voeding en vertering Flashcards

(141 cards)

1
Q

voedingsmiddelen

A

alle producten die je eet of drinkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit wat bestaan voedingsmiddelen

A

plantaadige voedingsmiddelen en dierlijke voedingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

plantaardige voedingsmiddelen

A

komen van planten of gemaakt door planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dierlijke voedingsmiddelen

A

komen van dieren of van producten van dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

plantaardige producten die je kunt gebruiken in plaats van boter en melk:

A
halvarine = gemaakt van plantaardige olie
sojadrink = gemaakt van sojabonen (peulvruchten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voedingsstoffen

A

stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie, groei en herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar zitten voedingsstoffen in:

A

voedingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voedingsstoffen kunnen vier functies vervullen in je lichaam:

A
  1. brandstof
  2. bouwstof
  3. reserverstoffen
  4. beschermende stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

brandstof

A
  • leveren energie, is nodig voor groei, ontwikkeling en herstel, maar ook om je lichaamstemperatuur op peil te houden
  • in elke cel vindt verbranding plaats, daarvoor zijn brandstoffen nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bouwstof

A
  • nodig voor groei en ontwikkeling van je lichaam

- herstel voor bij verbranding en beschadigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

reserverstoffen

A
  • niet direct nodig voor bouwstof of brandstof

- worden opgeslagen in je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beschermende stoffen

A
  • zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zes groepen voedingsstoffen

A
  1. eiwitten
  2. koolhydraten
  3. vetten
  4. water
  5. mineralen
  6. vitaminen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eiwitten

A
  • belangrijke bouwstoffen in je lichaam
  • voor cytoplasma
  • de opbouw van spieren
  • een teveel wordt gebruikt als brandstof, of omgezet in vet en da opgeslagen als reserverstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

koolhydraten

A
  • behoren onder andere suiker, zetmeel en glycogeen
  • je lichaam gebruikt het als brandstof en bouwstof
  • krijg je meer koolhydraten binnen, wordt het omgezet in vet en opgeslagen als reserverstof
  • glucose wordt omgezet in glycogeen en opgeslagen in je lever en spieren
  • dierlijke voedingsmiddelen bevatten meestal weinig koolhydraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vetten

A
  • dienen als bouwstof, reserverstof, maar vooral als brandstof.
  • als je meer vet binnenkrijgt, wordt het als reserverstof opgeslagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

water

A
  • je lichaam bestaat uit ongeveer 60% uit water
  • het is een blangrijke bouwstof
  • is nodig voor vervoer van stoffen in je lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

mineralen

A
  • worden zouten genoemd, bijv: calcium (kalk), natrium, magnesium en ijzer
  • je hebt verschillende mineralen nodig als bouwstof
  • voor de opbouw van botten is kalk nodig
  • mineralen zijn ook beschermend stoffen om gezond te blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vitaminen

A
  • vitaminen dienen als bouwstof en beschermende stof
  • krijg je te weing of te veel dan wordt je ziek
  • belangrijke vitaminen A,B,C,D en K
  • vitaminen A is nodig voor de opbouw van je huid en om goed te kunnen zien
  • vitaminen D is nodig voor het vastleggen van kalk in je botten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

voedingsvezel

A

een verzamelnaam voor plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

vezels behoren tot de

A

koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vezels zijn afkomstig van de

A

celwanden van planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vezels zitten in

A
  • groente
  • fruit
  • aardappelen
  • volkorenbrood
  • volkoren ontbijtgranen
  • peulvruchten
  • noten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

vezels zorgen voor een

A

verzadigd gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
voedingsvezel is nodig voor een
goede darmwerking
26
verteringsstelsel
alle delen van het lichaam de betrokken zijn bij de vertering van voedsel
27
welke voedingsstoffen kunnen door de wand van het darmkanaal heen in het bloed worden opgenomen
- glucose - mineralen - water - vitaminen
28
moet je de voedingsstoffen eerst verteren die door de wand van het darmkanaal heen gaat
nee
29
welke voedingsstoffen kunnen niet door de darmwand heen
- eiwitten - de meeste koolhydraten - vetten
30
moet je de voedingsstoffen verteren die niet door de darmwand heen gaat
ja
31
vertering
het afbreken van grotere voedingsstoffen tot kleinere verteringsprocuten die in het bloed worden opgenomen
32
de afbraak van vertering gebeurt in twee stappen
1. voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen | 2. voedingsstoffen omzetten met behulp van verteringssappen
33
waar komt je voedsel als eerst in
in de mond
34
wat kan je met je snijtanden en hoektanden
je bijt de stukken van je voedsel af
35
wat hebben kiezen
een knobbelige bovenkant
36
wat voor functie hebben kiezen
het voedsel wordt fijngemaald
37
wat voor functie heeft kauwen bij de vertering
- je voedsel wordt in kleine stukjes verdeeld | - dan kan je het beter doorslikken en wordt het oppervlak van het voedsel vergroot
38
mechanische vertering
voedsel in kleine stukjes kauwen
39
verteringssappen
sap dat voedsel afbreekt in kleinere stukjes
40
voorbeelden van verteringssap
- speeksel | - maagsap
41
welke verteringssklieren heeft een mens
- speekselklieren - alvleesklier - maagsapklieren - darmsapklieren - lever
42
chemische vertering
vorm van vertering waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen door middel van scheikundige reacties
43
enzym
stof die een scheikundig proces versnelt
44
kringspieren en lengtespieren
spieren in de darmwand die samen ervoor zorgen dat de voedselbrij wordt voortgeduwd, gekneed en vermengd met verteringssappen
45
wat gebeurt er als de kringspieren en de lengtespieren zich afwisselend samen trekken en ontspannen
daardoor wordt het voedsel in de darm voortgeduwd
46
darmperistaltiek of perristaltische beweging
het afwisselend samentrekken en ontspannen van kringspieren en lengtespieren in de wand van het darmkanaal
47
wat produceren speekselklieren
speeksel
48
wat zorgt enzym voor de vertering van zetmeel
hierdoor wodt zetmeel in je voedsel voor een deel al in je mond verteert
49
waar wordt het voedsel in geduwd als je slikt
slokdarm
50
maag
orgaan dat voedsel tijdelijk opslaat
51
wat produceren maagsapklieren
maagsap
52
waar bestaat maagsap uit
- water - zoutzuur - een enzym
53
wat doet zoutzuur
dat dood bacterien die met je voedsel zijn meegekomen
54
maagportier
kringspier die de uitgang van de maag af kan sluiten
55
twaalfvingerige darm
orgaan dat voedselbrij vermengt met gal en alvleessap
56
lever
orgaan dat gal produceert
57
gal
verteringssap dat grote vetdruppels in kleinere druppeltjes verdeelt
58
galblaas
orgaan dat dient als tijdelijke opslagplaats voor gal
59
galbuis
buis waardoor gal van de galblaas naar de twaalfvingerige darm wordt vervoerd
60
emulgeren
het verdelen van grote vetdruppels in kleinere vetdruppels
61
alvleessap
verteringssap met verschillende enzymen die zorgen voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten
62
alvleesklier
klier die alvleessap produceert
63
wat ligt er in de dunne darm
darmsapklieren die darmsap produceren
64
dunne darm
orgaam waar via de darmwand verteringsproducten worden opgenomen in het bloed
65
de dunne darm is
geplooid
66
wat ligt er op de darmplooien
darmvlokken
67
wat liggen er in de darmvlokken
bloedvaten
68
waarom gaat de opname van stoffen heel snel
omdat het oppervlak van de darmwand groot is
69
de dunne darm mondt uit in de
dikke darm
70
wat ligt er vlak onder de dikke darm
de blinde darm
71
welke uitstulping zit er aan de onderkant van de blinde darm
appendix
72
cellucose
een koolhydraat dat moeilijk te verteren is
73
waar zit cellucose in
in celwanden van plantaardig voedsel
74
wat ontstaat er bij de vertering van cellucose
glucose
75
endeldarm
orgaan waar onverteerde voedselresten tijdelijk worden opgeslagen
76
anus
kringspier die de endeldarm afsluit
77
ontlasting
het legen van de endeldarm
78
de schijf van vijf
elk productgroep heeft voordelen voor je gezondheid en levert een belangrijkste voedingsstof
79
groen: van schijf van vijf
vooral vitaminen
80
geel: van schijf van vijf
vooral vetten
81
roze: schijf van vijf
vooral eiwitten
82
oranje: van schijf van vijf
vooral koolhydraten
83
blauw: van schijf van vijf
vooral water
84
wat zit er in vetten: van schijf van vijf
vitaminen die oplosbaar zijn
85
waaruit bestaan de grote vakken van de schijf van vijf
plantaardige voedingsmiddelen
86
5 adviezen voor gezonde voeding
1. veel groente en fruit: groen 2. zachte en vloeibare vetten: geel 3. meer plantaardig, minder vlees: roze 4. vooral volkoren: oranje 5. dorstlessers zonder suiker: blauw
87
de hoeveelheid energie wordt aangegeven in
kilojoule
88
wat is een ander eenheid voor de energie in voedsel
kilocalorie
89
hoe kun je de eenheden (kilojoule en kilocalorie) naar elkaar omrekenen
1 kcal = 4,2 kj
90
wanneer neemt je energie behoefte toe
als je in de groei bent
91
wanneer neemt je energie behoefte af
bij ouderen
92
wanneer blijft je gewicht gelijk
als de hoeveelheid energie die je opneemt gelijk is aan de hoeveelheid energie die je verbruikt
93
bij overgewicht en obesitas:
- is er teveel vet in het lichaam | - ze hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten en op diabetes
94
bij ondergewicht:
- het lichaam gebruikt eerst reserverstoffen uit vet- en spierweefsel - kan een gevolg zijn van ondervoeding
95
gezonde manieren om aan je gewicht te werken: afvallen
1. eet normale hoeveelheden en beweeg meer 2. als je een tussendoortje neemt, kies er dan een met weinig vet en koolhydraten 3. eet alleen de aanbevolen hoeveelheden: meer fruit, meer brood, meer groente, minder vlees en kaas 4. eet van de aanbevolen hoeveelheden alleen de kleinste hoeveelheid 5. eet helemaal geen tussendoortjes, drink wel voldoende water of thee zonder suiker
96
gezonde manieren om aan je lichaam te werken: aankomen
1. eet op vaste tijden, minimal drie maaltijden per dag 2. probeer stap voor stap meet te eten. Neem de tijd en kauw goed 3. beweeg voldoende en eet producten met veel eiwitten. Dit helpt om de spieren op te bouwen 4. neem wat extra vet, zoals vetter vlees, volle melk, en 48+ kaas. Ook noten, avocado en vette vis zijn geschikt 5. eet voldoende voedingsvezels, deze zijn nodig voor een goede darmwerking
97
eetstoornis
stoornis waarbij iemand constant in het hoofd bezig is met eten en de invloed daarvan op het lichaam
98
anorexia nervosa
eetstoornis waarbij mensen extreem weinig eten en afvallen
99
boulimia nervosa
eetstoorins met eetbuien, waarna het voedsel wordt uitgebraakt en laxeermiddelen worden gebruikt
100
eetbuistoornis
eetstoornis met eetbuien, waarbij niet wordt gebraakt of een laxeermiddel wordt gebruikt
101
oorzaken van eetstoornissen
- beinvloed worden door je cultuur of de media - nare gebeurtenissen in je leven - een gevoel van controle willen hebben - faalangst of perfectionisme - ontevreden zijn over jezelf of je uitelijk
102
voedselvergiftiging
afweerreactie die ontstaat door het eten van voedsel dat is besmet met giftige stoffen
103
salmonella
bacterie die giftige afvalstoffen produceert
104
waar komt salmonella vooral voor
in dieren zoals kippen en varkens
105
conserveren
voedsel behandelen zodat het niet bederft
106
voorbeelden van conserveren
- invriezen - pasteuriseren - steriliseren - drogen
107
methodes van conserveren:
- invriezen - pasteuriseren - steriliseren - vacuum verpakken - gasverpakken - drogen - conserveermiddelen toevoegen - doorstralen
108
invriezen
temperatuur verlagen naar -20 °C of lager, bacterien zijn niet actief
109
pasteuriseren
verhitten tot 72 °C, waardoor de meeste bacterien en schimmels doodgaan
110
steriliseren
verhitten tot 130-140 °C, waardoor alle bacterien en schimmels doodgaan
111
vacuumverpakken
alle lucht wordt uit de verpakking gezogen
112
gasverpakken
in de plastic verpakking zit geen lucht, maar een mengsel van gassen, zoals koolstofdioxide, zuurstof, stikstof
113
drogen
door al het water een voedingsmiddel te ontrekken, kunnen bacterien en schimmels niet voortplanten
114
conserveermiddelen toevoegen
suiker, zout, zuur, stikstof of sulfiet toe voegen, worden de leefomstanidgheden voor bacterien en schimmels ongunstig
115
doorstralen
voedingsmiddelen worden doorstraald met radioactieve stralen. Doorstralen mag alleen als er een grote kans is op ziekteverwekkende bacterien of schimmels, zoals kip
116
additieven
stoffen die zijn toegevoegd aan voedingsmiddelen, zoals suiker, azijn en zout
117
planteneter
zoogdier dat alleen planten eet
118
vleeseter
zoogdier dat alleen dieren eet
119
alleseter
zoogdier dat planten en dieren eet
120
herbivoren
- planteneter - hebben een lang darmkanaal in verhouding tot hun lichaamslengte, is nodig om de celwanden van plantencellen te verteren - hebben plooikiezen en vaak geen hoektanden
121
carnivoren
- vleeseter - hoeven geen celwanden van planten te verteren - hebben een kort darmkanaal in verhouding tot hun lichaamslengte - hebben knipkiezen - de bovenkaak is breder dan de onderkaak, zodat de kiezen langs elkaar glijden zoals bij een schaar
122
omnivoren
- alleseter - de lengte van het darmkanaal in verhouding tot het lichaam is middelang - hebben knobbelkiezen en meestal hoektanden en snijtanden
123
redenen om minder vlees te eten
- respect voor dieren - zorg voor de gezondheid - geloofsovertuiging - zorg voor het millieu - de werldvoedselsituatie - de prijs
124
waarom is minder vlees eten beter voor je gezondheid?
door vlees te vervangen door peulvruchten en noten, verlaag je het risico op chronische ziekten
125
waarom is minder vlees eten goed voor het millieu
- minder uitstoot van broeikasgassen | - minder water nodig om voedsel te produceren
126
vegetariers
eten geen vlees en soms ook geen vis
127
veganisten
gebruiken helemaal geen dierlijke producten, dus ook geen melk, eieren of kaas
128
flexitariers
eten af en toe wel vlees, maar niet elke dag
129
producten die vlees in de maaltijd kunnen vervangen:
- peulvruchten - tofu - kaas - eieren - vleesvervangers
130
in vleesvervangers moet extra veel voorkomen:
- ijzer: omdat het lichaam ijzer uit plantaardige voedingsmiddelen minder goed opnemen - vitaminen B12: omdat dit vrijwel niet voorkomt in plantaardige voedingsmiddelen
131
productinformatie
informatie over de inhoud van een voedingsmiddel
132
productiecode (partijcode)
code die weergeeft waar en wanneer een product gemaakt is
133
estimatie
engels woord voor schatting en de betekenis van de letter ‘E’ op een verpakking
134
THT-datum
ten minste houdbar tot-datum: tot en met die datum garandeert een fabrikant de kwaliteit van een product. Na de THT-datum kun je het product vaak nog wel veilig eten.
135
TGT-datum
te gebruiken tot- datum: dit is de laatste dag waarop je een product nog veilig kunt eten of drinken
136
bewaarvoorschrift
beschrijving waarin staat hoe je een product moet bewaren
137
ingredient
grondstof in een product
138
E-nummer
code die een additief krijgt als het geen gevaar oplevert voor de gezondheid
139
waar zijn additieven van een E-nummer toegestaan
alle landen van europa
140
waar zijn additieven toegestaan als ze alleen een nummer hebben
slechts in enkele landen
141
voedingswaarde
hoeveelheid energie, vetten, eiwitten, koolhydraten en zout die een product bevat