W2 Determinanten van gezondheid en lichaamsfuncties Flashcards

(41 cards)

1
Q

Wat zijn de drie hoofdcategorieën van determinanten van gezondheid?

A

Persoonsgebonden factoren, leefstijlfactoren, omgevingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke ziekten worden beïnvloed door leefstijl?

A

Kanker, hart- en vaatziekten, diabetes type 2, COVID-19.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de invloed van roken op gezondheid?

A

Roken is een van de grootste risicofactoren voor kanker; 35% van de gevallen kan worden voorkomen door een gezondere leefstijl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke rol spelen ouders in de gezondheid van hun kinderen?

A

Ouders beïnvloeden gezondheid via opvoedingsstijl en campagnes zoals ‘Voorkom alcoholschade bij uw opgroeiende kind’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke overheidsmaatregelen beïnvloeden de beschikbaarheid van ongezonde producten?

A

Accijnsverhogingen en verkoopbeperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom hebben mensen met een lage SES vaak een slechtere gezondheid?

A

Slechtere leefomstandigheden, minder toegang tot zorg, ongezonde leefstijl, lagere opleiding en inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat stelt de sociale leertheorie van Bandura?

A

Deze theorie benadrukt dat mensen leren door observatie en imitatie van anderen, vooral als de gevolgen van gedrag positief of negatief zijn. Het centrale concept is self-efficacy (zelfeffectiviteit), oftewel het vertrouwen in het eigen kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie componenten van het COM-B model?

A

Het COM-B-model benadrukt dat gedragsverandering afhankelijk is van de interactie tussen de capaciteit van een persoon, de kansen die zij hebben, en hun motivatie om een bepaald gedrag uit te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke strategieën helpen bij gedragsverandering?

A

Nudging, bewustwording, motivatie vergroten, sociale steun, normatieve feedback.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de voordelen van bewegen?

A

Vermindert risico op beroerte, borstkanker, diabetes type 2, depressie, verbetert botdichtheid en bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de beweegrichtlijnen voor volwassenen?

A

Minimaal 150 minuten matig-intensieve beweging + 2x per week spierversterkende activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom bewegen sommige risicogroepen minder?

A

Jongeren door schermgebruik, ouderen vanwege gezondheidsproblemen, mensen met een lage SES door financiële en sociale drempels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de belangrijkste richtlijnen voor gezonde voeding?

A

Meer plantaardig eten, minstens 200g groente en fruit per dag, minder rood vlees, suikerhoudende dranken en alcohol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke interventies stimuleren gezonde voeding?

A

JOGG, Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI), SMARTsize-methode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het doel van de Self-Determination Theory?

A

Motivatie wordt beïnvloed door autonomie, competentie en sociale verbondenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan nudging gezond gedrag bevorderen?

A

Door de keuzearchitectuur aan te passen, zoals gezonde producten prominenter plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke gedragsmodellen verklaren gedragsverandering?

A

Sociale Leertheorie, Health Belief Model, Stages of Change Model, Self-Determination Theory, COM-B Model.

18
Q

Wat zijn Gecombineerde Leefstijlinterventies (GLI’s)?

A

Biedt advies over voeding, bewegen en gedragsverandering.

19
Q

Wat doet de SMARTsize-methode?

A

Helpt bij portiecontrole.

20
Q

Wat constateert het Health Belief Model (HBM)?

A

Selt dat mensen gezondheidsgerelateerd gedrag veranderen op basis van hun percepties van risico en voordelen. Dit model benadrukt de waargenomen ernst van een probleem, de kwetsbaarheid van de persoon, en
de barrières en voordelen van gedragsverandering.

21
Q

Wat constateert het Elaboration Likelihood Model (ELM)?

A

Het Elaboration Likelihood Model (Petty & Cacioppo) beschrijft twee manieren waarop mensen overtuigingen en attitudes kunnen veranderen:
1. Gedetailleerde en kritische verwerking van informatie,
vaak wanneer mensen gemotiveerd zijn om goed na te denken over de boodschap.
2. Oppervlakkige verwerking, beïnvloed door externe
factoren zoals de bron van de boodschap (bijvoorbeeld een aantrekkelijke spreker).

22
Q

Wat is een determinant?

A

Factoren die (on)gezondheid beïnvloeden. Het gaat daarbij om risicofactoren, maar ook om factoren die de gezondheid bevorderen.

23
Q

Wat zijn endogene determinanten?

A

Endogene determinant = Ligt besloten in het lichaam, de constitutie van een individu. De genen en de kwetsbaarheid voor bepaalde aandoeningen zijn erfelijk of wordt verwerft later in het leven. (Hoge bloeddruk, hoge glucosewaarden etc.)

24
Q

Wat zijn exogene determinanten?

A

Ligt buiten het lichaam. (Gedrag, leefstijl en invloeden
uit de sociale en fysieke omgeving.)

25
Wat is de utiliteitsvisie?
Een mens zal alle opties overwegen en vervolgens vooral keuzes maken die het meeste voordeel of nut opleveren (utility). De mens wordt gezien als rationele beslisser.
26
Wat zijn de twee systemen in het brein?
1. Impulsieve systeem (systeem 1) = Snel, automatisch en onbewust. Gedrag gestuurd door het impulsieve systeem komt direct voort uit prikkels uit de omgeving. (Voordeel op korte termijn.) 2. Reflectieve systeem (systeem 2) = Rationeel en bewust. Wanneer het reflectieve systeem gedrag aanstuurt, gaat er een overweging vooraf aan deze keuze. Hierdoor kunnen impulsen onmiddellijk worden bijgesteld.
27
Wat wordt bedoeld met cognitieve/mentale bandbreedte?
Het gevoel van schaarste leidt tot keuzes die meer voordeel hebben op korte termijn dan de lange termijn. Het impulsieve systeem wint.
28
Wat is doelgedrag?
Het gewenste gedrag.
29
Wat is het ASE-model en waar bestaat het uit?
Het ASE-model richt zich op de drie belangrijkste factoren die gedrag beïnvloeden: 1. Attitude: Hoe iemand denkt over het gedrag (bijvoorbeeld of het als positief of negatief wordt ervaren). 2. Sociale invloed: De impact van anderen (bijvoorbeeld vrienden, familie) op gedrag. 3. Eigen Effectiviteit: Het vertrouwen in het eigen vermogen om het gedrag succesvol uit te voeren.
30
Hoe wordt het ASE-model toegepast?
Dit model wordt vaak gebruikt in gezondheidspsychologie om interventies te ontwerpen die gericht zijn op het veranderen van attitudes, sociale invloeden of het vergroten van zelfeffectiviteit (bijvoorbeeld bij stoppen met roken of gezond eten).
31
Hoe wordt de sociale leertheorie toegepast?
Deze theorie gebruikt worden voor het bevorderen van gedragsverandering door het inzetten van rolmodellen of het versterken van zelfvertrouwen.
32
Hoe wordt het HBM-model toegepast?
Het model wordt vaak gebruikt in gezondheidscampagnes, bijvoorbeeld om mensen te overtuigen zich te laten vaccineren of hun gedrag (zoals roken of ongezond eten) te veranderen door hen bewust te maken van de risico’s en voordelen van veranderingen.
33
Hoe wordt het ELM-model toegepast?
Dit model wordt toegepast in communicatie- en marketingstrategieën, bijvoorbeeld in gezondheidsvoorlichting, waarbij afhankelijk van de betrokkenheid van het publiek (centrale of perifere route) de boodschap anders gepresenteerd wordt.
34
Wat is het Stages of Change Model en waar bestaat het uit?
Beschrijft gedragsverandering als een proces dat in verschillende fasen verloopt: 1. Precontemplatie: De persoon heeft geen intentie om het gedrag te veranderen. 2. Contemplatie: De persoon overweegt verandering. 3. Preparatie: De persoon bereidt zich voor op verandering. 4. Actie: Het gedrag wordt daadwerkelijk veranderd
35
Wanneer wordt het Stages of Change Model gebruikt?
Dit model is nuttig in interventies waar het belangrijk is te begrijpen in welke fase iemand zich bevindt, zodat de juiste ondersteuning kan worden geboden. Het wordt veel gebruikt bij bijvoorbeeld stoppen met roken of gewichtsverlies.
36
Wat zijn de belangrijkste fasen van het I-Change model?
1. Bewustwording (precontemplatie) 2. Motivatie (contemplatie) 3. Intentie 4. Actie 5. Volhouden
37
Wat zijn de 5 gedragslenzen?
1. Gewoontes en impulsen 2. Weten en vinden 3. Zien en beseffen 4. Willen en kunnen 5. Doen en blijven doen
38
Wat is landscaping/nudging?
Mensen subtiel beïnvloeden door de omgeving of de manier waarop keuzes gepresenteerd worden te veranderen, zonder hen hun vrijheid af te nemen.
39
Wat is reactance?
Wanneer mensen zich verzetten tegen pogingen om hun vrijheid te beperken, wat kan leiden tot tegenovergesteld gedrag.
40
Wat is fear appeal?
Angst gebruiken om mensen aan te zetten tot gedragsverandering door dreigingen van negatieve gevolgen te benadrukken.
41
Wat wordt bedoeld met kleine stappen en implementation intentions?
Het stellen van haalbare, kleine doelen en het ontwikkelen van concrete plannen om die doelen te bereiken.