vocabulaire 4.2 Flashcards
(70 cards)
1
Q
een bewondering
A
une admiration
2
Q
een moord
A
une assassinat
3
Q
een nachtclub (disco)
A
une boîte (de nuit)
4
Q
een geroezemoes
A
un brouhaha
5
Q
een honderdjarige
A
un(e) centenaire
6
Q
een draagberrie
A
une civière
7
Q
de ontreddering
A
la désarroi
8
Q
een twijfel
A
un doute
9
Q
een verwijdering, uitwijking
A
un écartement
10
Q
een wezen, persoon
A
un être
11
Q
een fragment
A
un extrait
12
Q
een menigte
A
une foule
13
Q
een pijproker
A
een fumeur de pipe
14
Q
de ernst
A
la gravité
15
Q
een huurder
A
un locataire
16
Q
een beroep
A
un métier
17
Q
de dode
A
le mort
18
Q
een nicht
A
une nièce
19
Q
de bleekheid
A
la pâleur
20
Q
een overloop, trapportaal
A
un palier
21
Q
een achterneef
A
un petit-neveu
22
Q
de gerechtelijke politie
A
la police judiciaire
23
Q
een voorwendsel, uitvlucht
A
un prétexte
24
Q
een kade, perron
A
un quai
25
een nany
une fille au paire
26
ingebeeld
imaginaire
27
klein, nietig
menu(e)
28
door iets in beslag genomen zijn, bezorgd zijn
préoccupé(e)
29
vermoorden
assassiner
30
vertraging hebben
(s') attarder
31
bereiken, treffen
atteindre
32
worstelen met, zich verzetten tegen
(se) débattre
33
ontgoochelen, teleurstellen
décevoir
34
verwijderen
écarter
35
op een kier zetten
entrouvrir
36
stikken, doen stikken
étouffer
37
niet weten
ignorer
38
binnendringen, doordringen
pénétrer
39
volharden, blijven aanhouden
persister
40
smeken, dringend verzoeken
supplier
41
aanreiken
tendre
42
echter, toch
cependant
43
ondanks
malgré
44
voor zover ik weet
à ma connaissance
45
integendeel, daarentegen
au contraire
46
een afkeer hebben van
avoir horreur de
47
goed en wel
bel et bien
48
natuurlijk
bien entendu
49
risico lopen
courir des risques
50
genoeg om te
de quoi
51
in goede staat
en bon état
52
het gaat over
il s'agit de
53
een onderzoek voeren
mener une enquête
54
een autopsie uitvoeren
pratiquer l'autopsie
55
vingerafdrukken nemen
relever les empreintes
56
dienst doen als decor
servir de cadre
57
een autopsie
une autopsie
58
een lijk
un cadavre
59
een omgeving
un cadre
60
een huisbewaarder (-ster)
un(e) concierge
61
een nieuwsgierige
un curieux, une curieuse
62
een twaaftal
une douzaine
63
een masseur, een masseuse
un masseur, une masseuse
64
een orgaan
un organe
65
het hoofdpersonage
le personnage principal
66
een politieroman
un roman policier
67
breekbaar, broos
fragile
68
vaag
vague
69
dicteren
dicter
70
ernstig nemen
prendre au sérieux