week 2 Flashcards

(80 cards)

1
Q

Hoe wordt NA vrijgemaakt uit tyrosine?

A
  • Tyrosine hydroxylase: Tyrosine –> DOPA
  • L-DOPA decarboxylase: DOPA –> Dopamine
  • Dopamine β-hydroxylase: Dopamine –> Noradrenaline
    (- Noradrenaline –> preferentieel vrijgemaakt NA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat het adrenerge systeem?

A
  • sympathisch adrenerg
  • Bijnierschors
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de adrenoreceptoren?

A

Receptoren gevoelig voor (nor)adrenaline
- α-receptoren: α1 en α2
- β-receptoren: β1, β2, β3
(affiniteit voor stoffen (nor)adrenaline en andere stoffen verschilt per receptor!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de antagonisten van α1-receptoren?

A
  • Metaraminol
  • Midodrine
  • Methoxamine
  • Fenylephrine (!)
  • Amidefrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de antagonisten van α2-receptoren?

A
  • Metylnorepinefrine
  • Xylazine
  • Clonidine (!)
  • nog veel meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de farmacologische effecten van de α1-receptor antagonisten?

A
  • Vasoconstrictie
  • Verhoging perifere weerstand in bloedvaten
  • Verhoging bloeddruk
  • Mydriasis (verwijding pupil)
  • Sluiting sphincter vesica urinaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de farmacologische effecten van de α2-receptor antagonisten?

A
  • verminderde pre-synaptische neurotransmitter afgifte
  • vasoconstrictie (post-synaptisch)
  • verminderde insuline-afigfte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de antagonisten van β1-receptoren?

A
  • isoprenaline
  • dobutamine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de antagonisten van β2-receptoren?

A
  • isoprenaline
  • salbutamol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de farmacologische effecten van β1-receptor antagonisten?

A
  • hartfrequentie omhoog
  • hartcontractiliteit omhoog
  • geleiding in hart omhoog
  • renine afgifte omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de farmacologische effecten va β2-receptoren?

A
  • vaatverwijding
  • perifere weerstand bloedvaten omlaag
  • verslapping van de bronchi
  • verslapping baarmoeder
  • glycogenolyse in spieren en lever omhoog
  • glucagon afgifte omhoog*
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stoffen werken indirect in op α- en β- receptoren en hoe werken deze stoffen?

A

tyramine en efedrine
Stimuleren noradrenaline afgifte of nemen soortgelijke functie over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is hartklep insufficiëntie ?

A

Hartklep sluit niet goed en lekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de gevolgen van aortaklep insufficiëntie?

A
  • Druk in aorta neemt sneller af tijdens systole
  • Druk in ventrikel is hoger na contractie, waardoor minder bloed vanuit atrium naar ventrikel kan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de preload?

A

de belasting voor contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de afterload?

A

De belasting tijdens contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de contractiliteit?

A

intrinsieke kracht van de hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarvan zijn de preload, afterload en contractiliteit de componenten van bij de regulatie van de hartslag?

A

Contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit welke 2 componenten ‘bestaat’ de cardiac output (schema)?

A
  • Slagvolume
  • Hartfrequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Uit welke 2 componenten ‘bestaat’ het slagvolume (schema)?

A
  • Contractie
  • Kleppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is hartklep stenose?

A

Vernauwing van hartklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn anabole en katabole functies?

A
  • Anabool: groei en herstel weefsels
  • Katabool: fight-or-flight
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

In welke 3 subsystemen kun je het autonome zenuwstelsel verdelen?

A

Parasympathicus, (ortho)sympathicus, plexus entericus (zenuwstelsel van darmen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de nucleus tractus solitarii?

A

De plek waar afferente impulsen vanuit het autonome zenuwstelsel (9e en 10e hersenzenuw) samenkomen en deze impulsen worden doorgeleid naar o.a. de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Verschil sympathische en parasympathische neuronen?
- Sympathisch: kort preganglionair neuron, langere postganglionaire neuronen - Parasympathisch: lang preganglionair neuron, kort postganglionair neuron
26
Wat is belangrijkste neurotransmitter van parasympaticus?
Acetylcholine
27
Hoe wordt acetylcholine gemaakt?
Choline wordt o.i.v. acetyl CoA en choline acetyltransferase (CAT) omgezet in acetylcholine
28
Aan welke receptoren kan acetylcholine binden?
Nicotine-receptoren (ligand gestuurde ionkanalen, preganglionair) en muscarine-receptoren (G-eiwit gekoppelde receptoren, postganglionair)
29
Wat gebeurt er met overgebleven/losgekoppeld Ach in de synapsspleet?
Wordt door acetylcholinesterase weer afgebroken tot choline
30
Ach in sympathisch systeem?
Alleen preganglionair (n-receptoren) en bij zweetklieren
31
Welke neurotransmitter gebruiken postganglionaire sympathische neuronen voornamelijk?
(nor)adrenaline
32
Waar wordt adrenaline geproduceerd?
Bijnier
33
Hoe zorgen nicotine-receptoren voor doorgave impuls?
Na binding acetylcholine/nicotine gaat ionkanaal (receptor) open en stroomt natrium naar binnen waardoor cel depolariseert --> actiepotentiaal
34
Wat is co-transmissie?
Vesicles die synaps overbruggen bevatten meerdere soorten neurotransmitters. Verschillende soorten NT's werken samen om respons te verbeteren
35
Welke hersenzenuw zorgt voor de parasympathische innervatie van het hart?
N. Vagus: activeert SA- en AV-knoop
36
Welk deel van zenuwstelsel zorgt voor sympathische innervatie van het hart?
Ruggenmerg, via grensstreng
37
Hoe leidt depolarisatie van myocardcellen tot uiteindelijke calcium release die het hart doet contraheren?
Depolarisatie zorgt voor activatie spanningsafhankelijke calciumkanalen. Deel van dit calcium zorgt voor contractie, andere deel bindt aan RYR waardoor er calcium wordt vrijgegeven door sarcoplasmatisch reticulum (calcium induced calcium release)
38
Wanneer is contractie van hart afgelopen?
Als alle Ca2+ uit het cytosol is weggepompt
39
Welke sensorische receptoren reguleren cardiovasculaire systeem?
Baroreceptoren en volumereceptoren
40
Welke typen receptoren?
- G-eiwit gekoppeld - Ion-kanaal gekoppeld - Kinase gekoppeld - Gentranscriptie
41
drug-receptor interactie!
42
Welke typen agonisten?
- Vol: lage bezetting receptoren maar maximaal effect - Partieel: Zelfs bij hoge bezetting niet maximaal effect - Inverse: inactiveren constitutionele receptoren
43
Wat is de efficiency van agonisten?
het maximale effect van een agonist/de hoogte van de plateaufase
44
Wat is de potentie van een agonist?
Concentratie agonist waarbij helft van maximale effect wordt bereikt
45
Welke typen antagonisten?
Chemisch, farmacokinetisch, receptor blokkade, niet competitief, fysiologisch
46
Welke 2 typen receptor blokkade antagonisten?
Reversibel- en irreversibel competitief
47
Wat is het effect van muscarine-receptoren?
Verlaging HF, inotropie, HMV en bloeddruk Vasodilatatie Verlaging neurotransmitter afgifte Contractie oog, bronchiën, maagdarmkanaal, urineblaas Activatie exocriene klieren
48
Noem een aantal parasympathicomimetica en hun functies
Pilocarpine: verlaagt oogdruk Bethanechol: contractie urineblaas in geval van urineretentie Neostigmine: herstel spierverslapping en acetylcholinesteraseremmer Rivastigmine: acetylcholinesteraseremmer
49
Wat is atropine?
Muscarine antagonist
50
Noem een aantal stoffen die ingrijpen op cholinerg systeem
Hemicholinium: geen opname choline meer door neuron Triethylcholine: "vals substraat" lijkt op choline en wordt daardoor opgenomen door neuron maar kan geen Ach gevormd worden Tetrodotoxine: remt natriumkanalen --> geen depolarisatie = geen Ach release Botulinetoxine: geen afgifte door vesicles Cholinesterase remmers: remmen cholinesterase waardoor Ach overblijft in synaptische spleet
51
Noem enkele bijwerkingen van muscarine antagonisten
Diarree, zweten, miose, misselijkheid, urinelozing
52
Botulinetoxine A!
53
Noem een aantal stoffen die ingrijpen op het adrenerge systeem
Tetrodoxine: remt depolarisatie Reserpine: remt transport van noradrenaline terug de vesicles in, waardoor er depletie van NA plaats vindt Guanethidine: remt afgifte NA door vesicles Cocaïne/antidepressiva: remming reuptake NA, waardoor meer sympathische stimulatie
54
Hoeveel affiniteit met noradrenaline/adrenaline/isoprenaline bij α1-, α2-, β1- en β2-receptoren?
Resp. - α1: hoog/middel/laag - α2: hoog/middel/laag - β1: laag/middel/hoog - β2: geen/middel/hoog
55
Wat doen α1-agonisten?
Vasoconstrictie, verhoging Rperifeer, verhoging BP, mydriasis, sluiting urineblaas sphincter
56
Indicaties voor α1-agonisttherapie?
Lokale bloeding, verkoudheid, inductie mydriasis, verlenging lokale anaesthetica, shock
57
Wat doen α2-agonisten?
Verminderde NT-afgifte (negatieve terugkoppeling), vasoconstrictie, verminderde insuline afgifte
58
Wat doen β1-agonisten?
Stijging HF, contractiliteit, geleiding in hart, en renine afgifte
59
Indicaties β1-agonisten?
Hartstilstand, hartblok
60
Wat doen β2-agonisten?
Vasoconstrictie weerstandsvaten (Rperifeer omlaag), verslapping bronchi, verslapping uterus, verhoging glycogenolyse, verhoging glucagonafgifte
61
Indicaties β2-agnositen?
Astma, dreigende miskraam
62
Wat doen α1-antagonisten?
Vasodilatatie, verlaging Rperifeer, verlaging BP
63
Indicaties α1-antagonisten?
Hypertensie, perifeer vaatlijden (Reynaud), impotentie, pheochromocytoom
64
Wat doen α2-antagonisten?
Verhoging NT-afgifte, vasoconstrictie, verhoging insuline afgifte
65
Wat doen β1-antagonisten?
Verlaging hartslag, contractiliteit, hartgeleiding, Renine afgifte
66
Indicaties β1-antagonisten?
Hartritmestoornissen, secundaire preventie MI, AP, hypertensie,
67
Noem een aantal β-agonisten
β1: adrenaline, NA, isoprenaline, dobutamine (shock) β2: adrenaline , NA, isoprenaline, salbutamol (astma) (, tyramine en efedrine)
68
Noem een aantal α-antagonisten
α1: prazosine, doxazosine α2: yohimbine α1 + α2: fentolamine, phenoxybenzamine
69
Noem een aantal β-antagonisten
β1: atenolol, metoprolol β1 + β2: propranolol, pindolol β1 + β2 + α1: labetalol, carvedilol
70
Welke 2 factoren beïnvloeden cardiac output?
HF en slagvolume --> HMV
71
Gezonde bloeddruk?
120/80
72
Welk systeem van zenuwstelsel is dominant bij regulatie HF?
Parasympathicus (reageert sneller)
73
Welke 3 factoren op slagvolume?
Preload, afterload, contractiliteit
74
Hoe luidt de wet van Laplace?
T = P x r/2 σ: P x r /2h
75
Welke 3 soorten geneeskunde zei Jewson?
- Bedgeneeskunde - Ziekenhuisgeneeskunde - Laboratoriumgeneeskunde
76
Waarvoor dient beeldvorming van (coronaire) artherosclerose?
Achterhalen van: - grootte lumen - thrombus - plaque grootte - plaque ruptuur - kapsel dikte
77
Wat is IVUS?
IntraVascular UltraSound: dikte + samenstelling vaatwand en ligging stent
78
Wat is OCT?
(intramusculaire) Optische Coherentie Tomografie: maakt beelden met IR-licht. Bloed moet tijdelijk gestopt worden. Brengt ook ligging stent in beeld.
79
Wat is NIRS?
Nabij-InfraRood Spectroscopie: elektromagnetische straling om vaatwandsamenstelling te bekijken (vnl. lipiden)
80
Welke manier van beeldvorming is het best bij verdenking van ruptuur van grote vaten?
IVUS