VO 7.1 Glucose homeostase Flashcards

1
Q

Wat is de voornamelijkste energiebron voor de lever?

A

Vetzuren afkomstig uit vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de bewijzen van vasten?

A
  • Afbraak spiermassa
  • Vetzuurverbranding
  • Cori-cyclus
  • Gluconeogenese
  • Afwezigheid van glycogenese
  • Aanwezigheid van ketonlichamen in de urine (alleen bij man B), dit laatste doordat de concentratie zo hoog is dat de nierdrempel wordt overschreden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom gaat de gluconeogenese tijdens lang vasten omlaag?

A

Omdat er dan ook ketonlichamen gebruikt worden als energiebron in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de behandeling van een ketoacidose?

A

Koolhydraten geven en bicarbonaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe komt het dat patiënten met stoornissen in de mitochondriale oxidatie van vetzuren vaak een veel te laag bloedglucose hebben bij vasten?

A

Weinig vetzuuroxidatie –> weinig acetyl-CoA –> weinig ketonlichamen –> hersenen gaan meer glucose gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een veel te dikke patiënt moet eerst vermageren op medische indicatie alvorens een operatie kan geschieden. Daartoe dient de patiënt een maand te vasten (sterk caloriebeperkt dieet). Na twee weken vraag je je af of de patiënt zich wel zo goed aan het dieet houdt.
Wat laat je bepalen in de urine van de patiënt om te kunnen achterhalen of de patiënt toch stiekem wat heeft gegeten: glucose, lactaat, ureum, ammoniak, pH, ketonlichamen, osmolariteit of urinezuur?

A

Ketonlichamen, dat wijst erop dat iemand zich houdt aan het dieet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom kan een baby niet lang vasten?

A

Kleine glycogeenvoorraad, lage spiermassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door wat worden de enzymen van de gluconeogenese gestimuleerd?

A

Acetyl-CoA en laag ADP stimuleert pyruvaat carboxylase. Fructose-1,6-bisfosfatase wordt gestimuleerd door citraat, glucagon/adrenaline en door een laag fructose-2,6-bisfosfataat en laag AMP. Daarnaast stimuleert een laag ADP en glucagon/adrenaline (lange termijn) PEP carboxykinase. Glucose-6-fosfatase door glucagon/adrenaline (lange termijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel glucose verbruikt het lichaam per uur na 16 uur vasten, hoeveel na 36 uur vasten, en hoeveel na 35 dagen vasten? Vergelijk dit met het glucose verbruik in de gevoede toestand. Verklaar de eventuele verschillen.

A

Gevoede toestand: 10 gr/uur
16 uur vasten: 8 gr/uur
36 uur vasten: 9 gr/uur
35 dagen: gebruik is gestabiliseerd tot 5 gr/uur.
Er is eerst een toename door de glucose door gluconeogenese, maar daarna verbruikt het lichaam steeds minder glucose en steeds meer andere substraten voor energievoorzienig, omdat de voorraden opraken en er geen glycolyse is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De zogenaamde Cori-cyclus vindt niet plaats in de gevoede toestand. Waarom niet?

A

Is onderdeel van de gluconeogenese lactaat –> glucose. Je bent in gevoede toestand, insuline is aanwezig dus geen gluconeogenese. Want insuline remt de gluconeogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen met de gevoede periode voor de volgende organen: darm, spier, hersenen, lever, rode bloedcellen en vetweefsel.

A
  • Darm: Fase I: opname voedsel, Fase II: voedsel afwezig
  • Spier: Fase I: glucose opname en vorming glycogeen, Fase II: spierglycogeen voor arbeid, aminozuren komen vrij en lactaatproductie.
  • Hersenen: Fase I: glucose opname uit voeding, Fase II: glucose opname, uit glycogenolyse en gluconeogenese.
  • Lever: Fase I: glycolyse en glycogenese, Fase II: Glycogenolyse, gluconeogenese, vetzuuroxidatie voor eigen energievoorziening (nog niet heel erg belangrijk).
  • Rode bloedcellen: Fase I: glucose opname uit voeding, Fase II: Cori cyclus: opname van glucose uit glycogenolyse of gluconeogenese, productie lactaat en lactaat gaat weer naar lever.
  • Vetweefsel: Fase I: opname vetzuren, opname glucose overschot en omzetten in vet, Fase II: geen opname vetzuren vanuit lymfe (in de vorm van chylomicronen) en vanuit de lever (in de vorm van VLDL). Dus verminderde vetopslag. Kleine afgifte van vetzuren voor vetzuuroxidatie (nog niet erg belangrijk).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly