Week 5 Flashcards
(43 cards)
Groep
Bestaat uit twee of meer mensen die op elkaar inwerken en van elkaar afhankelijk zijn, hun behoeften en doelstellingen leiden ertoe dat zij elkaar beïnvloeden.
Sociale normen
Normen die door alle leden in een groep geacht worden te gehoorzamen over wel gedrag aanvaardbaar is in een samenleving.
Sociale rollen
Gedeelde verwachtingen over hoe groepsleden zich horen te gedragen binnen bepaalde posities.
Groepscohesie
De eigenschap in een groep die de leden bindt en de onderlinge sympathie bevordert.
Groepsdiversiteit
Hoe verschillend de leden van een groep zijn.
Sociale facilitatie
De neiging om beter te presteren in aanwezigheid van anderen bij eenvoudige taken, en slechter te presteren in aanwezigheid van anderen bij complexe taken.
Social loafing
De aanwezigheid van anderen zorgt ervoor dat onze individuele inspanningen minder zichtbaar worden, waardoor we ons meer ontspannen voelen (betere prestaties bij complexe taken).
Sociale facilitering
De aanwezigheid van anderen vestigt de aandacht op ons en windt ons op (betere prestaties bij eenvoudige taken).
Ringelmann Effect
Een individu levert minder inspanning in een groep dan alleen.
De-individuatie
Het verlies van zelfbewustzijn en individuele verantwoordelijkheid bij mensen in een groep, vaak leidend tot impulsief of afwijkend gedrag.
Procesverlies
Elk aspect van groepsinteracties dat een goede probleemoplossing in de weg staat.
Transactief geheugen
Het gecombineerde geheugen van een groep dat efficiënter is dan het geheugen van de individuele leden.
Groupthinking
Besluitvormingsproces waarbij het behouden van groepscohesie en solidariteit belangrijker is dan een realistische afweging van de feiten.
Groepspolarisatie
De neiging van groepen om beslissingen te nemen die extremer zijn dan de aanvankelijke neiging van hun leden.
Great Man Theory
Stelt dat bepaalde belangrijke persoonlijkheidskenmerken iemand tot een goede leider maken, ongeacht de situatie.
Transactionele leiders
Stellen duidelijke doelen op korte termijn en belonen mensen die ze halen.
Transformationele leiders
Inspireren volgelingen om zich te richten op gemeenschappelijke lange termijndoelen.
Contingentietheorie van leiderschap
Er is geen stijl van leiderschap die in alle situaties effectief is. Het hangt af van:
1. Aard van de taak
2. Relatie leiders en volgers
3. Machtspositie
Hierbij zijn er 2 soorten leiderschap:
1. Taakgericht leiderschap
2. Relatiegericht leiderschap
Taakgerichte leiders (contingentietheorie)
Houden zich meer bezig met het klaren van de klus dan met de gevoelens en relaties van de werknemers.
Relatiegerichte leiders (contingentietheorie)
Houden zich meer bezig met de gevoelens en relaties van de werknemers.
Sociaal dilemma
Een conflict waarbij de gunstige actie voor een individu, indien gekozen door de meeste mensen, voor iedereen schadelijke gevolgen heeft.
Voor-wat-hoort-wat strategie
Middel om samenwerking aan te moedigen door eerst coöperatief te handelen, maar vervolgens steeds te reageren zoals je tegenstander deed (coöperatief of competitief) op de vorige proef.
Integratieve oplossing
Een oplossing voor een conflict waarbij de partijen compromissen sluiten over kwesties, waarbij elke partij het meeste toegeeft op punten die voor haar onbelangrijk zijn maar voor de andere partij belangrijk.
Pluralistische onwetendheid
Mensen in een groep denken ten onrechte dat hun eigen opvattingen, gevoelens of gedragingen afwijken van de rest van de groep.