Week 1 Flashcards

1
Q

Wanneer spreken we van vroeggeboorte + subgroepen:
- extreem
- ernstig
- gemiddeld
- late
- vroeg

A

Vroeggeboorte = geboren bij <37 weken zwangerschap
- extreem: <28 weken
- ernstig: 28-31 weken
- gemiddeld: 32-33 weken
- late: 34-36 weken
- vroeg: 37-38 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van vroeggeboorte?

A

Infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de big 4’s ziektes die zorgen voor neonatale sterfte?

A
  • complicaties premature geboorte
  • intrapartum-related (asfyxie)
  • infectie
  • aangeboren afwijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de lange termijn gevolgen waar premature kinderen vaak aan overlijden?

A
  • chronische longziekte op latere leeftijd
  • infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan een infectie leiden tot premature geboorte?

A

Vanuit geboortekanaal infectie naar boven en ontsteking vliezen –> ontsteking navelstreng –> foetale inflammatoire respons syndroom

Vaak voordat foetale inflammatie respons syndroom ontstaat natuurlijke ebevalling in gang gezet:
- cytokines afgegeven als reactie op infectie:
–> aanzetten uterus contractie
–> vliezen breken –> baring ingang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de korte termijn gevolgen van organen die beschadigd kunnen raken bij de foetus door een infectie (foetale inflammatoire respons syndroom)?

A
  • necrotische enteritis
  • long ziekte
  • hersenschade: witte stof schade
  • immuunsysteem aanpassingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn lange termijn gevolgen van organen die beschadigd kunnen raken bij foetus door infectie (foetale inflammatoire respons syndroom)?

A
  • neurologische problemen: autisme (?) , parese, gehoorschad, oogschade
  • longen: astma, COPD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn factoren voor prematuriteit?

A
  • infecties
  • stress
  • maternale ziekte
  • vasculaire ziekte
  • cervicale ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kan een oorzaak zijn van het ontstaan van ROP (retinale problemen)?

A

vroeggeboorte –> geen vaatontwikkeling vaan retina (want is hypoxie voor nodig) –> hyperoxie na geboorte –> stoppen vaatontwikkeling retina –> lokaal te weinig zuurstof –> te snelle groei van vaten –> afwijkende vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan een oorzaak zijn van ontstaan van BPD (long problemen)?

A

normaal: sufactant gemaakt vanaf 32-33 weken zwangerschap

Vroeggeboorte: nog geen surfactant gemaakt –> longontwikkeling niet goed –> longproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de relatie tussen BPD en cognitief vermogen?

A

kinderen met BPD hebben een lager cognitief vermogen (verwerken moeilijker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het percentage van normale/beperkte uitkomt van vroeggeboorte bij:
- 22 weken
- 23 weken
- 24 weken

A
  • 22 weken: 43%
  • 23 weken: 58%
  • 24 weken: 70%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is intra-uterien groei afhankelijk van?

A
  • maternale factoren: gezondheid, leeftijd, roken
  • foetale factoren: meerling, genetische afwijking
  • placenta factoren: verminderde doorbloeding
  • hormonen: insuline achtige groeifactoren 1 en 2
    • 2 –> vroege fase
    • 1 –> late fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe gaat de normale groei in het 1e levensjaar?

A

zeer snelle groei:
- 50 cm –> 75 cm
- 3, kg –> 10 kg

Belangrijkste factor: voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe gaat de normale groei na 1e levensjaar?

A
  • groeisnelheid neemt af
  • grote rol voor hormonen
  • genen: 80% genetisch bepaald
  • voeding, omgeving, gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe komt de groeispurt tijdens de puberteit?

A
  • toename groeihormoon door geslachtshormonen

-piek meisjes eerder dan jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een kleine lengte?

A

Kleine lengte = < 2 SDS voor leeftijd, geslacht en puberteitsstadium uitgaand van referentiepopulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is grote lengte?

A

Grote lengte = > 2 SDS voor leeftijd, geslacht en puberteitsstadium uitgaand van referentiepopulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar moet je naar kijken bij het interpreteren van groeicurve?

A
  1. Target height (TH) + TH range
    • TH breken: gemeten lengte biologische ouders
    • minder betrouwbaar bij >20 cm verschil beide ouders
    • TH range: ± 1,6 SDS = ± 9 cm rondom TH
  2. aparte groeicurve per etniciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waneer is de kans op pathologie voor groei groter?

A
  • groei afbuiging of versnelling
  • te klein of te grote lengte
  • groot verschil met streeflengte: buiten TH range
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke groepen kan je abnormale groei verdelen?

A
  • primaire groeistoornissen: verstoring regulatie epifysair schijf
    –> mutatie in genen die rol spelen in cellulaire processen, paracriene signalen, extracellulaire matrix
    * smal for gastational age (SGA) bij geboorte zonder inhaalgroei
  • secundaire groeistoornissen: invloed van buiten de epifysair schijf
    • endocriene oorzaak, chronische ziekte, onder/overvoeding
  • ideopathische
    groeistoornissen: langzame/snelle groei van onbekende origine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke twee groepen heb je in de primaire groeistoornissen?

A
  • zonder/milde dysmorfe kenmerken:
    • vaak gepaard met disproporties
    • door: monogenetische afwijkingen
  • met dysmorfe kenmerken/syndromaal
    • chronosoomafwijkingen
    • (epi)genetische afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een kenmerk van primaire groeistoornissen

A
  • vroege afbuiging met stabiele lengtegroei tot aan puberteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem twee voorbeelden van primaire groeistoornis

A
  1. Turner syndroom
  2. Silver-Russel syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn kenmerken van Silver-Russel syndroom?
Netchine-Harbison criteria: - SGA geboorte - relatieve macrocefalie bij geboorte met frontaal botsing (vol voorhoofd op peuterleeftijd) - verkromming van de pinken - voedingsproblemen en/of BMI <-2 SDS - postnataal slechte groei - lichaamasymmetrie - ontwikkelingsproblemen: ADHD, autisme
26
Wat kunnen oorzaken zijn van secundaire groeistoornissen?
- endocriene oorzaak: * geïsoleerde of multipele hormoonuitval: te kort schildklier of groeihormoon * te veel cortisol - chronische ziekt een orgaansysteem - iatrogeen: glucocorticosteroiden, bestraling - emotionele deprivatie: kindermishandeling - malnutritie
27
Wat is kenmerkend aan secundaire groeistoornis?
- normale groei gevolgd door afbuiging
28
Wat zijn kenmerken va een groeihormoon deficiëntie?
- kleine legte met meestal progressieve afbuiging na 1 jaar - vertraagde bosrijping en achterlopende skeletleeftijd - meer vet, minder spiermassa, verminderde rotleeftijd
29
Welke bloed waardes IGF en groeihormoon passen bij problemen groeihormoon gelegen in: - hypofyse - binden of proces in lever - binden IGF-1 niet goed
- hypofyse: laag groeihormoon + IGF-1 - binden of proces in lever: hoog groeihormoon + laag IGF-1 - binden IGF- niet goed: hoog IGF-1
30
Hoe kan hypothyreoïdie leiden tot groeistoornis + welke dingen is schildklierhormoon nog meer belangrijk voor?
Schildklier hormoon belangrijk voor: - hersengroei + neurologische ontwikkeling - stofwisseling: thermoregulatie, aminozuur en vetmetabolisme - lengte groei
31
Wat zegt de uitslag van GH stimulatie test met: IGF-1 waarde en oplopende GH tijdens test?
- (partiële) groeihormoon deficiëntie - groeihormoonresistentie
32
Bij hoeveel % wordt oorzaak gevonden voor grote lengte?
- 2-12%
33
Wanneer kan je denken aan pathologie bij grote lengte?
- groot voor referentie - groei in vergelijking tot biologische ouders: * lengte >+1.6 SD boven TH * groeiversnelling: > 1SD op prepuberteit leeftijd
34
Waarom moet je altijd BMI meenemen in beoordelen van iemand met grote lengte?
- lengtegroei vaak tot 1 SDS groter bij obesitas - rotleeftijd vaak 1-3 jaar voorlopend op kalenderleeftijd bij obesitas
35
Wat kunnen oorzaken zijn van grote lengte?
- constitutioneel snelle rijpers: hoog-normaal eindlengte, vaak zelfde groeipatroon als bij 1/beide ouders * fysiologische variant * expectatief beleid - Obesitas geïnduceerde snelle rijping: uiteindelijke normale eindlengte - polygoon familiaire grote lengte: 1/beide ouders lang maar verder gezond * geen geassocieerde pathologie - monogenetische grote lengte - hormonale overproductie: vroegtijdigs puberteitskenmerken of hyperthyreoïdie
36
Wat betekend perinatale sterfte?
Perinatale sterfte = doodgeboorte of sterfte vanaf 22 weken - 28 dagen postparfum en/of >500 gram gebrootegewicht en/of 25 cm kruin-heellengte
37
Wat is de trend in perinatale sterfte?
lichtelijk gedaald maar daling stagneert
38
Wat kunnen oorzaken zijn van perinatale sterfte?
- prematuriteit - dismaturiteit: IUGR/SGA - aangeboren afwijkingen - placenta-afwijkingen - infectie - lage APGAR score
39
Wat zijn allemaal placentapathologien?
- te laag gewicht/insufficientie - terminale villus insufficiente - pre-eclampsie - solutio placentae - intra-uterine infectie - chronische histiocytaire intervillositis - navelstrengproblemen
40
welke aspecten zijn microscopisch aanwezig bij normale placenta?
- intervilleuze ruimte - chorionvlokken - trofoblaset - vascilosyncitiele membraan - fibrine
41
Welke compensatie processen heeft de placenta bij: - hypoxie?
- versnelde rijping --> contact oppervlak met moeder groter maken - niet-fysiologische erytroblastosis: meer erytocyten krijgen
42
Wat kunnen oorzaken zijn van chorizo-amnionitis?
Opstijgende infecties: - meestal bacterie - meest frequente - ook veroorzaken: funsites Hematogeen: transplacentaire infectie
43
Wat is chronische histiocytaire intervillositis?
Chronische histiocytaire intervillositis = histiocytaire (macrofagen) ontsteking tussen de vlokken met aantasting van vlokken: - maternoplacentaire immuunrespons - beïnvloed: gaswisseling - herhalingsrisico > 80%
44
Wat zijn problemen die geassocieerd zijn met prematuriteit?
- respiratory distress syndroom: hyaline membraanziekte -BPD: bronchopulmonale dysplasie - necrotische entrocolitis
45
Hyaline membraanziekte/respiratory distress syndroom: - vooral bij: - predisponerende factoren - probleem - histologie - behandeling - preventie - lange termijn complicaties
- vooral bij: prematuur <28 weken * hoe korter zwangerschap, hoe vaker - predisponerende factoren: * sectio * maternale diabetes * mannelijk * tweelingen - probleem: gebrek aan sufactant in longen - histologie: eosinofiele hyaline membraan in alveoli --> gaswisseling oppervlak minder - behandeling: corticosteroïden om surfactact productie stimuleren (longrijping) - preventie: * prenataal corticosteroïden moeder * postnataal surfactant inhalatie neonaat - lange termijn complicaties: * BPD: broncopulmonale dysplasie * ROP: retiopathie van prematuriteit
46
Wat is het histologisch beeld bij BPD (broncopulmonale dysplasie)
- verminder aantal alveolie met relatief onrijp beeld van longparenchym - grote, simpele alveolie structuur - verlies alveolaire septa (emfyseem beeld)
47
Necrotiserende entrocolitis: - deel darm - histologie - behandeling - mortaliteit - preventie
- deel darm: ileum, coecum en colon ascendent - histologie: necrose, ulceratie, pneumoatosis intestinalis (gasbellen in darmwand), perforatie, peritonitis en sepsis - behandeling: conservatief, 20-60% operatie - mortaliteit: 10-25% - preventie: moedermelk
48
Wat is wiegendood?
Wiegendood = plotselinge overlijden van kinderen < 1 jaar (niet in 1e week) waarvan oorzaak onduidelijk blijft na grondig onderzoek incl complete obductie, analyse van plaats overlijden en klinische geschiedenis
49
Wat zijn omgevingsrisico factoren voor wiegendood?
- buikslapen - co-sleeping: met ouders in bed - hyperthermie - slapen op zacht oppervlak
50
Wat zijn risicofactoren van ouders op wiegendood?
- jonge maternale leeftijd - roken en drugsgebruik beide ouders - weinig of geen perinatale zorg - laag sociaal-economische status - kinderen kort op elkaar geboren
51
Wat zijn risicofactoren van het kind op wiegendood?
- prematuriteit of ex-prematuriteit - mannelijk - meerlingen - SIDS bij broertje/zusje - respiratoire infectie - hersenstam afwijkingen
52
Wat wordt er bij postmortaal onderzoek gevonden bij weigendood/SIDS?
eigenlijk niks 10% gevallen toch verklaring gevonden
53
Op basis van were dingen wordt kinderdosis medicatie bepaald?
- gewicht - lichaamsoppervlak
54
Waar is de farmacokinetiek afhankelijke van?
Absorptie: - biologische beschikbaarheid * absorptie snelheid * geneesmiddelen karakteristieken - toedieningsvorm Distributie Metabolisme Uitscheiding Genetische variatie Invloed van ziekte Co-medicatie
55
Welke processen veranderen bij neonaat tot vroeg kind dat invloed heeft op de absorptie van een geneesmiddel?
- zuurgraad maag: 1e 2 weken hoger dan bij volwassen (minder zuur) * zuur label: opname hoog bij neoanten * basis: opname omlaag - enzymactiviteit anders: * metaboliserende enzymen hebben neoanten toename - maag-darm passage: * neonaat: vertraagd --> opname van slecht wateroplosbaar omlaag * 6-8 maanden: zelfde als bij volwassenen - neonaat: vertraagd - peuters: versneld - darmfunctie: * first-pass uptake lever vertraagd * darmflora anders
56
Wat zijn nadelen van zetpillen?
- incomplete resporptie - wisselende resorptie - verlies via faces
57
Wat is er anders bij de distributie bij kinderen wat invloed heeft op geneesmiddelen?
- huidoppervlak relatief groter + dunner dan volwassenen --> opname groter van smeersel - lichaamssamenstelling: * prematuur: 80% water - hoe ouder je wordt, hoe droger je wordt * vet neemt toe als je hogere leeftijd hebt als kind
58
Hoe gaat het metabolisme van vetten?
- wateroplosbare vetten --> uitscheiding via nieren - non-polaire vetten (niet-wateroplosbaar): * fase 1: oxidatie, reductie, hydrolyse * fase 2: conjugatie tot polair substraat belangrijk: cytochroom P450 - 1e maand: verdubbeling CYP3A4 - binnen 1-2 jaar: CYP enzymen zoals bij volwassenen
59
Wat is er anders bij de uitscheiding van geneesmiddelen door kinderen wat er invloed op kan hebben?
- nierfunctie: * neonaat: snelle ontwikkeling * 1 jaar: volwassen waarde
60
Waar moet je altijd op letten bij medicatie voorschrijving bij kinderen?
Toedieningsvormen: - vanaf 6-7 jaar vaste orale toediening volledig doorslikken - 0-1 jaar: vloeistof/dranken - <5 jaar: drankje makkelijkst
61
Wat zijn aandachtspunten voor toedieningsvormen bij kinderen?
- hulpstoffen - smaak (en smakelijkheid) - beschikbaarheid
62
Congenitale infectie: TORCHES --> waar staat het voor?
T: toxoplasomsis O: others --> HIV + parvovirus B19 R: rubella C: cytomegalovirus (CMV) H: herpes simplex S: syfilis
62
Op welke twee manieren kan een intra-uterine infectie ontstaan + vb welke infectie dat zijn?
1. transplacentair - listeria monocytogenese - toxoplasmose gondii - CMV 2. opstijgend of via vagina - GBS - E. coli - herpes simplex
63
Wat zijn kenmerken van presentatie in de TORCHES infecties?
- dismaturiteit - microcefalie - hepatosplenomegalie - icterus - anemie/thrombocytoplenie
64
Wat is de meest voorkomende congenitale infectie?
CVM: 0,2-1%
65
Wat is de kliniek van congenitale infectie met CMV?
veel asymptomatisch - prematuur - SGA (klein voor zwangerschapsduur) - hepatosplenomegalie - petechie/purpera - icterus - neurologische afwijkingen: * microcefalie * hypotonie * convulsies * periventriculaire verkalking
66
Welk lab kan voorkomen bij congenitale CMV?
- trombocytopenie - geconjugeerde hyperbilirubinemie - verhoogde transaminase
67
Hoe gaat de diagnostiek bij congenitale CMV?
PCR in urine en speeksel: - pos bij leeftijd < 21 dagen --> bewijs voor congenitale infectie - pos bij leeftijd >21 dagen --> hielprik om kijken of CMV in zit Detectie antistoffen
68
Wat is de behandeling van congenitale CVM + indicaties?
Ganciclovir indicatie: - retinitis - chorioretinitis - pneumonie
69
Wat zijn lange termijn gevolgen van congenitale CMV?
Symptomatische kinderen: 90% restverschijnselen: gehoorproblemen + 50% ernstige psychomotor retardatie Asymptomatishe kinderen: 10% resverschijnselen: gehoor problemen
70
Hoe gaat de transmissie van HSV-2 (herpes simplex virus - genitals) naar kind?
- primaire infectie: 50% - primaire infectie HSV-2 en HSV-1 doorgemaakt: 30% - recidief infectie: 2%
71
Hoe komt het dat primaire infectie van moeder met HSV bij neonaat ernstiger verloopt?
neonaat: - geen antistoffen - hoger virale load
72
Hoe is de kliniek van congenitale infectie met herpes simplex virus?
Gedissemineerde vorm: zien in 1e week - aangedaan: huid, brein, pneumonie Centraal zenuwstelsel aangedaan vorm: zien in 2e-3e week: - aangedaan: brein, huid Huid/oog/mond (slijmvlies): zien in 2e week - aangedaan: huid
73
Hoe gaat de diagnostiek van congentiale herpes simplex virus (HSV)?
- tzanck-test huidlaesie - PCR oropharynx
74
Wat is de behandeling van congenitale herpes simplex virus?
acyclovir
75
Wat zijn tekenen van sepsis en/of meningitis bij neoanten?
- kreunen - slechte perifere circulatie: grauw - temperatuur instabiliteit: koorts of te koud - apnoe/brachycardie - convulsies - weinig/niet actief
76
Wat is de prevalentie van groep B streptococcen (GBS)?
Prevalentie: 21% - risico baby bij pos vrouw: 36,5% --> 3% kinderen echt ziek - risicofactoren rondom partus: 60% 100 infecties per jaar
77
Wat zijn risicofactoren voor een groep B streptococcen infectie rondom partus?
- vroeggeboorte - PROM > 24 uur (gebroken vliezen) - teken van infectie bij moeder - zware maternale kolonisatie - vrouwen met kind die eerder GBS heeft
78
Wat kan er preventief worden gegeven op groep B streptococcen bij neonaat/postnataal te voorkomen
materiaal profylaxe: penicilline LET OP: geen effect op late-onset GBS infectie
79
Wat is de mortaliteit en morbiditeit van groep B streptococcen infectie bij neoanten?
Mortaliteit: 5-10% Morbiditeit: 50% --> meningitis
80
Wat zijn fysiologische verschillen tussen kinderen en volwassenen?
- Ander lichaamsoppervlak per kg: - hoog metabolisme en zuurstof consumptie bij kinderen - andere vitale parameter - communicatie: verschillend per leeftijd - interactie - ontwikkeling fase/groei anders per moment
81
Wat is het grote verschil in respiratoir systeem bij kinderen?
- neusademhaling + grote tong - diameter kleiner --> hogere weerstand - bronchuswand structuur: meer kraakbeen --> hogere weerstand - lucht/weefsel oppervlak / onrijpe alveoli / kleinere luchtwegen --> oppervlakte gaswisseling verlaagd + risico atelactase vergroot - ribben: meer kraakbeen + horizontale positie --> compilatie verhoogd, volledig afhankelijk van diafragma voor ademhaling - diafragma: horizontale positie, minder type 1 weefsel --> uitputting sneller
82
Waar moet je altijd op letten bij pasgeboren kinderen in verschillen met volwassenen?
- fragiele cerebrale vaten - bloed-hersen barrière minder goed - meer REM slaap - hoger zuurstof consumptie - minder contractie hersenweefsel - verminderde werking stollingsfactoren
83
Hoeveel % van zwangere heeft in 1e 16 weken zwangerschap bloedverlies + hoeveel % hiervan krijgt miskraam?
20% hoeveel % miskraam: 50% = 10% alle zwangerschappen
84
Wat zijn aanwijzingen voor een EUG?
- vaginaal bloedverlies - buikpijn heviger en/of anders dan bij menstruatie - zwangerschap bij spiraal of na sterilisatie - LO: pijn palpatie buik, peritoneale prikkels, slingerpijn bij VT - bedreigde circulatie - risicofactoren aanwezig: tuba pathologie, fertiliteitstraject
85
Wat is een Mola zwangerschap? - incidentie - symptomen - diagnose
Mola zwangerschap = tumormuze groei van placenta - incidentie: 0,5 per 1000 zwangerschappen/jaar - symptomen: vaak later in zwangerschap: * vaginaal bloedverlies * hyperemesis gravidarum: extreem overgeven en misselijkheid - diagnose: vaak echoscopisch (veel asymptomatisch)
86
Als er bloedverlies is in 3e trimester zwangerschap, waar moet je aan denken?
- dreigende vroeggeboorte - abruptio (solutio) placentae - placentae praevia
87
Wat is emesis gravidarum?
Emesis gravidarum = misselijkheid tijdens zwangerschap: - 50% zwangere - 90% gevallen na 4 maanden over = fysiologisch
88
Wanneer moet je verwijzen naar gynaecoloog bij hyperemisis gravidarum?
- driegende dehydratie - gewichtsverlies - onvoldoende verbetering van klachten ondanks behandeling met anti-emetica
89
Wat is mastitis?
Mastitis = ontsteking van de borst - lokale, pijnlijke, (niet-)infectieuze ontstekking Door: stase van melk in melkgang --> kan koorts geven Infectie vaker bij: tepelkloven of acuut begin
90
Wat is het beleid bij mastitis?
- Stase tegengaan --> frequent voeden, begin met aangedaan zijde - warmtecompressie - pijnstilling - antibiotica als: malaise, koorts en tepelkloven, geen verbetering bij afwachtend beleid