Voc unit 6 Flashcards
(108 cards)
1
Q
de luchtmacht
A
the air force
2
Q
de infanterie, het voetvolk
A
the infantry
3
Q
een korps (legereenheid)
A
a corps
4
Q
een regiment (legereenheid)
A
a regiment
5
Q
een soldaat
A
a private
6
Q
een bondgenoot, geallieerde
A
an ally
7
Q
de geallieerden
A
the allies
8
Q
de geallieerde troepen
A
the allied troops
9
Q
een veldslag
A
a battle
10
Q
uit de loopgrachten kruipen en aanvallen
A
to go over the top
11
Q
een granaat
A
a shell
12
Q
granaten afvuren/bombarderen
A
to shell
13
Q
een bomkrater
A
a shell-hole
14
Q
een aanval
A
an offensive
15
Q
een loopgraaf
A
a trench
16
Q
een saillant, uitstulpingen in de frontlijn
A
a salient
17
Q
een hoger gelegen stuk land
A
a high ground
18
Q
een zandzakje
A
a sandbag
19
Q
een front, linie
A
a line
20
Q
de linie verdedigen
A
to hold the line
21
Q
een bunker , overdekte loopgraaf
A
a dugout
22
Q
een gasaanval
A
a gas attack
23
Q
een schuilplaats
A
a shelter
24
Q
schuilen
A
to shelter
25
omsingelen
to surround
26
marcheren
to march
27
een wachtpost
a sentry
28
een sluipschutter
a sniper
29
een slachtoffer
a casualty
30
een kameraad
a comrade
31
een lijk
a corpse
32
gangreen, koudvuur (ziekte waarbij ledematen afsterven)
gangrene
33
loopgraafvoet
trench foot
34
PTSS
shell-shock/ post-traumatic stress disorder (PTSD)
35
verwonden
to wound
36
gewond
wounded
37
een kerkhof
a cemetery
38
een herdenking
a commemoration
39
de grafsteen
a headstone
40
een inscriptie, opschrift
an inscription
41
een historicus
a historian
42
een klaproos
a poppy
43
het herinneren en herdenken
remembrance
44
een regel
a verse, a line
45
een strofe
a stanza
46
een gedicht
a poem
47
een dichter
a poet
48
een refrein
a refrain
49
een rijmschema
a rhyme scheme
50
een motief
a motif
51
een thema
a theme
52
een stijlfiguur
a figure of speech
53
wellicht
presumably
54
van middelmatige kwaliteit, onverschillig
indifferent
55
respijt, rust
respite
56
een moeilijke omstandigheid
a hardship
57
een grief, een ergernis
a grievance
58
muiten, in opstand komen tegen de legerleiding
to mutiny
59
een muiterij
a mutiny
60
deserteren (het leger verlaten zonder toestemming)
to desert
60
desertie
desertion
60
vrijgesteld zijn (van)
to be exempt (from)
61
een tekort
a shortage
62
handarbeid
manual labour
63
neerbuigend tegenover
disdainful of
64
hondsmoe
dog-tired
65
vermoeidheid
weariness
66
puin
debris
67
handwerk
handicraft
68
aandenken
memento
69
marien, zee-
naval
70
rantsoeneren
to ration
71
een rantsoen
a ration
72
nauwkeurige
accurate
73
verwerven
to acquire
74
een hulpmiddel
an aid
75
een gebied
an area
76
ophouden
to cease
77
chemisch
chemical
78
een omstandigheid
a circumstance
79
burgerlijk
civil
80
instorten
to collapse
81
beginnen
to commence
82
comunicatie
communication
83
een onderdeel
a component
84
een conflict
a conflict
85
crediteren
to credit
86
onderscheid
distinction
87
een ontwerp
a draft
88
uitschakelen
to eliminate
89
een blootstelling
an exposure
90
een factor
a factor
91
een formatie
a formation
92
negeren
to ignore
93
een illustratie
an illustration
94
een impact
an impact
95
opleggen
to impose
96
geneigd
inclined
97
aanvankelijke
initial
98
innovatie
innovation
99
intelligentie
intelligence
100
arbeid
labour
101
militair
military
102
een norm
a norm
103
voorkomen
to occur
104
publiceren
to publish
105
een symbool
a symbol
106
een uniform
a uniform
