Week 4 Flashcards

1
Q

Wat is de evenwichtsreactie (redox) van NADH?

A

NAD+ + H+ + 2e- <–> NADH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Van welke processen is het ATP in de hartspier afkomstig?

A
  • vetzuurverbranding (60-70%)
  • glucose/glycogeen verbranding (30-40%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk mechanismen in de cel zijn verantwoordelijk voor de transport van elektronen uit NADH van cytosol naar mitochondria?

A
  • malaat-aspartaat shuttle
  • glycerol-3-fosfaat shuttle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt de oxphos?

A
  • Elektronen uit reductie NADH en FADH2 worden getransporteerd door mitochondriaal membraan om protonen transmembraal te transporteren d.m.v. proton pompen
  • H+ gradiënt aan andere kant membraan wordt dus heel hoog
  • Gradiënt is begrens, dus op begeven moment kan er geen H+ meer worden gepompt
  • Door ATP synthese in de oxphos wordt H+ weer naar binnen gepompt zodat de gradiënt weer afneemt en er weer reductie van NADH en FADH2 kan plaatsvinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel ATP wordt er gevormd bij de re-oxidatie van 1 NADH? En bij 1 FADH2?

A

NADH: 2,5 ATP
FADH2: 1,5 ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de oxphos gereguleerd?

A
  • Als ATP verbruik > ATP synthese:
    ATP <-> ADP -> AMP verschuift naar links
  • AMP is allosterische activator van PFK en GP –> anaerobe glycolyse, dus versnelling glycolyse waardoor er meer ATP wordt gevormd
  • AMP activeert ook vetzuuroxidatie, waardoor ook meer ATP wordt gevormd
  • Door verschuiven van bovenstaande reactie:
    CrP + ADP <–> Cr + ATP verschuift naar rechts, dus meer ATP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 3 stoffen die de vetzuuroxidatie remmen

A
  • trimetadizine
  • ranolazine
  • etoxomir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is hemostase?

A

Bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de belangrijkste structuren die betrekking hebben op hemostase

A
  • Endotheelcellen
  • Trombocyten
  • Von Willebrandfactor
  • Stollingsfactoren
  • Fibrinolytische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de Von Willebrandfactor (VWF)?

A

Stollingseiwit dat bindt aan het vrijgekomen collageen (ECM) bij schade aan bloedvat en op deze manier de hemostase op gang zet.
Zorgt ook voor onderlinge adhesie van trombocyten wanneer actief
VWF is transporteiwit voor stollingsfactor VIIIC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de belangrijkste stimulus van de VWF?

A

DDAVP: Desmopressin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is hemofilie?

A

X-gebonden bloedingsziekte, tekort aan stollingsfactoren waardoor geen/nauwelijks goed stolsel wordt gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten hemofilie?

A
  • Type A: tekort aan stollingsfactor VIII
  • Type B: tekort aan stollingsfactor IX
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke behandelingen zijn er tegen hemofilie?

A

Medicamenteus:
- DDAVP
- FVIII/FIX concentraat
- Tranexaminezuur
- Emicizumab

Of gentherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is fibrinolyse?

A

Afbraak van fibrine door plasmine (plasminogeen omgezet in plasmine door plasminogeen activator) tot FDP: Fibrin Degration Product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stoffen spelen belangrijke rol bij regulatie van hemostase?

A
  • TFPI: Tissue Factor Protein Initiator
  • APC (Active Protein C)
  • Protein S
  • Antithrombine
17
Q

Wat zijn de gevolgen van het uit balans brengen van de fibrinolyse/stolling?

A
  • Teveel fibrinolyse: veel bloedingen, stollingen kunnen niet vormen door overmatige afbraak van fibrine
  • Teveel stolling: trombose, stolling vindt overmatig plaats waardoor er stolsels in bloedbaan terecht komen
18
Q

Wat doet vitamine K in de hemostase?

A

Vitamine K stimuleert de productie van stollingsfactoren

19
Q

Wat zijn de voornaamste verschillen tussen een STEMI en een NSTEMI? En een overeenkomst?

A

STEMI:
- Volledige afsluiting bloedvat
- Verandering op ECG (S-T)

NSTEMI:
- Bloedvat niet volledig afgesloten
- Geen significante afwijkingen op ECG

Wel zijn beide gevolg van een instabiele plaque

20
Q

Wat is ventriculaire tachycardie (VT)?

A

Door littekenweefsel op hartspier doet er zich lokaal een abnormaal reflexmatig elektrisch circuit voor

21
Q

Wat is ventrikelfibrilleren (VF)?

A

Veel abnormale elektrische circuits in de hartspier, hart slaat redelijk op hol

22
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van VF en VT?

A

Afsluiting van een coronair vat

23
Q

Hoe worden VF en VT behandeld?

A
  • Defibrillatie
  • Revascularisatie
24
Q

Wat is een papillairspier?

A

Hartspiertje dat aan hartklep zit

25
Q

Wat is het ventrikelseptum?

A

Het tussenschot dat de rechter- en linker ventrikel van elkaar scheidt.

26
Q

Wat gebeurt er bij ruptuur van het ventrikelseptum?

A
  • Bloed uit rechter- en linker ventrikel wordt uitgewisseld
  • LV: hoger drukverschil tijdens systole, waardoor de LV overbelast wordt
  • Continue L –> R shunt