vocabulaire piste 4 deel 2 ned - fra Flashcards
(42 cards)
1
Q
het abonnement
A
l’abbonement
2
Q
de halte
A
l’arrêt
3
Q
het treinticket
A
le billet
4
Q
het boekje (met metrokaartjes)
A
le carnet
5
Q
het formulier
A
le formulaire
6
Q
het loket
A
le guichet
7
Q
de reisweg
A
l’itinéraire
8
Q
de boodschap, de aankondiging
A
le message
9
Q
het elektronisch bord
A
le panneau électronique
10
Q
het perron
A
le quai
11
Q
de vertraging
A
le retard
12
Q
het ticket
A
le ticket
13
Q
de rit
A
le trajet
14
Q
het vervoer
A
le transport
15
Q
de aansluiting
A
la correspondance
16
Q
de paal
A
la borne
17
Q
de richting
A
la direction
18
Q
de (metro)lijn
A
la ligne (de métro)
19
Q
de zitplaats
A
la place
20
Q
het (metro)station
A
la station (de métro)
21
Q
het gebruik
A
l’utilisation
22
Q
het spoor
A
la voie
23
Q
de wagon
A
la voiture
24
Q
nabij
A
proche
25
bijkomend
supplémentaire
26
aankondigen
annoncer
27
zoeken
chercher
28
uitstappen
descendre (de)
29
duren
durer
30
roken
fumer
31
tonen, voorleggen
présenter
32
verlaten
quitter
33
bedanken (voor)
remercier (de/pour)
34
zich aboneren
s'abonner (à)
35
zich vergissen van
se tromper (de)
36
met bestemming
à destination de
37
in plaats van
au lieu de
38
naar, (in de) richting (van)
en direction de
39
het station binnenrijden
entrer en gare
40
in de rij staan
faire la queue
41
onbewaakt
sans surveillance
42
zolang
tant que
