Week 10 Flashcards

1
Q

Waarin kan nierinsufficiëntie in verdeeld worden?

A

In acute, snel progressieve en chronische nierinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welke vormen van acute nierinsufficiëntie is verbetering mogelijk?

A
  • Prerenale nierinsufficiëntie -> tumuli goed, geen structurele afwijkingen, geen eiwit in urine
  • Renale nierinsufficiëntie -> structurele beschadiging van de nier, eiwit in urine
  • Postrenale nierinsufficiëntie -> vaak sprake van een verlaagde urineproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een belangrijke bijwerking van nierinsufficiëntie?

A

Hyperkaliëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn brown buddy casts en impliceren deze?

A

Zijn afgietsels van dode tubulusepitheelcellen in de urine en impliceert een obstructie van de tumulus wat past bij acute tubulaire necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaraan is een normale tubulus te herkennen?

A

Een brush borden aan de lumen zijde om het oppervlak te vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er bij necrose?

A

De polariteit verdwijnt -> expressie van Na/K-ATPase aan de apicale zijde plaats ipv basolaterale zijde -> wand wordt dunner, voorurine kan terug lekkern -> obstructie dode cellen -> vasoconstrictie afferente arteriole -> GFR neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat toont een nierbiopt?

A

Lymfocyten en eosinofiele granulocyten tussen de tubuli. Als hier sprake van is -> acute allergische tabulo-interstitiële nefritis, er is proteïnurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als een patiënt niet plast en er is een vergroot pyelum te zien, waar duidt dit op?

A

Postrenale nierinsufficiëntie of prostaat hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat regelt het kaliumgehalte?

A
  • Bèta adrenerge catecholamines -> aldosteron (zorgt ervoor dat in de cordiale verzamelbuis kalium wordt gesecreerd door activatie van ENaC)
  • Insuline (zorgt ervoor de K de cel ingaat en helpt om de klap van hyperkaliëmie op te vangen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor kan hypokaliëmie veroorzaakt worden?

A

Shift (acute stress, metabole acids, insuline en bèat-agonisten), extramentaal kaliumverlies (diarree) en renaal kaliumverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurd er bij volumedepletie?

A

Activatie RAAS-systeem -> angiotensie II zorgt proximaal voor meer Natriumreabsorptie -> ENaC kanaal kan minder Na reabsorberen -> minder K-secretie via het ROMK-kanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling hypokaliëmie?

A

Kaliumchloride en kaliumsparende diuretica of mineraalcorticoïd receptor blokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pCO2 is normaal?

A

35-45 mmol Hg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

[HCO3-] is normaal

A

24 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een normale anion gap?

A

[Na+] - [Cl-] - [HCO3-] = 12 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvan is een vergroot anion gap meestal het gevolg bij een diabeet?

A

Van ketoacidose

17
Q

Waar duidt een vergroot anion gap op?

A

Metabole acidose

18
Q

Wat is de reactie van de niet op een metabole acidose??

A

De nier scheidt proximaal en distaal meer zuur uit (meer netto zuur excretie) -> bicarbonaat gaat de netto zuur bufferen en het daarbij geproduceerde CO2 uitademen -> ammonium, fosfaat, creatinine en lactaat worden gebruikt als buffers in voorurine