Wee 12 Flashcards

(52 cards)

1
Q

Over welke 2 dingen heb je het bij wetenschap?

A
  • kennis
  • methode: om tot betrouwbare kennis te komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is wetenschappelijke kennis?

A

niet de waarheid maar kennis die betrouwbaar is –> hoogst waarschijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer is kennis wetenschappelijk?

A

als het via een wetenschappelijke methode verkregen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke aspecten kennen we in de huidige wetenschap?

A
  • empirisch bewijs: proef ondervinderlijk. –> moet waarneembaar, herhaalbaar en meetbaar zijn
  • logisch redeneren: moet je leren want wij hopen, willen en voelen
  • kritische houding: contstand nadenken en open staan voor nieuw bewijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke stappen bestaat de wetenschappelijke methode?

A
  • zinvolle vraag of belangrijk probleem
  • (achtergrond) informatie verzamelen
  • hypothese / vragstelling
  • testen (veriferen)
  • accepteren, afwijzen en wijzigen –> verglijken met hypothse
  • publiceren: voor kritiek en herhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar moet een zinvolle vraag aan voldoen?

A
  • beinvloed door culturele , sociale , politieke of economische factoren
  • vervolgstappen zorgen dat emotionele/ culturele aspecten uiteindelijke betrouwbaarheid niet schaden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet het PSA eiwit?

A

komt in hoge concentraties in porstaat voor en maakt ejaculaat meer vloeibaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moet je opletten bij het achterhalen van informatie?

A

is het al gedaan/ beantwoord?
is het zinnig, meetbaar, herhaalbaar en of logisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doen zaadblaasjes?

A

maken grootste deel volume ejaculaat (+zuurgraad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat maakt het voorvocht?

A

kliertjes van cauper en in plasbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de apex en basis van de prostaat?

A

apex: uretra zijde
basis = blaas zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de top 3 prostaat aandoeningen doe zorgen voor een PSA verhoging?

A
  • benigne prostaat hyperplasie –> iedereen
  • prostatitis
  • prostaatcarcinoom –> eig nooit klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoeveel komt prostaat kanker voor en hoeveel sterven er aan?

A

13000 per jaar en 3000 per jaar dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat doe je bij vergrote prostaat?

A

biopt nemen en dit via de huid tegen infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke stadiereing wordt gebruikt voor prostaatkanker?

A

gleason score: 1 en 2 zijn niet relevant en er is vaak een divers beeld dus 2 getallen worden gebruikt: 1e getal wat je het meest ziet en 2e wat je oook niet maar minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar kijken we naar voor risicocalculatie van prostaatkanker?

A
  • TRUS (volume)
  • etniciteit
  • familie anamnese (brca)
  • comorbiditeit, levensverwachting
  • wensen van de patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar kijken we naar voor besluit?

A

PSA, toucher en prostaatzwijzer/ calculator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe maken we onderscheidt indolent of te behandelen?

A
  • gleason secundair groeipatroon
  • MRI
  • PET-scan en andere stadierende scans bij verhoogde kans op uitzaaing dus PSA>20, gleason > 3+4 en stadium t3 of hoger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn bijwerkingen van behandeling?

A
  • erectiele dysfunctie 30-100%
  • stress- incontinentie 10-50%
  • urgeklachten
  • urethrastrictuur
  • radiatie-proctitis/- cystitis 5-10% (poep en plas met bloed)
  • fisterls 1%
  • dood < 1%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is actieve surveillance?

A

uitstel curatieve behandeling tot tumor progressie toont: maximale kwaliteit van leven

na 5 jaar nogsteeds 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is watchfull waiting?

A

uitstel palliatie –> wachten op klachten

22
Q

welke curatieve opties zijn er?

A

radiotherapie:
- external beam
- brachytherapie
- stereotactie
radicale prostateomie:
- open chirurgie
- laparoscopisch
andere fysische middelen:
- HIFU
- cryotherapie
- protonen
- IRE

23
Q

Wanneer heb je microscopische hematurie?

A

3 ery’s / gezichtsveld en 2 x bepaald

24
Q

wat is de kans op een tumor bij microscopische en macroscopische hematurie?

A

micro: 2-5%
macro: 50%

25
wat heb je als je bloed vanuit je nier?
klontering: dysmorfe ery's
26
wat doe je bij laboratoriumonderozek bij hematurie?
- kreatinine, ureum, GFR en Hb - sediment (niet bij macro) - morfologie ery's - kweek NIET urinecutelogie, dit heeft een slechte gevoeligheid en is erg duur
27
welke beeldvorming doe je bij hematurie?
- echo nieren - UCS (uretherocustoscopie - CT_ urinewegen
28
welke beeldvorming kan je doen op indicatie?
- X-BOZ - Z-RPG = retrograat pyelogram - MRI - X-RUG - retrograat urethrogram
29
wat zijn de mogelijkheden voor therapie bij blaaskanker?
- TUR/ blaasbiopt: wegschrapen - blaasspeoling - re-TUR - radicale cystectomie met urine deviatie - (chemo) radiotherapie - chemo - immuuntherapie
30
wie hebben 8 x hogere kans op prostaatkanker
afroamerikaanse afkomst
31
hoe kan psa ver zakken?
door bestraling of hormoontherapie
32
wat zijn bijwerkingen van hormoontherpie?
opvliegers en borstvorming
33
Hoe presenteerd blaaskanker zich vaak?
pijnloze macroscopische hematurie
34
wat is de goude standaard bij geen contraindicatie?
chemo gevolgd door chirurgie
35
Wat is het probleem van biomarkers?
- we kunnen geen onderschiedt maken tussen agressief en indolent --> overbehandling - staging: micrometasasen --> is na elke spot behandeling noodzakelijk - wanneer behandeling oligometastasen?
36
wat is het probleem bij therapie targets?
- therapie volgorde - therapie resistentie --> wat is de juist en volgende stap
37
Wat kunnen we met goede onderzoeksmodellen?
- begrijpen biologie - ontdekken en valideren van nieuwe biomarkers - testgen van potentiele drugs/ behandelingen
38
wat is het fusiegen van prostaatkanker?
TMPRSS2 promotor met erg gen: oncogen door fusie aangezet --> belangrijke driver
39
wat is intra heterogenitiet
variatie in tumor
40
wat is clonale heterogenitiet?
bij hemetstasteerd prostaatkanker
41
Welk materiaal kunnen we gebruiken voor het onderzoek?
- vloeibare biopsies (bloed, urine, speeksel, semen, ctc's) - FFPE --> formaline- gefixeerd parafiine materiaal) - ingevroren 'vers'(-80 C) biobank: tumor en gezond weefsel --> hoog kwaliteit DNA, RNA en eiwitten uit te halen - levende biobank: experimentele modellen: cellijnen, organoids, xenografts
42
wat zijn in vivo modellen?
proefdiermodellen
43
welke proefdiermodellen zijn er?
- waar spontaan kanker ontstaat : op natuurlijke wijze - kanker induceren met hormonen, carcinogene stoggen of transgene muizen - exogeen kanker transplanteren: xenograft
44
wat zijn voor en nadelen van deze xenograf (PDX modellen)?
voor: - fysiologsche omgeving - puur menselijk tumor materiaal - oneindige bron tumorweefsel - manipulaite/ behandling van muizen nadelen: - vers tumormateriaal niet altijd makkelijk te krijgen (bij uitgezaaid) - muis- achtergrond (farmokinetiek en stroma - geen immuunsysteem - etische aspecten
45
wat kunnen we door modellen?
alle stadia van kanker representeren
46
wat zijn in vitro modellen (in glas)?
- cel vrije modellen - primair cel culturen - geimmortaliseerde cellen uit normaal weefsel en kanker - computer modellen
47
wat zijn voor en nadelen van in vitro modellen?
voor: - gemakkelijk in gebruik: standaardisatie, opschalen - puur menselijke tumor - oneindige bron - makkelijk te manipuleren - organ on chip systeem beperkingen: - vers tumormateriaal is niet altijd makkelijk te krijgen - verlies van heterogeniteit - niet- fysiologische omgeving
48
wat zijn ex vivo modellen?
primair tumor kweken en weefselplakjes
49
Wat zijn organ - on chip modellen>
gebaseerd op mensenlijke cellen die orgaan nabootsen en dus ook soort vasculaire flow hebben maar dan met heel weinig materiaal
50
waarom is er een hogere incidentie prostaatkanker in vs en australie?
als je er meer naar zoekt vind je meer en de levensstijl zorgt ervoor dat het vaker uitgroeit terwijl het microscopisch even vaak voor komt
51
wat zijn opties bij minder continentie?
- anticholinergica - bekkenbodem oefingen - kunstmatige blaassfincter als je incontinent blijft
52