WDD3 - week 4 Flashcards
(142 cards)
persoonlijkheidsstoornissen clusters:
- cluster A: zonderling (paranoïde, schizoïde, schizotypisch);
- cluster B: dramatisch (antisociaal, borderline, histrionisch, narcistisch);
- cluster C: angstig (vermijdend, afhankelijk, dwangmatig).
korte neuropsychiatrische screeningstesten
Direct herhalen van een telefoonnummer - aandachtsstoornis
Oriëntatie in tijd en plaats - desorientatie
Enkele minuten onthouden van drie woorden - kortetermijngeheugen
Overeenkomst tussen roos en tulp, fiets en trein/betekenis spreekwoorden - abstractievermogen
Opsommen van meer dan tien dieren in één minuut - stoornis in executieve functies
Schrijven van een zin - dysgrafie
Tekenen van een klok - stoornis visuospatieel/constructieve apraxie
Somnolent
Doezelt weg maar antwoordt wel op krachtig aanspreken
Soporeus
Antwoordt niet maar voert wel eenvoudige opdrachten uit
vernauwd bewustzijn
Is geconcentreerd op een bepaalde ervaring en is afgeslo
ten voor prikkels van buitenaf
hypovigliteit
Reageert niet, of traag en kort
hypervigliteit
Is overmatig oplettend, reageert snel op nieuwe prikkels
hypotenaciteit
Raakt de draad kwijt bij langere antwoorden; cijferreeks
van vijf à zeven cijfers direct herhalen mislukt
ideomotorische apraxie
Kan niet net doen alsof hij wuift, salueert, een lucifer
afstrijkt of een kam of sleutel gebruikt
confabulaties
Verzint onbewust feiten over situaties of gebeurtenissen die hij zich niet kan herinneren vanwege een amnesie
Vergeet vroegere gebeurtenissen
Dissociatieve amnesie
Kan zich belangrijke persoonlijke ervaringen van psychotraumatische aard niet herinneren
Decorumverlies
Houdt zich niet aan de sociale gedragsregels die gebruikelijk zijn voor de situatie en voor hemzelf
Verminderd abstractievermogen
ziet geen overeenkomst tussen woorden
circumlocutie
Gebruikt vage en omslachtige omschrijvingen
afasie
Kan niet goed spreken of gesproken taal begrijpen
beperking in theory of mind
Kan het gedrag van een ander niet begrijpen in relatie tot
gedachten , gevoelens en motieven van die ander
derealisatie
Heeft een gevoel alsof de omgeving niet echt is
neologismen
Gebruikt zelfbedachte woorden met een eigen betekenis
alogie
Zegt weinig, of zegt weinig met veel woorden
tangentialiteit
Antwoordt langs de vragen heen
Ontsporing
Onderbreekt eigen verhaal met irrelevante, onbegrijpelijke opmerkingen
overwaardige denkbeelden
Heeft allesbeheersende irrationele ideeën
preoccupatie
Kan een overtuiging ofkrachtig verlangen niet loslaten
rumineren
Overpeinst , wikt en weegt voortdurend een al dan niet
reëel probleem, zonder dat een constructieve oplossing
wordt bereikt