Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is er afwijkend bij het hypoplastisch linker hart syndroom?

A
  • ernstige aortaklepstenose (bicuspide aortaklep)
  • atrium septum defect
  • hypoplasie van aorta
  • hypoplasie van linker ventrikel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn oorzaken van functionele achteruitgang bij hypoplastisch linker hart syndroom?

A
  • verminderde vulling kamers door:
    • abnormaal flowpatroon longslagader
    • afwijkende functie longslagader
    • verminderde diastolische functie kamer
  • energieverlies na fontanel traject
  • verminderde kamerfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn lange termijn gevolgen van een univentriculair hart?

A
  • hartfalen en aritmieën
  • protein losing entropathy (PLE)
  • pulmonale anterioveneuze fistels (PAVF)
  • trombo-embolieën
  • renale dysfunctie
  • fontan-associated liver disease (FALD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekend cyanose?

A

Cyanose = blauwe verkleuring van slijmvliezen, nagelbed, tong, lippend en huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van cyanose?

A
  • Aangeboren hartafwijkingen:
    • verkeerde aansluiting
    • intracardiale mening O2 rijk en O2 arm bloed
    • onvoldoende longdoorbloeding
  • pulmonale oorzaak:
    • onvoldoende ventilatie
    • onvoldoende functionerend longweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee groepen cyanose heb je?

A
  1. centrale cyanose: arterieel bloed onderverzadigd met O2
    • cyanose van: slijmvliezen, tong, nagelbed
  2. perifere cyanose: arterieel bloed normaal O2-verzadiging + verhoogd O2 gebruik (extractie) in weefsel
    • blauwe, koude, aura
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op basis van welke BMI waardes kan je obesitas bij kinderen indelen?

A

afkapgrenzen vanaf 3 jaar afhankelijk van: leeftijd, geslacht en etniciteit:

Graad 3 = BMI >40 volwassenen
Graad 2 = BMI >35 volwassenen
Graad1 = BMI >30 volwassenen
Overgewicht = BMI > 25 volwassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de oorzaken van obesitas bij kinderen?

A

Leptine resistentie

  1. mulitfactorieel: leefstijl + aanleg
    • voeding
    • beweeggedrag
    • sociale factoren
    • psychische factoren
    • erfelijkheid BMI gemiddeld 70%
  2. Biomedische factoren: biologisch systeem in lichaam is verstoord
    • medicatie: prednison, anti-epileptica
    • endocrien
    • hypothalamus schade: regelsysteem eetlust
    • genetisch:
      • afwijking in leptine receptor gen
        • syndromaal: gewicht toename als kind en kleine lengte
        • niet-syndromaal: gewicht toename in 1e jaar, normaal-lange lengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de (lange termijn) gevolgen van obesitas bij kinderen?

A
  • 50-90% cardiovasculair risicofactoren
    • hoge mortaliteit en morbiditeit op volwassen leeftijd
      * voorstadia cardiovasculaire risicofactoren/schade al bij kinderen aanwezig maar dan nog REVERSIBEL
  • lipiden, glucose, lever, slaapapnoe, verhoogde bloeddruk
  • comorbiditeit: diabetes, hypertensie, NASH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de behandeling van kinderen met obesitas?

A
  1. gecombineerde leefstijlinterventie:
    • succes grote variatie
    • succesvolle behandeling bij:
      - uitgegroeide kinderen = >5% gewichtsverlies
      • groeiende kinderen = gewicht stabilisatie
  2. farmacotherapie: beloningssysteem in balans, minder eetlust, tragere maagontlediging, meer insuline gevoeligheid
  3. bariatirische chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tumoren op kinderleeftijd:
- prevalentie
- meest voorkomend
- groepen meest voorkomende soorten
- globale indeling
- genezingspercentage algemeen

A
  • prevalentie: 600/jaar (0,8%)
  • meest voorkomend: ALL (acute lymfatische leukemie)
  • groepen meest voorkomende soorten: blastoom (embryonaal weefsel), sarcoom (steunweefsel)
  • globale indeling: ⅓ solide tumoren, ⅓ hersentumoren, ⅓ hematologisch oncologie
  • genezingspercentage algemeen: 80%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van ontstaan tumoren op kinderleeftijd?

A
  • genetische afwijkingen
    • multipele hit model (Knudsen)
  • familiair: 10% (vooral hersenen en solide)
  • virale infectie (EBV)
  • straling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ALL:
- prevalentie
- piekleeftijd
- vormen
- overleving

A
  • prevalentie: 115 kinderen per jaar
  • piekleeftijd: kleutertijd en pubertijd
  • vormen:
    • B-ALL: 80%
    • T-ALL: 20%
  • overleving: 90-95%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke symptomen kunnen voorkomen bij ALL?

A
  • bleek
  • bloedingsneiging
  • infectie
  • bospijn
  • algemene malaise
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke bevinden bij LO kunnen voorkomen bij ALL?

A
  • hepatosplenomegalie
  • lymfadenopathie
  • bleekheid
  • patechien/ecchymosen
  • koorts/tachycardie
  • huid/testisinfiltratie
  • uitval hersenzenuwen
  • tandvlees hyperplasie/bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gaat de diagnostiek van ALL?

A
  • volledig bloedbeeld (VBB)
  • beenmergpunctie (LP) + onder microscoop bekijken
  • cytomorfologie
  • immunofenotypering
  • cytogenetica: karyotypering, PCR, Fish –> kijken belangrijke genetische afwijkingen waardoor is ontstaan
  • beeldvorming: verbreed mediastinum
    • Vooral voor behandeling!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar wordt naar gekeken bij immunofenotypering voor ALL?

A

Cellen gelabeld met antistoffen tegen antigeen (CD-markers) = cluster van differentiatie
* verschillende rijpingsstadium van lymfocyten hebben andere CD-markers tot expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de behandeling van ALL+ duur behandeling?

A
  • chemotherapie: IV en pillen
    + veel vocht in begin –> dode leukemiecellen uitplassen
  • ALL-together/interfant/ESPALL
  • zelden: bloedtransplantatie (SCT)

Duur behandeling: 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke complicaties/bijwerkingen kunnen ontstaan bij ALL behandeling?

A
  • infectie
  • alopecia
  • diabetes
  • trombose
  • trombopenie
  • convulsies
  • groeivertraging
  • osteoporose/osteonecrose
  • hypertensie
  • hartfalen
  • anemie
  • stollingsstoornissen
  • neuropathie
  • hersenbloeding/herseninfarct
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat kunnen lange termijn problemen zijn na ALL behandeling?

A
  • nierfunctie
  • leverfunctie
  • cardiale functie
  • bewegingsapparaat (osteoporose)
  • groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Op welke manier worden vaatanomalieën geclassificeerd + kenmerken per groep

A

Biologische classificatie
1. vasculaire tumor:
- 90% = hemangiomen
- bij geboorte 50% hemangiomen pre-cursor lesie
- na geboorte ontstaan/groeien
- hemangioom fases: groei-plateau-regressie
- man:vrouw = 1:3

  1. vaatmalformatie: 0,3-0,5% van anomalieën
    • aanwezig bij geboorte, maar niet altijd zichtbaar
    • proportionele groei, groeit met lichaam mee
    • geen spontane regressie
    • man:vrouw = 1:1
22
Q

Goedaardige vaattumoren:

Hemangioom
- incidentie
- risicogroepen
- locaties
- beloop
- vormen
- behandeling
- complicaties

A
  • incidentie: 4-10%
  • risicogroepen:
    • meisjes
    • prematuren
    • tweelingen
  • locaties:
    • hoofd-nek: 60%
    • romp: 35%
    • extremiteiten: 15%
  • beloop: start NA geboorte met uniek groeipatroon in 3 fases:
    1. groei fase: disproportionele groei in 6-9 maanden
    2. stabiele fase
    3. spontane regressie
  • vormen:
    • superficieel
    • nodulair
    • diep
    • reticulair/abortieef
    • gecombineerd
  • behandeling: meestal onschuldig dus wait and see
  • complicaties: bij 25%
    • ulceratie, bloeding pijn
    • functionele problemen: ogen, oren, luchtwegen
    • cosmetisch
    • hart
23
Q

Met welke syndromen is een reticulair/abortieve vorm van hemangioom geassocieerd?

A
  • PHACES
  • LUMBAR
24
Q

Welke labafwijkingen gaan samen met een Kaposiform hemangio endothelioom

(= locally aggressive or borderline vascular tumor)

A
  • trombocytopenie en hypofibrinemie
  • coagulatieproblemen
  • verhoogd D-dimeer
25
Welke uiterlijke kenmerken passen bij een PNET: primitieve neuro-ectodermal tumor (= maligne vasculaire tumor)
- bloedend - glanzend - niet aardbei rood geweest - bultjes - recidief in litteken
26
Wat is een voorbeeld van een capillaire malformatie?
- naevus flammeus - CMTC: cupis marmorata teleangiectacia congenita
27
Wat is de behandeling van Naevus flammeus?
Lasertherapie: gerichte verhitting van verklaring gevende vaatjes --> vaatjes verschrompelen en dode cellen opgeruimd - jonge huid: vaatjes makkelijke te bereiken - om 2-4-8 weken - 5-8 behandeling, tot plateau bereikt - kinderen: ALTIJD ONDER NARCOSE - succes: >50% oplichting --> hoe kleiner lesie, hoe beter resultaat - risico: * depigmentatie * littekenvorming
28
Welke klachten kunnen voorkomen bij een veneuze malformatie?
* klachten bij: - afhangen - sporten - toename als warm is * fleboliet * geen trill
29
Wat zijn voorbeelden van arterioveneuze vaatmalformatie?
- Klippel-trenaunay syndroom - Sturge-weber syndroom - Proteus syndroom
30
Welke bijkomende verschijnselen kunnen voorkomen bij Sturge-Weber syndroom?
- glaucoom - aangeboren wijnvlek - epilepsie op jonge leeftijd
31
Wat betekend major congentiale afwijking + prevalentie?
Major congenitale afwijking = afwijking die levensbedreigend is, uitgebreide chirurgie vereist of een ernstige cosmetische effect heeft - prevalentie: 2-3%
32
Wat betekend minor congenitale afwijking + prevalentie?
Minor congenitale afwijking = afwijking die geen ernstige medische of cosmetische consequenties heeft - prevalentie: 7%
33
In welke zwangerschapsweek wordt de test gedaan: - NIPT - 1e trimester SEO - SEO - GUO 1 - GUO 2 - vlokkentest - vruchtwaterpunctie
- NIPT: 11-14 weken - 1e trimester SEO: 12-13 weken - SEO: 18-22 weken - GUO 1: 18-22 weken - GUO 2: 8-40 weken - vlokkentest: 10-14 weken - vruchtwaterpunctie: 15-17 weken
34
Hoeveel % van major afwijkingen wordt gevonden bij prenatale diagnostiek?
50% --> invasief onderzoek geeft zekerheid
35
Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om kinderobductie uit te voeren?
1. natuurlijke dood 2. toestemming door nabestaande voor: - lichaamsobductie - schedelobductie - gebruik van materiaal voor onderwijs en onderzoek
36
Welke handelingen worden uitgevoerd tijdens een obductie?
- Uitwendige inspectie - Inwendige inspectie - controle anatomische verbindingen, meten en wegen - uitnemen organen en weefsels voor microscopie - afnemen weefsel voor aanvullend onderzoek - terugplaatsen organen: behalve hersenen - sluiten lichaam en schedel, aankleden
37
Welke beeldvorming kan worden toegepast bij kinderobductie + wat zijn voordelen/nadelen hiervan?
- Röntgenfoto: babygram * nadeel: alleen verbeende skeletdelen zichtbaar MRI * voordeel: alle structuren zichtbaar, vooral weke delen * nadeel: resolutie niet optimaal + postmortale veranderingen moeilijk te interpreteren
38
Correlatie tussen prenatale diagnostiek en obductie: - hoeveel % bevestigd obductie bevinden bij prenatale diagnostiek - hoeveel % heeft obductie toegevoegde informatie - hoeveel % wordt bij obductie informatie uit prenatale diagnostiek niet bevestigd - hoeveel % veranderd diagnose na obductie
- hoeveel % bevestigd obductie bevinden bij prenatale diagnostiek: 68% - hoeveel % heeft obductie toegevoegde informatie: 22% - hoeveel % wordt bij obductie informatie uit prenatale diagnostiek niet bevestigd: 9% - hoeveel % veranderd diagnose na obductie: 3,8%
39
Waar kunnen inborn errors of metabolisme in zitten?
- enzymen - membraan transporteiwitten - co-factoren --> activatoren, chaperons, ect
40
Hoe worden stofwisselingsziektes ingedeeld?
Indeling op basis van substraat: 1. Intermediare stofwisseling: tussenproduct - aminozuren, vetzuren, koolhydraten, purines, ATP-synthese, Vitamine, mineralen 2. Stofwisseling van neurotransmitters: - glycine, serine, GABA, sulfieten, creatine biosynthese en transport, BH4 (tetrahydrobioterine) 3. Synthese en afbraak van complexe moleculen - mucopolysacchariden, glycolipiden, sterolen, galzuren, glycoproteinen, lipoproteinen, nucleinezuren - organel-gepasseerde classificatie
41
Wat is de functie van verschillende organellen + hoe is de organel gebaseerde classificatie?
- Endoplasmatisch reticulum: biosynthese van secreta-eiwitten * Ig, insuline, hormonen - plasma membraan: transport en signaaltransductie * ionen, suikers, aminozuren, vetzuren - golgi apparaat: glycosylering en post-translationele modificatie eiwitten - mitochondriën: ATP-synthese, vetzuren, O2 radicalen - Peroxisomen: afbraak en synthese van lange-keten vetzuren (ZLKVZ), plasmalogenen, galzuren, H2O2 - lysosomen: afbraak complexe suikers, glycolipide, sterolen, glycoproteinen
42
Hoe gaat de classificatie van metabole ziektes die in de praktijk wordt gebruikt?
Op basis van biochemie - aminozuurmetabolisme - koolhydraatmetabolisme - vetzuurmetabolisme - lysosomale stapelingsziekte - mitochondriale stoornissen - peroxisomale stoornissen
43
Welke kliniek kan voorkomen bij phenylketonurie (PKU)? (= ziekte van intermediaire aminozuren metabolisme)
- verstandelijke beperking - epilepsie - microcefalie - cognitieve achteruitgang - spasticiteit - blond haar en lichte huid
44
Welke symptomen kunnen voorkomen bij mucopolysaccharidose (= lysosomale stapelingsziekte)
symptomen ontstaan door progressieve stapeling in lysosoom (vacuole): - uiterlijke dysmorfieën - overbeharing - macrocefalie - groei/skelet afwijkingen - organomegalie - verandering uiterlijk in de tijd - neurologische klachten
45
Welke symptomen kunnen voorkomen bij de ziekte van Wellweger (= peroxisomale ziekte)
- progressieve spierslapte - epilepsie - niercyste - skeletafwijkingen - retinitis pigments - atrofie oogzenuw -hepatomegalie - doofheid - hersenaanlegstoornissen
46
Bij welke tekenen moet je denken aan een stofwisselingsziekte?
1. problemen in groei en ontwikkeling 2. progressieve klachten of achteruitgang 3. familiegeschiedenis positief 4. acute ontregeling/bewustzijnsdaling bij een eerder gezonde patient bij intercurrente infectie 5. opvallende bevindingen bij lichamelijk onderzoek: - Uiterlijke kenmerken/dysmorfiën - Microcefalie/Macrocefalie - Groeistoornis/skeletafwijkingen - Organomegalie - Verandering van uiterlijke kenmerken in tijd - Neurologische achteruitgang
47
Welke geur kan voorkomen bij de volgende ziektebeelden? - phenylketonurie - maple syrup urine disease (MSUD) - isovaleriaanacidurie - tryosinemia type 1 - trymethylaminuria
- phenylketonurie: muis/mus - maple syrup urine disease (MSUD): ahornsiroop - isovaleriaanacidurie: zweetvoeten - tryosinemia type 1: kool, verzuurde boter - trymethylaminuria: rottende vis
48
Op welke momenten kan een stofwisselingsziekte zich uiten?
- voor geboorte: soms - na de geboorte: vaak - kinderleeftijd: vaak - volwassen leeftijd: soms
49
Wat is hydrops foetalis?
Hydrops foetalis = oedeem in minimaal 2 compartimenten: -pleura - pericard - abdomen - navelstreng - placenta geassocieerd met: - heptosplenomegalie - ademhalingsisnsufficientie - anemie - hartfalen
50
Hoe kan het beloop van stofwisselingsziektes zijn + vb per groep?
1. Acute verschijnselen: - MCAAD: non-ketotische hypoglycaemie = zeer laag glucose in bloed en in urine GEEN ketonlichamen 2. intermitterende verschijnselen: cruise optreden - Glutaar acidurie type 1 --> aanvallen bewegingsstoornis bij koorts 3. Chronische progressieve verschijnselen (met regressie) - sneller op kinderleeftijd leeftijd --> knik in ontwikkeling - langzamer op volwassen leeftijd --> functie verlies/verslechtering
51
Hoe komt het dan kinderren acute ontregelen bij MCADD?
- jonge kinderen hebben fysiologische weinig glycogeen reserve - kan vetzuren niet afbreken om ATP vrij te maken
52
Waar kan de therapie bij metabole ziekte op gericht zijn?
* behandeling van acute metabole decompensatie * wegvangen toxische stoffen * Dieet aanpassingen: - verminderen van substraat - suppletie van essentieel stoffen - vitaminen - cofactoren * enzymvervangende therapie * gentherapie