Week 1 Flashcards

(75 cards)

1
Q

Hoe is de vaatwand opgebouwd?

A

(Van binnen naar buiten)
- Tunica intima
- Tunica media
- Tunica externa/adventitia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit is de tunica intima opgebouwd?

A

(Binnen naar buiten)
- endotheel
- subendotheliale laag
- lamina elastica interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit is de tunica media opgebouwd?

A
  • gladde spiercellen (circulair)
  • elastische lamellae/vezels
    (- lamina elastica externa)
    (geen fibroblasten!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit is de tunica externa/adventitia opgebouwd?

A
  • losmazigbindweefsel (collageen, longitudinaal)
  • vasa varosum
  • nervi vasicularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten arteriën zijn er?

A
  • elastische arterie
  • musculeuze arterie
  • arteriolen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diameter capillair?

A

±1 erytrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit is een capillair opgebouwd?

A
  • Endotheellaag
  • 1 gladde spiercel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten capillairen zijn er?

A
  • gefenestreerd (filtratie): vnl in endocriene klieren (darmen, nieren, galblaas)
  • impermeabel/continu: vnl in hersenen
  • sinusoïde: vergrote diameter, hele cellen kunnen in- en uittreden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke soorten venen zijn er?

A
  • Postcapillaire venulen
  • middelgrote venulen
  • venen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de voornamelijke functie van venen?

A

reservoirfunctie: zorgen dat bloed ‘bij elkaar blijft’
(hoeven daarom niet sterk te zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zijn lymfevaten dikwandig of dunwandig?

A

Dunwandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is arteriosclerose en welke hoofdvormen van arteriosclerose zijn er?

A

Verharding van de vaatwand
- Concentrisch
- Excentrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten concentrische arteriosclerose zijn er?

A
  • Monckebergse media sclerose: verkalking musculeuze arterie
  • Arteriolosclerose: hyaline- of hyperplastische arteriolosclerose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten concentrische arteriosclerose zijn er?

A
  • Monckebergse media sclerose (bij musculeuze arteriën in tunica media)
  • Arteriosclerose (in arteriële, hyperplastisch of met hyaline)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten excentrische arteriosclerose zijn er ?

A
  • Artherosclerose: elastische en musculeuze arteriën, o.a. cholesterolophoping
  • Aneurysma: verwijding van de vaatwand
  • Dissectie: scheur in tunica intima, bloed komt in tunica media terecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gevolgen van artherosclerose?

A

Diffusie onder ophoping wordt veel minder, waardoor er littekens in de tunica media komen.
Door de ophoping wordt het lumen verkleind –> endotheel kapot (druk) –> stolsel –> vaatverstopping –> infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de oorzaak en het risico van aneurysma?

A

Oorzaken:
- Hypertensie
- Bindweefselziekte
- Arteriosclerose (littekenweefsel zorgt voor uitrekking vaatwand
(–> allemaal door kapot gaan van tunica media)

Risico op ruptuur van het vat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er bij dissectie?

A
  • kleine scheur in tunica intima
  • bloed komt in tunica media
  • risicofactoren: hypertensie, bindweefselziekten, zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe ontstaat een membraanpotentiaal?

A

in de cel is veel negatieve lading vanwege aanwezige anionen en eiwitten
- dus intracellulair is negatiever dan extracellulair
- rust-membraanpotentiaal: -50 tot -90 mV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor soorten transport eiwitten kun je onderscheiden?

A
  • porie-eiwitten
  • kanaal eiwitten
  • carrier-eiwitten
  • pomp-eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe werken porie-eiwitten?

A
  • langdurig open
  • laten veel moleculen door (niet/weinig selectief)
  • passief transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe werken kanaal-eiwitten?

A
  • 2 conformaties: open of dicht
  • ionselectief
  • laat veel moleculen door indien open
  • passief transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werken carrier-eiwitten?

A
  • 2 conformaties: open en dicht
  • beurtelingse conformatieverandering
  • selectief
  • laat 1 of enkele moleculen door per conformatieverandering
  • passief transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werken pomp-eiwitten?

A
  • beurtelingse conformatieverandering
  • 1 of enkele moleculen
  • selectief
  • actief transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Welke processen maken actief transport mogelijk?
- Primair (direct): ATP hydrolyse - Secundair (indirect): co-transport (antiport/symport)
25
Wat is de evenwichtspotentiaal?
Potentiaal om netto ion-transport op 0 te houden, elektrochemische gradiënt speelt grote rol (Nernst-potentiaal)
26
Wat is de evenwichtspotentiaal van Na+?
+67 mV
27
Wat is de evenwichtspotentiaal van K+?
-88 mV
28
Wat is de evenwichtspotentiaal van Ca2+?
+123 mV
29
Wat is de evenwichtspotentiaal van Cl-?
-89 mV
30
Welke ionen dragen met hun evenwichtspotentiaal bij aan de rustpotentiaal?
Ka+ (en Cl-), evenwichtspotentiaal zit namelijk rond de rustpotentiaal Na+ en Ca2+ kanalen zijn dicht in rust, geen bijdrage aan rustpotentiaal
31
Waarvan is de potentiële energie van de elektrochemische gradiënt afhankelijk?
- concentratiegradiënt - potentiaalverschil
32
Welke invloed heeft de potentiële energie van de elektrochemische gradiënt op het iontransport?
>0: ion wil cel uit <0: ion wil cel in =0: evenwicht, geen netto transport
33
Wat gebeurt er bij de opening van Na-kanalen?
Actiepotentiaal in zenuw- en spiercellen
34
Wat gebeurt er bij de opening van Ca-kanalen?
Actiepotentiaal in pacemakercellen
35
Hoe werkt de Na/K-pomp?
- Per ATP: 3 Na, 2 K - Actief transport (tegen elektrochemische gradiënt in) - ATP fosforyleert Asp369, zorgt voor Na-transport - Defosforylering van Asp369 zorgt voor K-transport - Digoxine remt werking Na/K-pomp
36
Wat voor actiepotentiaal doet zich voor in de atriale en ventriculaire hartspiercellen?
Plateau-actiepotentiaal
37
Waardoor ontstaan er verschillende soorten actiepotentialen in verschillende celtypen?
- andere tijdsduur - andere ionkanalen - rustmembraanpotentiaal
38
Wat voor kanalen zorgen dat er een actiepotentiaal ontstaat?
Voltage gevoelige kanalen
39
Hoe ontstaat de actiepotentiaal in een ventriculaire hartspiercel?
- Na-kanalen open --> depolarisatie - Membraanpotentiaal wordt positief - Ca-kanalen open - Plateau
40
Waaruit bestaat een voltage gevoelig ionkanaal?
4 eiwitcomplexen eiwitcomplex: - S4-helix (voltage sensor) - 5 omliggende eiwitten
41
Hoe gedraagt het voltagegevoelige ionkanaal zich bij depolarisatie?
- S4-helix beweegt naar extracellulair als membraanpotentiaal positiever/minder negatief wordt - Door deze beweging veranderd de conformatie van het eiwitcomplex --> verandering ionkanaal --> open of dicht
42
Wat is de NCX en wat doet de NCX?
- NCX: Natrium-Calcium Exchanger - Zorgt voor voorziening en afvoer van Ca in cel (3 Na per 1 Ca)
43
Welke 3 structuren zorgen voor spontane ritmegenese in het hart?
- SA-knoop - AV-knoop - Purkinje vezels
44
Uit welke fases bestaat een actiepotentiaal in een pacemakercel?
0. depolarisatie (instroom Ca, drempel calciumkanaal bereikt S4) 3. Repolarisatie 4. Hyperpolarisatie (instroom Ca)
45
Wat is de If?
- If: funny current --> Na-kanaal (fase 4) gaat juist dicht als drempelwaarde is bereikt
45
Wat is de If?
- If: funny current --> Na-kanaal (fase 4) gaat juist dicht als drempelwaarde is bereikt
46
Wat is de If?
- If: funny current --> Na-kanaal (fase 4) gaat juist dicht als drempelwaarde is bereikt
47
Wat is de If?
- If: funny current --> Na-kanaal (fase 4) gaat juist dicht als drempelwaarde is bereikt
48
Wat is rechtvaardigheid?
- belangen van mensen worden serieus genomen - gelijke gevallen gelijk behandelen
49
Wat is het verdelingsvraagstuk en op welke niveau's komt dit voor?
- schaarstevraagstuk (gewild goed/schaars aanwezig) -- Micro: bijv. afspraak huisarts/specialist -- Meso: bijv. verdeling middelen in ziekenhuis -- Macro: bijv. budget gezondheidszorg
50
Wat is utilisme?
- grootst mogelijke goed voor zo'n groot mogelijke groep - kosteneffectiviteit: zoveel mogelijk gezondheidswinst tegen zo laag mogelijke prijs - nadeel: zeldzame/moeilijk behandelbare ziekten komen niet aan bod
51
Wat is egalitarisme?
- gelijkheid mits ongelijkheid ten goede komt van de meest benadeelden - eerst gelijkheid proberen, daarna mensen met meeste behoefte aan hulp eerst helpen
52
Waardoor heeft geleidingsweefsel in het hart spontane ritmogenese?
Rustpotentiaal van geleidingsweefsel is niet stabiel, hierdoor wordt spontaan de depolarisatiegrens bereikt
53
Waardoor verschillen de AV-knoop en de SA-knoop van ander geleidingsweefsel in het hart?
- In de SA-knoop is de betrouwbaarheid van een prikkel belangrijker dan de snelheid van een prikkel - SA en AV geleiden langzamer dan ander geleidingsweefsel in het hart
54
Wat is het depolarisatiefront?
De richting waarin een impuls zich beweegt over hartspiercellen
55
Hoe meet je de elektrische activiteit in de hartspiercellen?
Door het potentiaalverschil te meten aan het begin en aan het einde van het depolarisatiefront
55
Hoe is het praktisch mogelijk om de elektrische activiteit van het hart te meten?
- Het hart werkt als een bipool: 2 voltage vectoren - Deze vectoren zijn te meten op de huid - Einthoven driehoek geeft meetrichtingen en interpretatie
56
Wat is de Einthoven driehoek?
driehoek tussen linkerhand (aVL), rechterhand (aVR) en voet (aVF) - aVL: positief voor aVR, negatief voor aVF - aVR: negatief - aVF: positief zijdes van driehoek: - aVR - aVL: I - aVR - aVF: II - aVL - aVF: III
57
Wat meet je uiteindelijk met een ECG?
Je meet de continue draaiing van de voltagevectoren tijdens de hele activartie van het hart
58
Wat is de hartas?
De lijn van apex Cordis naar craniaal over het tussenschot tussen LV en RV (Lijn van richting van impulsen in tussenschot)
59
Hoe verkrijg je uit de Einthoven driehoek 3 extra meetrichtingen?
Hoekpunten verbinden met overstaande zijdes
60
Hoeveel procent van het lichaamsgewicht bestaat uit spier?
Vrouw: 25-35% Man: 35-45% (700-850 benoemde spieren)
61
Hoe zijn hartspiercellen met elkaar verbonden?
Intercalairschijven - desmosomen - gap junctions (doorgeven signaal)
62
Wat is titine?
- Meest elastische eiwit in lichaam - Lang eiwit - Verbinding z-lijn en myosine
63
Welke soorten troponine bestaan er?
T: bindt aan tropomyosine C: bindt aan calcium I: bindt aan actine
64
Waaruit bestaat de M-band in sacromeer?
- myomesine - Creatine kinase (verzorgt ATP-voorziening)
65
Wat is cardiomyopathie?
- Verzamelnaam voor hartspieraandoeningen - Primair (aangeboren) of secundair (verworven)
66
Hoe werkt de Ca-cycling bij contractie van hartspier?
- Na-influx zorgt voor depolarisatie - Ca-influx door LCC en NCX - Ca-efflux vanuit SR
67
Wat was de visie van Hippocrates op de homeostase?
- “vis medicatrix naturae”: zelfhelende kracht van de natuur - Natuurlijke oorzaken van ziektes - Belang van observatie - Humoraalpathologie: 4 humoren - Balans: evenwicht tussen humoren en lichaamskrachten (lichaam en ziel)
68
Wat is het vitalisme?
Drievoudige verrijking van het bloed (?) door 3 lichaamskrachten: - hart - lever - hersenen
69
Welke drie klassieke invloeden op toestand van het lichaam?
- Res naturalis: natuurlijke oorzaken - Res non-naturalis: onnatuurlijke oorzaken - Res contra-naturalis: tegennatuurlijke oorzaken
70
Wat is kwantificeren?
Iets in getallen/hoeveelheden uitdrukken
71
Wat is specificiteit en wat is sensitiviteit?
- specificiteit: percentage terecht normale uitslagen (true negative) - sensitiviteit: percentage terecht afwijkende uitslagen (true positive)
72
Hoe is het verschil tussen lymfevaten en venulen microscopisch goed waar te nemen?
Venulen bevatten rode bloedcellen, lymfevaten niet