WDD - week 2 Flashcards

(101 cards)

1
Q

Hogere orde cerebrale functies

A

efficient interacteren met omgeving (door concentratie, geheugen en zelfregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prefrontale cortex onderdelen

A

orbitofrontale cortex
Laterale prefrontale cortex
Mediofrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

orbitofrontale cortex functie

A

regulatie gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Laterale prefrontale cortex functie

A

plannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mediofrontale cortex functie

A

initieren gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarmee wordt een stoornis in de regulatie geassocieerd?

A

Sociaal overschrijdend/egoistisch gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarmee wordt een stoornis in de initiatie geassocieerd?

A

Apathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee wordt een stoornis in de planning geassocieerd?

A

Chaotisch gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee wordt een stoornis in het uitvoeren/overzicht geassocieerd?

A

apraxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is nodig om zo veel mogelijk dieren op te noemen

A

aandacht, concentratie, taal, geheugen (kennen van dieren), handelen (strategie zoals een categorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de reden dat je niks herinneren na zuipen maar wel naar huis kan fietsen

A

door effect alcohol op hippocampus – aantasten anterograad episodisch geheugen (deel expliciet geheugen). Impliciet geheugen is intact en daardoor kon hij nog wel fietsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

impliciete geheugen

A

vorm van het langetermijngeheugen waarbij er niet direct sprake is van bewuste beleving van of toegang tot opgeslagen kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

expliciete geheugen

A

vorm van het langetermijngeheugen waarbij men opgeslagen kennis bewust kan beleven of oproepen.
episodisch + semantisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

episodisch geheugen

A

voor persoonlijke gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

semantisch geheugen

A

voor betekenissen, begrippen en feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Split brain patiënt met links dominante hemisfeer

A

kan woorden van rechts nog uitspreken en een woord van links nog tekenen. Zal bij plaatje links gezicht zeggen en rechts fruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Prosopagnosie

A

onvermogen gezichten te herkennen, meestal door beschadiging gyrus fusiformis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verschil neglect en hemianopsie:

A
  • Neglect: schade aan parietale cortex, aandachtsstoornis, kan somatosensorisch
  • Hemianopsie: schade aan tractus retrochiasmale optische banen, visuele stoornis, patiënt is bewust van deze stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Alzheimer oorzaak

A

eerst hippocampus door tangle aangetast door amyloid en tau, daarna plaques in cortex
Ook te vinden in lewy en frontotemporal

Senile plaques (app laat amyloid b vrij, niet meer gereguleerd en plakt aan elkaar) en neurofibrular tangles (normaal tau in axon, in alzheimer losgelaten, plakken aan elkaar, soma valt uit elkaar) in alzheimer, 10-15 jaar voor symptomen. Tangle eerst in hippocampus, dan door brein. Plaque eerst in cortex, dan hippocampus, dan rest brein. Oligomeren waarschijnlijk al eerder aanwezig in presynaps.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Lewy body dementia symptomen en oorzaak

A

eerst concentratieproblemen, dan pas geheugen en bewegen.
aanbranden, slaapprobleem, hallucinaties, parkinsonlike, verlies herinneringen, moeite nieuwe dingen leren. progressief en verschilt van dag tot dag

Oorzaak niet goed bekend. Afla synuclein verkeerd gevouwen en vormt lewy bodies in neuronen. Ook gevonden in MSA en parkinson. Eerst cognitief (zoals alzheimer), daarna motor (zoals parkinson maar mild), daarna mogelijk slaapproblemen. Behandelen zoals levodopa tegen motorsymptomen en donepezil (alzheimers medicatie) tegen cognitieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vasculair dementie symptomen

A

na stroke of slechte aderen, destinct steps,
spreken, denken, plannen/handelen en aandacht verstoord

op een na meest voorkomend. Block/lek geeft een stroke, daarmee schade aan hersenen. Kan vasculaire dementie geven. Soms een stroke genoeg – post stroke dementia. Kan ook multi infarct dimentia zijn. Step like afname, niet zoals bij alzheimer. Vooral smallvessle disease vaak voorkomend. Daarmee gradueel afname functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe kun je bewustzijn indelen?

A

waarnemen verwerken respons of

in niveau (wakker, korte aandacht, slaap, moeilijk wekbaar, coma) en inhoud (waarneming, emotie, taal, motoriek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Delier

A

patiënt heeft wisselende aandacht met gestoorde inhoud van bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ascending reticular arousal systeem (ARAS) ligging

A

posterieur (achteraan) in pons/mesencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Normaal bewustzijn signaal
vanuit hersenstam via thalamus naar schors, en zo via zelfde route terug
26
Oorzaken in de hersenstam die kunnen zorgen voor een verlaagd bewustzijn
bloeding, infarct, maligniteit, verdrukking door hemisferale laesie (inklemming, herniatie)
27
Oorzaken in de thalamus die kunnen zorgen voor een verlaagd bewustzijn
infarct, sinustrombose
28
Oorzaken in de hersenschors die kunnen zorgen voor een verlaagd bewustzijn
metabole stoornis, hypoxie, intoxicatie, medicatie, diffuse traumatische schade, epileptisch insult, encefalitis, meningitis
29
EMV score samenstelling
Ogen spontaan/aangesproken/pijnprikkel/niet open Motor: opdracht uitvoeren/pijn localiseren/ normale pijnreactie/pathologisch buigen pijn/strekken bij pijn/geen reactie pijn Verbaal: georienteerd/ verward/ enkele woorden/ kreunen/ geen
30
DBS werking, wat verbeterd, stappen
neurostimulator met elektrische pulsen blokkeren signalen hersenen, signalen per patiënt ingesteld. Vergelijkbaar met beste on moment bij medicatie. Stijfheid en overbewegelijkheid beter, maar slechte spraak en evenwicht niet beter. 4-6 maanden elke twee weken terug om af te stellen. Daarna 6 maanden gedragstherapie. Eerste fase is orientatie (is patiënt geschikt), ook subcutane apomorfine of maagsonde dopamine overwogen. Daarna afspraak poli met klachten, LO en toelichting verloop traject. Vervolgonderzoek door opname 1-2 dagen in ziekenhuis, MRI gedaan, bloedonderzoek, hartfilmpje, anesthesioloog. Dan behandeling van 4 uur om elektrodes te plaatsen. Steotactisch frame gebruikt om exacte plek elektrode te vinden. Na de operatie snel herstel, dag na operatie naar huis, herstart medicatie en DBS pas na enkele weken aan zetten. eerste instelling gebeurt tijdens dagopname, dan jaarlijkse batterijcontrole.
31
Apomorfine gebruik
kan via spuitpen in off periode, tussendoor andere medicaite mogelijk. Via pomp continu kan ook, moet elke dag schoongemaakt. Begin kan misselijkheid ontstaan. Soms pijnlijke huid, daarvoor zalf of andere naald. Levodopagel kan via neus gegeven, zonder andere medicatie.
32
DBS bij welke bewegingsstoornissen
* Parkinson * Essentiele tremor * Dystonie * Chorea
33
wanneer komen parkinson patienten in aanmerking voor DBS?
veel wisselingen in klachten motoriek zijn - vaak off momenten, minder diepe off momenten. Geeft minder overbewegelijkheid en minder medicatie noodzaak
34
fases naar de behandeling van DBS toe
orientatie (is patiënt geschikt), ook subcutane apomorfine of maagsonde dopamine overwogen. afspraak poli met klachten, LO en toelichting verloop traject. Vervolgonderzoek door opname 1-2 dagen in ziekenhuis, MRI gedaan, bloedonderzoek, hartfilmpje, anesthesioloog. Behandeling van 4 uur om elektrodes te plaatsen. Steotactisch frame gebruikt om exacte plek elektrode te vinden. Na de operatie snel herstel, dag na operatie naar huis, herstart medicatie en DBS pas na enkele weken aan zetten. eerste instelling gebeurt tijdens dagopname, dan jaarlijkse batterijcontrole.
35
hoeveel procent van de patiënten met psychische klachten komt bij de huisarts
90%
36
hoeveel procent van de patiënten op psychiatrische afdeling hebben een somatische ziekte
20%
37
hoeveel procent van de patiënten op somatische afdeling hebben psychiatrische stoornissen?
50% bij oudere patiënten rond 95%
38
welke psychische klachten komen vaak voor bij cushing?
50-70% depressief, 12-79% angstklachten en 3% hypomanisch
39
comorbiditeit bij urineweginfecties
delier komt door de somatische aandoening zelf
40
comorbiditeiten bij schizofrenie
DM2 door de somatische complicaties die komen bij het behandelen van de psychiatrische aandoening
41
comorbiditeiten bij hart en vaatziektes
depressie door simvastatine en de ziekte zelf
42
comorbiditeiten bij depressie
hart en vaatziektes door gewichtstoename bij TCAs en geleidingsstoornissen en daarnaast ook door de ziekte zelf
43
middelen die van invloed zijn op soma en psyche
endocrinologische mechanismen, immunologische mechanismen, leefstijl, genetisch, omgeving
44
PCD
doet consulten op somatische afdelingen. Verder grens tussen soma en psyche: delier, aanpassingsstoornis, stoornissen in middelengebruik, depressieve stoornis, proactief en screening.
45
MPU
multdisciplinair en diagnosticeerd bij soma psyche comorbiditeit met complexe somatische/psychische aandoeningen
46
PAAZ
de psychiatrische afdeling waar bepaalde behandelingen, ernstige bipolaire en depressieve stoornissen met somatisch-psychiatrische comorbiditeit komen
47
Somatisch symptoomstoornis definitie, indeling, oorzaak, behandeling
fysieke klachten onverklaard voor meer dan 6m. Vaak pijn. Lastig behandelbaar. Heeft vaak ook cognitieve component: denken aan zorgen maken, angst – dit ook vaak basis voor beoordelen ziekte. Mild als er maar een cognitief symptoom is, gemiddeld bij 2 of meer, erg bij 2 of meer cognitief en meerdere fysieke symptomen of een erg fysiek symptoom. Oorzaak was vroeger stress of extreme gevoeligheid voor lichamelijke verandering. Behandelen is verminderen cognitieve symptomen, vaak met cognitieve gedragstherapie.
48
Secundaire ziektewinst
baat hebben bij de ziekterol
49
FNS definitie, behandeling, waarop afwijking te zien
motorische/sensorische functie niet goed, maar niet neurologish verklaarbaar Eerst patiënt naam vertellen, dan vertellen dat het veel voorkomt en behandelbaar is, laten zien welke test afwijkend is, niet aannames doen over wat het kan zijn, geschreven info geven Afwijkend mri te zien vaak qua activatie. Rechter tempopareitale junction minder actief en minder communicatie daartussen en tussen motor/sensitieve cortex
50
nagebootste stoornis
patient faket naar dokter en omgeving ziekte. Symptomen hangen samen met iets van eerder of iets uit omgeving. Het is anders dan simulatie; hierbij doet de patient alsof om geld/aandachtte krijgen
51
LAATSTE ZSA EN COLLEGES HIER
jo
52
welke soorten geheugen behoren tot het expliciete geheugen?
werkgeheugen somantisch geheugen episodisch geheugen
53
welke soorten geheugen behoren tot het episodisch geheugen
anterograad en retrograad
54
Expliciet geheugen
dingen die je specifiek kunt benoemen
55
werkgeheugen
voor heel kort dingen onthouden
56
Semantisch geheugen
parameters deduceren tot appel/huilen etc, ook herkennen gezichten
57
anterograad episodisch geheugen
korte termijn
58
retrograad episodisch geheugen
lange termijn
59
Impliciet geheugen
dingen die je door leren kunt (vaardigheden)
60
welke hersenonderdelen zijn nodig voor het antrograde/werk geheugen?
Hippocampus, amygdala via fortex en corpus mammilaria, daarna naar cortex.
61
welke hersenonderdelen zijn nodig voor het retrograde geheugen?
niet hippocampale systeem zoals bij antrograde betrokken, alleen hersenschors Amygdala en hippocampus met 3 gebieden betrokken in cortex: temporaal auditief, parietaal spatieel en occupitaal visueel
62
Testen van impliciet geheugen:
praxis (zoals typen)
63
testen van expliciet geheugen
ik ga op reis en neem mee
64
testen van episodisch geheugen
gebeurtenissen uit leven (anterograad en retrograad)
65
Testen van semantisch geheugen
herkennen objecten
66
met welke test worden alle soorten geheugen getest?
MOCA
67
welke aandoeningen tasten het werkgeheugen aan?
– Delier – Contusio cerebri – Syndroom van Korsakov – Ziekte van Alzheimer
68
wat nodig voor de diagnose dementie
* Desorienteatie in tijd, plaats en persoon * Tenminste een van deze 5: afasie, agnosie, apraxie, stoornis in executieve functies, aandachtsstoornis * Langzaam progressief * Beperking dagelijks leven
69
alzheimer leeftijd en verloop
* Bij 1% van 65 j * Bij 20% bij 85 j * Vroeg: anterograde amnesie, desorientatie, lichte afasie, orientatie, visuospatiele stoornis * Laat: retrograde, semantische stoornis, Apraxie, Ruimtelijk, Prosopagnosie, Wenen en hallucinaties geen aanvullend onderzoek nodig!
70
Vasculaire dementie ontwikkeling en diagnose
* Acuut en stapsgewijs * Vasculaire risicofactoren * Subcorticaal: traagheid, apathie, executieve functies * Diagnose met scan
71
Frontotemporale dementie leeftijd, kenmerken, diagnose
* Tussen 45 en 65j begin * Persoonlijkheidsverandering/gedragsstoornis of taalstoornis * Familiair voorkomen in 40% * Mutaties in tau, GRN of C9orf-gen * Pathologie heterogeen: tau, TDP-43, FUS * Diagnose: heteroanaamnese, PET scan mogelijk
72
FTD gedragsvariant
algemeen: Verandering, sociaal gedrag, taal of bewegen, geheugen relatief intact! tussen 45 en 65 40% familiair (Tau, TDP43, FUS) verloop verschilt per persoon * Apathie: initiatiefarmoede, onverschillig, sociaal terugtrekken, geen inzicht * verlies van sympathie of empathie * Ontremming: rusteloosheid, prikkelbaarheid, euforie, inadequate grappen, impulsiviteit * Stereotiep-dwangmatig gedrag: ongedurigheid, vaste rituelen, standaardzinnen, stereotiepe taal of handelingen * Hyperoraliteit * Gestoorde executieve functies ook taalvariant
73
Dementie met lewy lichaampjes (DLB) kenmerken
* Dementie met name visuospatieel en executief * Fluctuaties in cognitie en alertheid * Hallucinaties (visueel) * Gering parkinsonisme
74
FTD - diagnose
* Veel overlap met psychiatrische aandoeningen * Heteroanamnese is belangrijk * Aanvullende testen en onderzoek kunnen normaal zijn * FDG PET scan: vaak frontotemporaal hypometabolisme * MRI-Hersenen: frontotemporale atrofie
75
Delier
Vrij plost ontstane, wisselende, gestoorde aandacht, desorientatie, hallucinaties, verstoord slaap waak ritme, angst en motorische onrust
76
77
Leerpunt frontaal meningeoom
* Prominente gedragsstoornis reden voor MRI hersenen om tumor uit te sluiten * Opvallend weinig uitval bij langzaam groeiende frontale processen * Behandelbaar door resectie tumor * MMSE is niet sensitief voor frontale problematiek
78
bijwerkingen natriumvalporaat
minder initiatief, traag, onzeker te been, tremor
79
wat is een bijwerking van depressie
traagheid, bewegingsstoornis, cognitieve problemen
80
Creutzveldt jakob
prionziekte (zenuw op zenuw), snel progressief, besmettelijk (daarom opletten samples) met taalstoornis, visuospatiele stoornis, hypokinesie, ataxie, myoclonieën
81
VANAF HC COMA SLAAP BEWUSTZIJN
JO
82
vorming bewustzijn afgelegde weg
reticulaire formatie (generator) – thalamus (poortwachter) – cortex (inhoud en integratie) Output via zelfde weg naar beneden
83
vanaf welke EMV wordt er gesproken van coma
onder 9
84
Niet responsief waaksyndroom
bewusteloosheid met slaap waak ritme en automatismen (openen ogen, gapen, oogbewegingen). Eigenlijk alleen bij patiënten in coma die iets beter worden
85
Minimally conscious state
bewusteloosheid met slaap waak ritme en automatismen en enige mate van interactie (oogbeweging jouw kant op bijvoorbeeld)
86
Afwijkingen van bewustzijn oorzaken
* Afwijkingen hersenstam (reticulaire formatie achterkant) geeft verminderd bewustzijn, testen van reflexen test voorkant maar toch betrouwbaar o Bloeding, infarct, maligniteit, verdrukking (inklemming, herniatie) * Afwijkingen thalamus – als beide er uit liggen dan probleem bewustzijn, een niet. Door infarct of sinustrombose * Afwijking cortex (diffuus) – metabole stoornis, hypoxie, intoxicatie/medicatie, diffuse traumatische schade, epileptisch insult, meningitis/cerebritis * Locked in syndroom – wanneer hersenstam beschadigd waardoor verlamd maar wel cognitief goed
87
locked in syndroom
probleem voorzijde pons daardoor onderbroken piramidebanen n 6 en n 7, horizontale blikcentra. Intact verticaal blikcentrum en reticulaire formatie. Output gestoord, input niet
88
oorzaken coma
10% focale structurele stamlaesie 15% focale structule hemisfeerlaesie met herniatie 5% multifocale/diffuse structurele hemisfeerlaesie 55% metabole stoornissen 25% intoxicatie 2% epilepsie 2% psychiatrisch
89
fysiologisch slaap proces
gedaald bewustzijn, met minder corticale activiteit * Minder ‘generatie’ van bewustzijn vanuit AAS * (AAS: week 2) * Verschillende slaapstadia * Groot probleem: 2/3 van NL niet tevreden met slaapkwaliteit
90
Wanneer is er sprake van een slaapstoornis? welke meest voorkomend?
* Als het interfereert met de dagelijkse activiteiten * Welke twee klachten komen het meeste voor? * Insomnie (10%) * Overmatige slaapneiging overdag (<10%)
91
Soorten slaapstoornissen
* Insomnie – door externe factoren (stress) zoals verschillende waaktijden * Slaap ademhalings – obstructief, NMZ, hersenstamziektes * Hypersomnie – narcolepsie, idiopathische hypersomnie * Slaap bewegingsstoonissen – restless legs * Para somnieen – rem slaap gedragsstoornis
92
hoeveel hersenoperaties worden gedaan per jaar, voor welke redenen vooral?
250 hersenoperaties per jaar. Binnen neuro vooral voor parkinson, binnen psychologie vooral voor OCD
93
Waar in de hersenen wordt gestimuleerd met DBS bij hyperkinetisch, parkinson, tremoren en OCD? hoe wordt geleid?
Globus pallidus voor hyperkinetisch, subthalamicus voor parkinson, thalamus voor tremoren, Cortico-striato-thalamo- corticale (CSTC) netwerk voor OCD Door gyrus heen, niet sulcus want daar zitten bloedvaten. Geluid is geleidend, hogere toon is meer weerstand is vet
94
<18e eeuw gedachtegoed, behandeling, setting, kernfiguren, idee van ziekte
gedachtegoed; oorzaak somatisch, psychisch, religieus, hekserij Behandeling: tempelsslaap of trepanatie (schedel doorboren). Heks dan brandstapel Setting: dolhuizen (door burgers opgericht, uit liefdadigheid), voor psychische, arme somatische en daklozen Te veel zwart gal -> depressie Johannes wier ging in tegen heksenjagen want bekentenis was onbetrouwbaar
95
1750-1850 gedachtegoed, sleutelfiguur, setting, kernfiguren
gedachtegoed: lichtere psychiatrie erkend,krankzinnigen moesten behandeld Behandeling: traitement morel (heropvoeding) Sleutelfiguur: philipe pinel Setting: hervormde dolhuizen (naar therapeutisch gesticht, krankzinnigenwet) William Cullen kwam met term neurose: nerveus, angst, lichte klachten, etc. werd gezien als zwak zenuwstelsel, niet als psychiatrie. Verandering kwam niet door nieuwe inzichten maar door verontwaardiging
96
1850-1900 gedachtegoed, behandeling, setting, ziektes, sleutelfiguren
gedachtegoed: neuropathologische focus, identificeren ziekte eenheden Sleutelfiguur: emil kraepelin Behandeling: heropvoeding en vrijheidsinperking Setting: onderzoek in universtiteitsklinieken Wilhem griesinger zei dat geestziektes hersenziektes waren Dementia paralytica = neurosyfilis. Kan dementie, depressie of psychose veroorzaken Emil kreaplin kwam met de term ziekte-eenheid – symptomen bij een ziekte Behandeling stond stil, gesepareerd, minder moreel. Wel steeds meer patiënten door industrialisatie en ontwrichting van gezin daardoor. Uitstoting uitmaatschappij, leefstijlverandering (alcohol en seksueel).
97
1900 - WO2 gedachtegoed, therapie, sleutelfiguur, setting, bedahchte oorzaak ziekte
1900 – WO2 Gedachtegoed: permitteren van vergaande bheandelmethode Therapie: somatisch door koortskuur (Julius Wagner Jauregg bloedinspuiten), lobotomie (Egas Moniz) en elektroconvulsie therapie Gedachtegoed: toenemend aandacht voor psychologisch en sociaal model Therapie: opkomst psychoanalyse voor hysterie en neurasthenie Sleutelfiguur: Freud Setting; opkomst ambulante zorg Eugene bleuler was invloedrijke zwitserse psychiater die dementia praecox schizofrenie heeft genoemd. Kreeg veel invloed door Adolf Meyer Neurasthenie = zenuwzwakte bedacht door george beard. Lichamelijke symptomen zoals moeheid prikkelbaarheid en pijn komen voor uit drukte in moderne leven Hysterie = baarmoeder bedacht door hippocrates en gebruikt door freud. Licahemlijke symptomen voorkomend uit psychische conflicten en onbevredigde seksuele verlangens Areie querido is van de sociale psychiatrie – psychiater zoekt patiënt op Tegelijk ook rassenhygiene – uitmoorden mensen met psychische stoornis
98
1946 – nu gedachtegoed, therapie, setting, verzet, hoogleraren
Gedachtegoed; onderzoek met aandacht meetinstrument Therapie; psychofarmaca per toeval ontdekt Setting; institutionalisering Gedachtegoed; opkomst antipsychiatrie door jan foudraine – meer praten minder pillen Sleutelfiguur; Kees Trimbos voor preventieve en sociale psychiatrie Setting; verbetering rechtspositie patiënt Meer aandacht voor effectiviteit interventies bij dienstplichtigen, vooral in engeland en amerika; oprichting intitute of healt DSM3 ontwikkeld Antipsychiatrie is protest tegen inrichtingen en therapie zoals ECT, psychofarmaca en dwangbehandeling (gezien als medische repressie). Protest tegen psychiaters omdat ze werden gezen als onderdrukkers van maatschappij. Psychiatrische ziekten als oorzaak werden ontkend. Eerste belangenbehartiger voor patiënten (pandora) opgericht. Pieter kuiper van psychoanalytische invalshoek Berthold Gersons viel terug op sociale psychiatrie Damiaan denys – neurobiologische stroming
99
somatisch symptoomstoornis DSM5
1 hiervan: a. disproportionele gedachten b. ongerustheid c. veelt tijd Niet continu, meestal persisterend = >6m Mild: 1 cognitief symptoom gemiddeld 2 of meer erg 2 of meer of meer cognitief en meerdere fysieke symptomen of een erg fysiek symptoom.
100
ziekteangsstoornis DSM5
Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte. Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig, of als dit wel het geval is, slechts in lichte mate. Als er een somatische aandoening aanwezig is of een hoog risico om een somatische aandoening te ontwikkelen (zoals wanneer een ziekte veel in de familie voorkomt) is de preoccupatie duidelijk excessief of disproportioneel. Er is een hoge mate van angst over de gezondheid, en de betrokkene is snel verontrust over de eigen gezondheidstoestand. De betrokkene vertoont excessief gezondheids gerelateerd gedrag (controleert bijvoorbeeld herhaaldelijk zijn of haar lichaam op tekenen van ziekte) of maladaptieve vermijding (vermijdt bijvoorbeeld doktersafspraken en ziekenhuizen). De preoccupatie met ziekte is minstens zes maanden aanwezig, maar de specifieke ziekte die wordt gevreesd, kan in die periode veranderen. De ziekte gerelateerde preoccupatie kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis, zoals een somatisch-symtoomstoornis, een morfodysfore stoornis, een obsessieve-compulsieve stoornis of een waanstoornis, somatische type.
101
functionele symptoomstoornis DSM5
Een of meer symptomen van veranderingen in de willekeurige motorische of de sensorische functies. Uit klinisch onderzoek blijkt dat het symptoom incompatibel is met een bekende neurologische of andere somatische aandoening. Het symptoom of de deficiëntie kan niet beter worden verklaard door een soamtische of psychische stoornis. Het symptoom of de deficiëntie veroorzaakt in klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen, of behoeft somatisch onderzoek. Vervolgens specificeren op 3 manieren: - type symptoom of uitvalsverschijnsel - acuut of persisterend - met of zonder psychische stressor