedrag Impact
81
Tuchtrecht
publieke recht dat aan de overheid de bevoegdheid geeft personen, die tot een bepaalde beroepsgroep behoren (medici in dit geval) een bepaald nadeel toe te brengen ter bevordering van een behoorlijke vervulling van hun taak.
82
Empowerment
Empowerment is het proces waardoor iemand gestimuleerd wordt zelfstandig te beslissen en te handelen en voor zichzelf op te komen.
83
WBP
Wet bescherming persoonsgegevens. Patient mag gegevens inzien, corrigeren of bezwaar maken tegen verwerking er van.
84
AVG
De AVG gaat over het rechtmatig omgaan met persoonsgegevens. Hierin staat dat bekent moet zijn wat er met de gegevens gebeurt, het mag alleen met een rechtvaardig doel (en niet daar buiten), persoon moet op de hoogte zijn, het moet beveiligd zijn.
85
Meldcode (5 stappen)
1. Breng signalen in kaart. 2. Overleg met een collega. Raadpleeg eventueel Veilig Thuis: het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. 3. Ga in gesprek met de betrokkene(n). 4. Weeg het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Neem bij twijfel altijd contact op met Veilig Thuis. 5. Neem een beslissing. Is melden noodzakelijk? Of is hulp verlenen of organiseren (ook) mogelijk?
86
Parafraseren
Andermans idee in je eigen woorden uitdrukken
87
Beroepscode
Een beroepscode is een beschrijving van het waarden- en normenstelsel van een beroepsgroep. Ze biedt een samenhangend geheel van principes en regels met betrekking tot de uitoefening van het beroep.
88
Vraaggestuurde/aanbodgerichte zorg
Vraaggestuurde zorg: de zorg is ingericht op de vraag van de patiënt. Aanbodgerichte zorg: zorg die uitgaat van wat de organisatie aanbiedt en wat de hulpverlening te bieden heeft.
89
Morele waarde
De principes van jouw of een groep die richting geven aan handelen. (eerlijkheid, weldoen, vertrouwen)
90
Ethische waarde
De principes achter het morele handelen. Het nadenken over wat goede zorg is.
91
Choice talk
Het bespreken dat er keuzes zijn binnen het zorgproces.
92
Ethische code
Dat zijn de regels voor bijv. een bepaalde beroepsgroep . Het is een soort leidraad om het beroep zo uit te voeren als het professioneel uitgevoerd dient te worden.
93
Option talk
Het bespreken van de opties met bijbehorende voor- en nadelen, bijv. met gebruik van keuzehulpen.
94
Decision talk
Het helpen van de patiënt om zijn eigen voorkeuren te ontdekken en samen een beslissing te nemen.
95
Moreel beraad
Een Moreel Beraad is een gesprek waarin de deelnemers gezamenlijk een ethische kwestie uit hun werk bespreken.
96
Intra- en interdisciplinaire overdracht
Intradisciplinair: Bij intradisciplinaire overdracht wordt vastgehouden aan de eigen discipline of het eigen vakgebied. Iemand gaat bijvoorbeeld van de enen dermatoloog naar een andere dermatoloog. Interdisciplinair: Bij interdisciplinaire overdracht wordt niet vastgehouden aan de eigen discipline of het eigen vakgebied. Bijvoorbeeld als iemand naar een andere afdeling verhuisd/
97
'warme overdracht' communicatie
Het houdt in dat de overdracht in samenspraak gaat, met verplaatsen in elkaars situatie om de overdracht van zorg zo zorgvuldig mogelijk te doen.
98
Ketenzorg
Bij de zorg van sommige chronische aandoeningen is de hulp van meerdere artsen en zorgverleners nodig. Bijvoorbeeld de huisarts in samenwerking met een diëtist en een fysiotherapeut of oefentherapeut. Dit noemen we ketenzorg.
99
Transmurale zorg
Transmurale zorg wordt ook wel ketenzorg genoemd. Dit is een dynamische vorm van zorg, waarbij zorg wordt aangeboden door meerdere zorgverleners.
100
Zorgprogrammering
Een gecoördineerd pakket van zorg dat een ziekenhuis aanbiedt aan een specifieke patiëntencategorie. In een zorgprogramma worden meestal verschillende ziekenhuisfuncties, diensten en afdelingen betrokken om een geïntegreerd zorgpakket te bekomen.
101
disease management
Disease management is de term voor het geheel van onderling samenhangende preventie, behandeling en zorg rond een patiënt met een specifiek ziektebeeld.
102
Ketenprocessen
Een ketenproces is een generieke weergave van het 'wat' en 'hoe' in een bepaald domein. Het 'wat' wordt gevormd door gegevenssoorten. Het 'hoe' door processen. In die processen zijn het de gegevenssoorten die 'stromen' tussen de processtappen.
103
Zorgkaart
Op een zorgkaart geeft de patiënt aan wat voor zorg hij wil ontvangen wanneer bepaalde omstandigheden zich voordoen.
104
Kwalitatief/kwantitatief
Kwantitatieve dataverzameling en -analyse richt zich op numerieke data (getallen) en statistiek. Kwalitatief onderzoek focust zich op woorden en betekenissen.
105
Gedragsdeterminanten
Factoren die invloed hebben op het gedrag.
106
ASE model
Er zijn drie factoren die de intentie beïnvloeden: de eigen opvattingen (attitude); opvattingen van anderen (subjectieve normen) en het vertrouwen dat iemand heeft om het gedrag uit te kunnen voeren (eigen effectiviteit).
107
Health belief model
Het gezondheidsgeloofsmodel is een sociaalpsychologisch gedragsveranderingsmodel dat is ontwikkeld om gezondheidsgerelateerd gedrag te verklaren en te voorspellen, met name met betrekking tot het gebruik van gezondheidsdiensten.
108
Protectie-motivatiemodel
Gaat er van uit dat er twee processen zijn, die een aanleiding kunnen zijn tot een verandering van gedrag. De twee processen bevat het inschatten van de dreiging en de eigen mogelijkheden om hiermee om te gaan.
109
Sociale determinanten
Sociale determinanten van gezondheid verwijzen dus naar de omstandigheden waarin mensen opgroeien, wonen, werken, leven.
110
Wet medische wetenschappelijk onderzoek
De wet medisch-wetenschappelijk onderzoek bij mensen regelt de rechtsbescherming van zieke en gezonde proefpersonen in medisch wetenschappelijk onderzoek.
111
Healthy aging (3 domeinen)
Gezond oud worden, bestaat uit 3 domeinen: - Lichamelijk en mentale gezondheid. - Sociale en politieke omgeving. - De interactie met de omgeving.
112
Wet publieke gezondheid
De Wet publieke gezondheid regelt: - De organisatie van de openbare gezondheidszorg - De bestrijding van infectieziektecrises en de isolatie van personen/vervoermiddelen die internationaal gezondheidsgevaren kunnen opleveren. - Ook regelt de wet de jeugd- en ouderengezondheidszorg.
113
Veel voorkomende gezondheidsproblemen bij ouderen
Hart- en vaatziekten. Geheugenproblemen. Er zijn steeds meer dementerende ouderen. Stemming- en angststoornissen Valincidenten en fracturen. Vooral een heupfractuur komt vaak voor. Mobiliteitsproblemen. Evenwichtsstoornissen en duizeligheid. Gevaren vanwege een gecombineerd gebruik van medicijnen. Dit wordt ook wel polyfarmacie genoemd.
114
Gezondheidsvaardigheden
Gezondheidsvaardigheden zijn de vaardigheden om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van beslissingen over je gezondheid.
115
Integraal gezondheidsbeleid
Integraal gezondheidsbeleid is erop gericht de gezondheid of determinanten daarvan in samenhang te beinvloeden.
116
Universele preventie
Universele preventie richt zich op de gezonde bevolking (of delen daarvan) en bevordert en beschermt actief de gezondheid van de bevolking.
117
Selectieve preventie
Selectieve preventie richt zich op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en voorkomt dat personen met één of meerdere risicofactoren.
118
Geïndiceerde preventie
Geïndiceerde preventie richt zich op mensen met beginnende klachten en voorkomt dat beginnende klachten verergeren tot een aandoening.
119
Zorggerelateerde preventie
Zorggerelateerde preventie richt zich op mensen met een ziekte of aandoening en voorkomt dat een bestaande aandoening leidt tot complicaties, beperkingen, een lagere kwaliteit van leven of sterfte.
120
Community benadering
Communitybenadering wordt ook wel aangeduid als sociale-netwerkbenadering of lokaal initiatief.
121
Outreachend werken
De essentie van outreachend werken is dat sociale professionals niet geduldig achter hun bureau afwachten tot mensen om hulp vragen, maar zelf initiatief nemen door mensen op te zoeken en (ongevraagd) hulp en diensten aan te bieden.
122
Sociale-cognitie model
3 onderdelen hebben invloed op het menselijke gedrag: - Cognitieve factoren - Gedragsfactoren - Omgevingsfactoren
123
Stages of change model
1. Ontkenning 2. Erkenning 3. Verkenning 4. Actie 5. Volhouden
124
Theory of planned behaviour
De theorie van gepland gedrag (theory of planned behavior, TPB) is een theorie die stelt dat intentie de belangrijkste factor is voor gepland gedrag en dat die intentie weer volgt uit drie factoren: - Het belang dat aan het gedrag en het effect daarvan wordt gehecht, - Hoe de omgeving over dat gedrag denkt - De ingeschatte vaardigheid.
125
MGV
Motiverende gespreksvoering heeft als doel om gedragsverandering bij cliënten op gang te brengen.
126
Healthcounseling
Het Health Counselings model (HC) is een systematische methode om leefstijladviezen af te stemmen op de specifieke situatie van de patiënt en gericht op de begeleiding van de deelnemer met als doel hem te motiveren en gestelde doelen ook daadwerkelijk uit te voeren en vol te houden.
127
Peternalisme
Paternalisme is het beperken van de vrijheid of autonomie van een persoon of groep in naar wat wordt aangenomen hun eigen bestwil.
128
Autonomie
Autonoom zijn is een vorm van onafhankelijkheid, zelfstandig te werk gaan en eigen keuzes maken.
129
Nudging
Nudging is een gedragspsychologische motivatietechniek waarbij mensen subtiel worden gestimuleerd om zich op een gewenste wijze te gedragen
130
7 vormen van leiding geven
Autocratisch leiderschap. Democratisch leiderschap. Coachend leiderschap. Transformationeel leiderschap: Transformationeel leiderschap richt zich op verandering, waarbij de leider met een inspirerende visie medewerkers extra motiveert. Transsectioneel leiderschap: Transactioneel leiderschap is het aansturen vanuit een zakelijke overeenkomst. Bijvoorbeeld salaris. Laissez-fair leiderschap. Gedeeld leiderschap.
131
Professioneel leiderschap
Bij professioneel leiderschap draait het erom dat je laat zien dat je de spil bent in het zorgproces van de organisatie, waarbij je ook invloed uitoefent op de strategische richting van de zorgorganisatie.
132
Persoonlijk leiderschap
Persoonlijk leiderschap gaat over regie nemen over jouw eigen leven.
133
Klinische paden
Een klinisch pad is een gedetailleerde omschrijving van alle stappen die een patiënt doorloopt binnen de behandeling voor een bepaalde pathologie of bij een specifieke interventie.
134
VMS
Veiligheidsmanagementsysteem: Tien thema's om risico's te signaleren en te verminderen.
135
Infectiepreventie
Het specialisme Infectiepreventie houdt zich bezig met het voorkomen van infecties. Deze kunnen tijdens of door uw verblijf in het ziekenhuis ontstaan.
136
Ergonomische werken
Ergonomie is de wetenschap die zich richt op het afstemmen van hulpmiddelen en omstandigheden op de eigenschappen van de mens waardoor mensen optimaal kunnen functioneren.
137
Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg is het geheel aan maatregelen waarmee een organisatie aanstuurt op verbetering van, en aandacht voor, de kwaliteit van de geleverde diensten en/of producten.
138
WLZ
De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt zware, intensieve zorg voor kwetsbare ouderen, mensen met een handicap en mensen met een psychische aandoening.
139
Curatele
Curatele is bedoeld voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen. (rechterlijke maatregel)
140
Mentorschap
Mentorschap gaat over het nemen van beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene. (rechterlijke maatregel)
141
Bewindvoering
Bewind is bedoeld voor wie zijn financiële zaken niet zelf kan regelen.
142
TBS
Tbs staat voor terbeschikkingstelling. Het is primair een beveiligingsmaatregel die de rechter kan opleggen om de samenleving te beschermen als iemand een misdrijf heeft gepleegd terwijl hij leed aan een 'gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens' en er vrees is voor herhaling.
143
Meldingsplicht mishandeling
Vanaf 1 januari 2019 is het voor verpleegkundigen en verzorgenden verplicht om signalen van ernstige kindermishandeling of huiselijk geweld te melden bij Veilig Thuis.
144
Functiegebouwen
Een functiegebouw een overzichtelijk schema waarin functies in een organisatie staan, inclusief een beschrijving van de taken, vaardigheden en bevoegdheden per functie.
145
Roos van Leary
De Roos van Leary gaat ervan uit dat gedrag, gedrag oproept. (zie internet)
146
Zelfsturende teams
Bij zelfsturing bepaalt de groep of het team zelf het doel en op welke manier ze willen werken.
147
Practice development strategie
Een structuur om een systeem/proces op te bouwen.
148
Sociale marketing principes
Principes om gezondheid te promoten doormiddel van commerciële technieken.
149
Zakboek verpleegkundige diagnose
Het Verpleegkundig zakboek kan worden gebruikt door verpleegkundigen (in opleiding) en toont onder andere zakkaartjes met allerlei informatie, laat je aantekeningen maken of laat je berekeningen uitvoeren, bijvoorbeeld over infusen.
150
SMART
Manier van doelen maken (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistische en tijdsgebonden)
151
PES-structuur
Met de PES-structuur kan de verpleegkundige alle verkregen informatie in drie gebieden indelen: Probleem; Etiologie; Symptomen.
152
Procesevaluatie
Een procesevaluatie voer je uit om na te gaan of de uitvoering van de interventie - of een onderdeel daarvan - verloopt zoals gepland. Ook geeft het inzicht in tussentijdse geleerde lessen en kun je op basis daarvan bijsturen.
153
Structuurevaluatie
Wat zijn de omgevingsfactoren en de instellingsfactoren die van invloed zijn op de kwaliteit van de zorg.
154
Objectief
Iets is objectief als het onafhankelijk is van de waarneming of voorkeuren van mensen: als er geen interpretatie bij nodig is. Dit staat tegenover subjectief.
155
Subjectief
Subjectiviteit houdt in het persoonlijk oordeel of de persoonlijke zienswijze van een individu, betrekking hebbend op of uitgaand van de persoonlijke zienswijze of smaak. Het tegenovergestelde van subjectiviteit is objectiviteit.
156
Glasgow comaschaal
De Glasgow comaschaal is een schaal waarmee het bewustzijn van een persoon, van volkomen helder tot diep bewusteloos, kan worden weergegeven in een cijfer, de zogenaamde EMV-score.
157
4 soorten isolatie
Onder de term bronisolatie vallen: aerogene isolatie, contactisolatie, druppelisolatie en strikte isolatie. Hierbij is de patiënt de bron van de besmetting en zijn de maatregelen gericht op preventie van besmetting van de patiënt naar andere patiënten (of medewerkers).
158
Omgekeerde isolaite
Bedoeling van omgekeerde isolatie is dat de patiënt wordt beschermd tegen infecties van buitenaf.
159
Subcataan/intradamaal vaccineren
Subcutaan betekent onder de huid. Intradamaal betekent in de huid.
160
Blended care
Blended care is een combinatie tussen traditionele face-to-face behandelingen en online hulpverlening.
161
Wondbehandeling rode wond
Rode wonden hebben vaak geen of weinig wondvocht. Bij de behandeling zal er geprobeerd worden de wond vochtig te maken, zodat deze sneller kan genezen.
162
Wanneer handen wassen? Wanneer desinfecteren?
Wassen met water en zeep is nodig bij zichtbaar vervuilde handen of plakkerig aanvoelende handen. Wanneer de handen zichtbaar schoon zijn en niet plakkerig aanvoelen kun je handalcohol gebruiken.
163
Cognitieve coping
Mentale tactieken gebruiken om stress te verwerken. (bijvoorbeeld ergens proberen niet aan te denken)
164
Probleemgerichte/Emotiegerichte coping
Probleemgerichte coping, waarbij u de oorzaak van een probleem aanpakt. Emotiegerichte coping: waarbij u leert omgaan met de negatieve emoties die bij mentale problemen komen kijken.
165
Theorie van Roy
Mens is een adaptief systeem. Die beïnvloed wordt door drie categorieën stimuli: - Centrale stimuli: Veranderingen waarmee iemand direct mee wordt geconfronteerd. (bijv: ziekte) - Contextuele stimuli: Andere stimuli die aanwezig zijn. (bijv: woonomstandigheden) - Reststimuli: stimuli die op de achtergrond door vroegere ervaringen. (bijv: overtuigingen)
166
Theorie van Orem
Volgens de theorie van orem: Is verzorgen hulp geven aan mensen met een tekort in hun zelfzorg. Hierbij wordt uitgegaan van een holistische mensbeeld.
167
Decubites graden 1/m3
Categorie 1: niet-wegdrukbare roodheid. Categorie 2: verlies van een deel van de huidlaag of blaar. Categorie 3: verlies van een volledige huidlaag. Categorie 4: verlies van een volledige weefsellaag.
168
Valrisicotest
De Valrisicotest doe je bij alle cliënten van 65 jaar en ouder. Je stelt de cliënt twee vragen: Bent u de afgelopen 12 maanden gevallen? Heeft u moeite met bewegen, lopen of balans houden?
169
Valanalyse
De Valanalyse is een screeningsinstrument om een verhoogd valrisico en de oorzaken hiervan tijdig te signaleren en op te volgen met passend advies.
170
DOS
Delierschaal. onder drie delier, er boven waarschijnlijk delier. 13 vragen.
171
Belbin rollen
Belbin onderscheidt de rollen bedrijfsman, brononderzoeker, groepswerker, monitor, plant, specialist, voorzitter, vormer en zorgdrager.
172
Nuldelijnszorg
Nuldelijnszorg is de zorg die gegeven wordt door mantelzorgers, vrijwilligers en familie.
173
Eerstelijnszorg
Eerstelijnszorg is direct toegankelijke zorg voor patiënten. Het gaat dan om zorg die je krijgt van huisartsen, fysiotherapeuten of de psycholoog.
174
Tweedelijnszorg
Voor tweedelijnszorg heb je een verwijzing nodig. Het gaat om zorg door een specialist of in een ziekenhuis, waar een huisarts naar doorverwijst.
175
Bemoeizorg
Bemoeizorg is in Nederland een vorm van sociaal-psychiatrische hulpverlening. Deze vorm van hulpverlening richt zich voornamelijk op de zorgwekkende zorgmijders, mensen die in behoeftige of anderszins verkommerde omstandigheden leven maar de stap naar de reguliere hulpverlening niet kunnen of willen maken.
176
Intramurale zorg
Intramurale zorg is gezondheidszorg die gedurende een onafgebroken verblijf van meer dan 24 uur geboden wordt in een zorginstelling, zoals een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis of een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking.
177
Chronic care model
Het Chronic Care Model is een model voor de organisatie van zorg rondom chronisch zieken. Het is ontwikkeld om het zorgsysteem te veranderen zodat het voldoet aan de voorwaarden voor het bieden van proactieve, persoonsgerichte en geïntegreerde zorg. (bestaat uit 4 kernelementen)
178
Transveraal onderzoek
Bij transversaal (cross-sectioneel) onderzoek wordt ieder individu in een groep eenmaal en op hetzelfde tijdstip geobserveerd of gemeten.
179
Longitudanaal onderzoek
Bij longitudinaal onderzoek worden dezelfde proefpersonen herhaaldelijk onderzocht om te bepalen of er na verloop van tijd veranderingen zijn opgetreden.
180
Empirische onderzoek
Empirisch onderzoek omvat elke wetenschappelijke onderzoeksactiviteit die directe, eigen waarnemingen gebruikt.
181
Vijf stappen van ebp
1. Formuleer een beantwoordbare vraag 2. Bepaal zoekstrategie bekijk opbrengst zoekstrategie 3. Kritische beoordeling methode van onderzoek en resultaten 4. Conclusie en toepassing in de praktijk 5. Evaluatie
182
PICO
Het PICO-proces is een geheugensteuntje dat in evidence-based praktijk wordt gebruikt om een onderzoeksvraag op te stellen. 1. Populatie/patientengroep/probleem waarin je geïnteresseerd bent. 2. Interventie die je wilt onderzoeken. 3. Control: het alternatief dat je wilt onderzoeken (placebo/geen medicatie) 4. Outcome: Waar moet het tegen werken.
183
Member check
Member checking houdt in dat je jouw analyses laat lezen en beoordelen door personen die onderdeel uitmaken van de onderzoeksgroep.
184
Standaarddeviatie
De standaarddeviatie of standaardafwijking geeft de mate van spreiding aan in bepaalde data.
185
Interventieonderzoek
Bij interventieonderzoek wijzigt de onderzoeker opzettelijk condities, om zo tot uitspraken te komen over de gevolgen van de interventie.
186
Inductief/deductief
Het belangrijkste verschil tussen inductief en deductief redeneren is dat je bij inductief redeneren een nieuwe theorie probeert te creëren, terwijl je bij deductief redeneren een bestaande theorie probeert te toetsen.
187
persuasion-communication model
In het Persuasion-Communication Model van McGuire worden de verschillende stappen beschreven die mensen doorlopen van een eerste blootstelling aan een bericht tot en met een stabiele gedragsverandering in de gewenste richting. 6 stappen:
188
Lean Six Sigma
1. Exposure 2. Attention 3. Understanding 4. Acceptance 5. Retention/behoud 6. Action
189
Crisis Ontwikkelingsmodel (4 fasen)
Het crisisontwikkelingsmodel biedt handvatten om escalatie van een crisissituatie te voorkomen. Fase 0: evenwicht, alles rustig Fase 1: angst voor controle verlies Fase 2: controleverlies Fase 3: acting out Fase 4: ontspanningsfase
190
Dienstenmodel
Bij het dienstenmodel heeft de patiënt gelijktijdig met verscheidene zorgverleners contact. Eén daarvan is de hoofdbehandelaar of eindverantwoordelijke. Een voorbeeld hiervan is de diabetesketen.
191
Kluwenmodel
Bij het kluwenmodel staat centraal dat de cliënt door een toenemend zelfzorgtekort steeds meer hulp nodig heeft van een toenemend aantal zorgverleners die elkaar inschakelen, maar ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid opereren
192
Matrixorganisatie
Een matrixorganisatie is een organisatiestructuur, die vaak in grote organisaties wordt toegepast, waarbij de deelnemers aan meerdere personen rapporteren.
193
Functionele organisatie
Een functionele organisatie is een organisatievorm waarbij specialisatie van de functie als uitgangspunt dient voor de inrichting van de organisatie.
194
Embolie
Een embolie is een verstopping van een slagader of een ader in uw lichaam. Meestal wordt de verstopping veroorzaakt door een stukje losgeraakt bloedstolsel (dit wordt ook wel een bloedpropje of een embolus genoemd).
195
Theory of mind
Het beschrijft het concept en begrip dat iemand heeft van de belevingswereld en het perspectief van andere mensen.
196
Coherentietheorie
De coherentietheorie stelt dat de waarheid van een oordeel bestaat in de mate van systematische samenhang waarin het met andere oordelen kan worden gebracht.
197
Kubler Ross vijf fasen
Vijf fasen van rouw: 1. Ontkenning 2. Boosheid 3. Onderhandelen 4. Depressie 5. Aanvaarden
198
'validation'-benadering
Validation wil ook zeggen dat de zorgverlener op zoek is naar de redenen waarom iemand zich zo gedraagt of uit. Dit geschiedt door te observeren, te luisteren, waar te nemen en vragen te stellen.
199
realiteitsoriëntatietraining (ROT)
Dit is cognitieve training, in de volksmond 'geheugentraining', voor ouderen met beginnende dementie.
200
Derdelijnszorg
Derdelijnszorg wordt gegeven in academische centra of gespecialiseerde kenniscentra of klinieken.