Week 1 Flashcards
(35 cards)
Sociale invloed
Het effect dat de woorden, handelingen of loutere aanwezigheid van andere mensen hebben op onze gedachten, gevoelens, houdingen of gedrag.
Sociale psychologie
De wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en gedrag van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of ingebeelde aanwezigheid van andere mensen.
Natuurlijke selectie
Het proces waarbij gunstige eigenschappen voor de overleving doorgegeven worden aan het nageslacht.
Construeren
De manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren.
Wat is het analyseniveau van de sociale psychologie?
Het individu in de context van een sociale situatie.
Fundamentele attributiefout
De neiging om de mate waarin het gedrag van mensen te wijten is aan interne, dispositionele factoren te overschatten en de rol van situationele factoren te onderschatten.
Behaviorisme
Beweer dat we, om menselijk gedrag te begrijpen, alleen moeten kijken naar de versterkende eigenschappen van de omgeving.
Gestaltpsychologie
Het geheel is meer dan de som der delen. Benadrukt het belang van het bestuderen van de subjectieve manier waarop een object in de geest van mensen verschijnt.
Naïef Realisme
Mensen zijn overtuigd de dingen waar te nemen zoals ze werkelijk zijn.
Waar is Kurt Lewin de grondlegger van?
De moderne experimentele sociale psychologie.
Zelf-verbeteringsmotief
De behoefte om ons goed te voelen over onszelf.
Accuraatheidsmotief
De noodzaak om een juist zelfbeeld te hebben.
Eigenwaarde
De mate waarin mensen zichzelf als goed en fatsoenlijk beschouwen.
Sociale cognitie
De manier waarop mensen over zichzelf en de sociale wereld denken.
Hindsight bias
De neiging van mensen om, nadat ze weten dat iets heeft plaatsgevonden, te overdrijven in hoeverre ze dat van tevoren hadden kunnen voorspellen.
Het proces van theorie-verfijning:
- Er wordt een hypothese ontwikkeld
- Uit de theorie wordt een specifieke hypothese afgeleid
- De hypothese wordt getest
- Op basis van de resultaten van de test wordt de theorie herzien en worden nieuwe hypothesen geformuleerd en vervolgens getest
Diffusie van verantwoordelijkheid
Psychologisch fenomeen waarbij individuen in een groep minder geneigd zijn verantwoordelijkheid te nemen voor actie, omdat ze verwachten dat anderen dat zullen doen.
Etnografie
Observatiemethode waarbij een onderzoeker probeert een groep of cultuur te begrijpen door deze van binnenuit te observeren en te voorkomen dat hij zijn eigen vooroordelen oplegt.
Archiefanalyse
Een soort observatiemethode waarbij de onderzoeker de verzamelde documenten of archieven van een groep of cultuur onderzoekt.
Experimentele methode
Methode waarbij de onderzoeker deelnemers willekeurig aan verschillende omstandigheden toewijst en ervoor zorgt dat deze omstandigheden identiek zijn, met uitzondering van de onafhankelijke variabele.
De onafhankelijke variabele
De variabele die wordt gemanipuleerd om te zien of deze een bepaald effect heeft op de afhankelijke variabele.
Afhankelijke variabele
De variabele die een onderzoeker meet om te zien of deze op een of andere manier wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele.
Interne validiteit
De mate waarin je kunt vaststellen dat alleen de onafhankelijke variabele de afhankelijke variabele kan beïnvloeden; wordt bereikt door alle externe variabelen te controleren en door mensen willekeurig toe te wijzen aan verschillende experimentele omstandigheden.
Waarschijnlijkheidsniveau: p-waarde
Een getal dat wordt berekend met behulp van statistische technieken die de onderzoekers vertellen hoe waarschijnlijk het is dat de resultaten van het experiment toevallig zijn en niet het gevolg van de onafhankelijke/andere variabelen.