Week 1 Flashcards

(43 cards)

1
Q

Wat is de oorzaak van RDS? Respiratory Distress Syndrome

A

Tekort aan surfactant → longen klappen dicht na uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de risicofactoren voor RDS?

A

Sectio caesarea, maternale diabetes, mannelijke foetus, tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke behandeling wordt toegepast bij RDS?

A

Surfactant inhalatie bij neonaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is BPD? Bronchiopulmonale dysplasie

A

Verstoring van de longarchitectuur door langdurige beademing en zuurstoftherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de risicofactoren voor BPD?

A

Prematuriteit, roken tijdens zwangerschap, maternale hypertensie, laag geboortegewicht, mannelijke foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn symptomen van congenitale CMV?

A

Milde prematuriteit, petechiën, icterus, hepatosplenomegalie, SGA, neurologische afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt congenitale CMV behandeld?

A

Ganciclovir langdurig IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de gevolgen van congenitale CMV?

A

90% van symptomatische kinderen: restverschijnselen (doofheid, milde retardatie), 10% van asymptomatische kinderen: meestal doofheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de transmissiekans van HSV bij verticale overdracht?

A

50% bij primo-infectie, 30% bij eerdere HSV-1 infectie, 2% bij herhaalde HSV-2 infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is een primo-infectie gevaarlijker?

A

Neonaat heeft geen antistoffen (ook niet van de moeder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke diagnostiek wordt gebruikt bij neonatale HSV?

A

PCR op oropharynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke behandeling wordt toegepast bij neonatale HSV?

A

IV aciclovir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn alarmsignalen bij sepsis/meningitis?

A

Kreunen, grauw, temperatuurinstabiliteit, apneus/bradycardie, convulsies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers?

A

Groep B streptokokken (GBS), E. coli, Listeria monocytogenes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van early-onset GBS?

A

< 7 dagen oud, verticale transmissie, pneumonie, shock, sepsis, meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van late-onset GBS?

A

7 dagen - 3 maanden oud, zowel verticale als horizontale transmissie, sepsis, meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de mortaliteit en morbiditeit bij GBS?

A

Mortaliteit: 5-10%, morbiditeit: 50% (door meningitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is NEC? necrotiserende enterocolitis

A

Darmontsteking van terminale ileum, coecum, colon ascendens

19
Q

Wat zijn risicofactoren voor NEC?

A

Prematuriteit (< 1500 gram), slechte darmdoorbloeding, formulevoeding

20
Q

Wat is de behandeling van NEC?

A

Conservatief, bij ernstige gevallen operatieve darmresectie

21
Q

Wat is de preventieve therapie bij NEC?

22
Q

Wat zijn risicofactoren voor wiegendood?

A

Buikslapen, co-sleeping, roken, hyperthermie, prematuriteit, weinig zorg

23
Q

Wat is een veelvoorkomende onderliggende oorzaak?

A

Bronchopneumonie

24
Q

Wat betekent ADME in farmacologie?

A

Absorptie, Distributie, Metabolisme, Eliminatie

25
Waarom hebben neonaten een ander metabolisme?
Lagere enzymactiviteit (CYP450), veranderde nierfunctie, ander darmmilieu
26
Waarom kunnen neonaten sneller systemische bijwerkingen krijgen van lokale medicatie?
Huidoppervlak is relatief groter dan bij volwassenen
27
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire groeistoornissen?
Primaire: genetisch, vanaf geboorte Secundaire: door omgevingsfactoren zoals voeding, hormonen
28
Wat is een voorbeeld van een monogenetische groeistoornis?
Achondroplasie
29
Wat is een voorbeeld van een chromosomale groeistoornis?
Turner syndroom
30
Wat is een voorbeeld van een epigenetische groeistoornis?
Silver-Russell syndroom
31
Wat is het gevolg van placentaire insufficiëntie?
Intra-uteriene groeiretardatie (IUGR)
32
Wat zijn voorbeelden van intra-uteriene infecties?
Chorioamnionitis, funisitis, TORCH-infecties
33
Wat is terminale villusdeficiëntie en wanneer komt dit voor?
Onvermogen van de placenta om te rijpen, vaak bij maternale diabetes
34
Welke drie foetale shunts moeten sluiten na de geboorte?
Ductus arteriosus (Botalli), ductus venosus, foramen ovale
35
Waarom is de longweerstand intra-uterien hoog?
Longen bevatten weinig bloed en zijn gevuld met vocht
36
Wat is de functie van surfactant?
Vermindert oppervlaktespanning → voorkomt collaps van alveoli
37
Welke immuunfactoren zitten in moedermelk?
sIgA, lactoferrine, enzymen, macrofagen, probiotica
38
Waarom hebben neonaten een verhoogd infectierisico?
Onrijp immuunsysteem, lage IgG-spiegels, dunnere huidbarrière
39
Wat is het endocriene kruis?
Afgenomen lengtegroei en toegenomen gewicht bij hypothyreoïdie
40
Wat is de belangrijkste groeihormoon-as?
GH-IGF-I-as (Hypothalamus → hypofyse → lever)
41
Wat zijn kenmerken van hypercortisolisme bij kinderen?
Afbuigende lengtecurve, gewichtstoename, vollemaansgezicht
42
Welke hartafwijking geeft een continu machinaal geruis?
Persisterende ductus arteriosus (PDA)
43
Wat is de meest voorkomende cyanotische hartafwijking?
Tetralogie van Fallot