Vocabulaire En Phrases-clés Chapitre 2 Flashcards
(160 cards)
1
Q
La glace
A
Het ijsje
2
Q
La table
A
De tafel
3
Q
Le café
A
De koffie
4
Q
Bon
A
Lekker
5
Q
Cher
A
Duur
6
Q
Préférer
A
Liever hebben
7
Q
Détester
A
Een hekel hebben aan
8
Q
Adorer
A
Dol zijn op
9
Q
Arriver
A
Aankomen
10
Q
d’accord
A
oké
10
Q
téléphoner
A
bellen
11
Q
donc
A
dus
12
Q
et
A
en
13
Q
aussi
A
ook
14
Q
pour moi
A
voor mij
15
Q
je prends
A
ik neem
16
Q
je voudrais
A
ik zou graag willen
17
Q
ça coute
A
tu peux
18
Q
venir
A
komen
19
Q
tu peux
A
jij kunt
20
Q
l’entrée (vrouwelijk)
A
v het voorgerecht
21
Q
le plat principal
A
het hoofdgerecht
22
Q
le dessert
A
het nagerecht
23
Q
la soupe
A
de soep
24
la salade
de salade, de sla
25
le légume
de groente
26
la viande
het vlees
27
le poisson
de vis
28
le poulet
de kip
29
les frites
de frietjes
30
la pizza
de pizza
31
la crêpe
de pannenkoek
32
l'eau (vrouwelijk)
het water
33
le thé
de thee
34
le lait
de melk
35
bonn appétit
eet smakelijk
36
le restaurant
het restaurant
37
manger
eten
38
préparer
voorbereiden
39
ouvert
open
40
l'enfant (v/m)
het kind
41
le (super)marché
de (super)markt
42
la plage
het strand
43
le rendez-vous
de afspraak
44
le problème
het probleem
45
demain
morgen
46
célèbre
beroemd
47
important(e)
belangrijk
48
maintenant
nu
49
j'ai besoin de
ik heb nodig
50
aider
helpen
51
checher
zoeken
52
trouver
vinden
53
regarder
kijken naar
54
mais
maar
55
aimer
houden van
56
avec
met
57
beaucoup
veel
58
toujours
altijd
59
combien
hoeveel
60
la magasin
de winkel
61
la boulangerie
de bakkerij
61
la copine
de vriendin
62
le copain
de vriend
63
la baguette
het stokbrood
63
le croissant
de croissant
64
le sac
de tas
65
nouveau, nouvelle
nieuw
66
souvent
vaak
67
acheter
kopen
68
demander
vragen
69
faire les courses
boodschappen doen
70
j'ai faim
ik heb honger
71
j'ai soif
ik heb dorst
72
parce que
omdat
73
trente
dertig
74
cinquante
vijftig
74
quarante
veertig
75
le fromage
76
soixante
zestig
77
Het ijsje
La glace
78
De tafel
La table
79
De koffie
Le café
80
Lekker
Bon
81
Duur
Cher
82
Liever hebben
Préférer
83
Een hekel hebben aan
Détester
84
Dol zijn op
Adorer
85
Aankomen
Arriver
86
oké
d'accord
87
bellen
téléphoner
88
dus
donc
89
en
et
90
ook
aussi
91
voor mij
pour moi
92
ik neem
je prends
93
ik zou graag willen
je voudrais
94
tu peux
ça coute
95
komen
venir
96
jij kunt
tu peux
97
v het voorgerecht
l'entrée (vrouwelijk)
98
het hoofdgerecht
le plat principal
99
het nagerecht
le dessert
100
de soep
la soupe
101
de salade, de sla
la salade
102
de groente
le légume
103
het vlees
la viande
104
de vis
le poisson
105
de kip
le poulet
106
de frietjes
les frites
107
de pizza
la pizza
108
de pannenkoek
la crêpe
109
het water
l'eau (vrouwelijk)
110
de thee
le thé
111
de melk
le lait
112
eet smakelijk
bonn appétit
113
het restaurant
le restaurant
114
eten
manger
115
voorbereiden
préparer
116
open
ouvert
117
het kind
l'enfant (v/m)
118
de (super)markt
le (super)marché
119
het strand
la plage
120
de afspraak
le rendez-vous
121
het probleem
le problème
122
morgen
demain
123
beroemd
célèbre
124
belangrijk
important(e)
125
nu
maintenant
126
ik heb nodig
j'ai besoin de
127
helpen
aider
128
zoeken
checher
129
vinden
trouver
130
kijken naar
regarder
131
maar
mais
132
houden van
aimer
133
met
avec
134
veel
beaucoup
135
altijd
toujours
136
hoeveel
combien
137
de winkel
la magasin
138
de bakkerij
la boulangerie
139
de vriendin
la copine
140
de vriend
le copain
141
het stokbrood
la baguette
142
de croissant
le croissant
143
de tas
le sac
144
nieuw
nouveau, nouvelle
145
vaak
souvent
146
kopen
acheter
147
vragen
demander
148
boodschappen doen
faire les courses
149
ik heb honger
j'ai faim
150
ik heb dorst
j'ai soif
151
omdat
parce que
152
dertig
trente
153
vijftig
cinquante
154
veertig
quarante
155
de kaas
le fromage
156
zestig
soixante