Week 12 Flashcards

1
Q

Wat zijn de mechanische functies van bot?

A
  • structuur
  • beweging –> spier pezen vast aan bot
  • bescherming vitale organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de synthetische functies van bot?

A
  • vorming bloedcellen in beenmerg
  • vorming cellen afweersysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de metabole functies van bot?

A
  • opslag mineralen en groeifactoren die bij behoefte vrij kunnen komen
  • het is een endocrien orgaan dus kan zlef ook hormonen synthetiseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de samenstelling van bot?

A

harde laag op netwerk van eiwit
- 60% mineraal
- 30% onderliggende matrix met collageen 1 en eiwitten met bioactiviteit
- 8% bloedvaten
- 2% cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar komen de cellen voor botvorming vandaan en hoe heten ze?

A

uit mesenchymale stamcel
zijn osteoblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kan er met een osteoblast gebeuren?

A
  • is lining cel aan de rand van het bod en wacht op activatie tot die tijd bedejt deze het bot opp
  • wordt geactiveerd 00> osteocyt, deze is volwassen als er mineraa is afgezet door EM en de osteocyt hier in ligt
  • kan dood gaan –> apoptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet een osteoblast?

A

maakt bot eiwitmatrix en reguleerd verkalking/ minerlisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet een osteocyt?

A
  • heeft sensoren bot voor canaliculi, de belasting is essentieel voor gezond bot en immobilisatie zorgt voor dood van de osteocyten
  • reguleert botombouw –> rankL voor afbraak en sclerotstine voor vorming
  • reguleert fosfaat homeostase –> productie FGF23 –> fosfaat uitscheiding nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heten de cellen voor bot afbraak en waar komen ze uit?

A

uit hemapoietische stamcel = osteoclast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet een osteoclast?

A

is een grote cel met veel kernen die :
- hecht aan de botmatrix
- list het calcium op en breekt botmatrix af ;resorptie door als afgesloten comartimetn zuur uit te scheiden met het enzym cahepsine k

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is er fusie van de pre- osteoclasten?

A

als de rankL op de rank receptor bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe stop je de RankL?

A

Als OPG hier aan bindt, je hebt dan juist bot vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat heb je bij veroudering?

A

minder osteoblast vorming en meer adipocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke delen heeft het bot van buiten naar binnen?

A

epifyse, meta fyse en diafyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten bot heeft bot?

A
  • trabeculair bot
  • corticaal bot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vliezen heeft het bot?

A

enosteum en periosteum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de eigenschappen van trabeculair bot?

A
  • lijkt op een spons maar is erg stevig –> efficiente verdeling belasting krachten
  • vernieuwd veel 20-30% per jaar
  • 20% van de botmassa
  • op uiteinde botten –> epi en metafyse
  • sterkte en elasticiteit
  • mineraal metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn eigenschappen van het corticale bot?

A
  • is de dikke buitenkant
  • 80% botmassa
  • ombouw activiteit 2-3% per jaar
  • zorgt voor biomechanische sterkte
  • aanhechtingsplaats pezen en spieren
  • bescherming van meenmerg met daarin de stamcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn eigenschappen van het periosteum?

A
  • buitenkant van botweefsel
  • dubbellaags: - buitenste laag: bindweefsel en collageen
  • binnense laag: celle (MSC)
  • voorzien van zenuwevezels, bloedvaten en lymfevaten
  • diktegroei van het bot
  • zorgen voor peesverbindingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

War zijn eigenschappen van het endosteum?

A
  • binen kant botweefsel, bekleedt mergholte en binnenkant haverse kanlen en trabeculair bot
  • enkellaags: MSC en vollageen vezels
  • ro in groei en ontwikkeling bot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar zit calcium in?

A
  • bot
  • klein deel in plasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar zit fosfaat in?

A
  • bot
  • kleine fractie in serum als inorganisch fosfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar is calcium belangrijk voor?

A
  • membraanpotentiaal
  • signaaltransductie
  • spiercontractie
  • bloedstolling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar is fosfaat belangrijk voor?

A
  • DNA, RNA, ATP en ADP
  • fosforylering receptoren en eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe wordt de calcium concentratie gereguleerd?
ALs de concentratie daalt gaan: - bijschildklieren PTH maken - osteoclasten resorberen meer bot waardoor Ca en P vrij komt - 1 alfa hydroxylase wordt gestimuleert wat zorgt voor actief vit d en dna heb je meer ca opname uit de darm - transporters worden geremd --> PO3 plas je uit en ca resorbeer je
26
Wat gebeurt er als je meer fosfaat hebt?
meer FGF 23 en dan minder PTH bijschildklieren
27
Hoe bevind calcium zich in de sirculatie?
- 50% vrij in circulatie - 40% aan albumine __> ph afhankelijk - 10% aan allerlei andere dingen
28
Wat zijn de effecten van PTH op ca en P?
- mobilisatie Ca en P uit skelet vis stimulatie osteoclastaire botresorptie - verhoging renale Ca- drempel en verlaging P-drempel - stimulatie 1alfa hydroxylase in de nier
29
Wat heb je als je ouder wordt?
minder vit d respons
30
Hoe wordt calcitonine gemaakt en wat doet het?
uit c-cellen in schildklier geproduceerd --> remt osteoclasten en zorgt zo voor minder botresorptie MAAR geen duidelijke effecten bij verwijding schildklier en medullair schildkliercarcinoom
31
Wat doet FGF23?
zorgt voor minder VIT D en meer fosfaatverliezen via de urine
32
Wat zijn klachten van een hypofasfatemie?
- skelet: rachitis osteomalacie met verkrommingen, botpijnen en breuken - spieren: spierpijn en spierzwakte - vermoeidheid - dysfunctie van hart en hersenen
33
wat doet magnesium?
zorgt dat PTH door de bijschildklier uitgescheiden kan worden
34
wat weet je over een vit D tekort?
- risico zijn bejaarden en allochtonen - leidt tot mineralisatie defect skelet en secundaire hyperparathyreoidie - lage inneming van clacium doet bij vit D tekort de ernst van de secundaire hyperparathyreoidie toenemen
35
Wat is er bij een primaire hyperparathyreoidie?
toegenoemen PTH door primaire bijschildklierziekte
36
Wat is er bij een secundaire hyperparathyreoidie?
toegenomen PTH afgifte als gevolg van langdurige hypcalciemie
37
Wat is er bij een tertiaire hyperparathyreoidie?
autonome PTH overproductie
38
Wat zijn symptomen van een hyper calciemie?
- neuro: concentratiestoornissen, depressie, verward, coma, minder spierkracht - gastrointestinaal: misselijk, braken, obstipatie, ulcus en pancreatitis - urologisch: polyurie en nierstenen - cardiaal: ritmestoornissen aks bradycardie en AVblock
39
Wat is er bij osteoporosis aan de hand?
er is minder mineraal in het bloed waardoor je een grotere kans hebt op botbreuken, het komt veel voor in wervels, pols en heup Er is weinig gecalcificeerd en meer matrix
40
Welke vormen van wervel compressie zijn er?
- wedging - biconcave - pancake
41
Hoe worden de wervel fractuuren opgedeeld?
20-25% = gr 1 25-40% = gr 2 meer dan 40% = gr3
42
Hoe wordt de botmineraal dichtheid gemeten?
BDM met DEXA, de t score is dan de afwijking van de meting ten opzichte van de gemiddelde waarde voor jong- volwassenen en z- score bij afwijking van de meting tov gemiddelde waarde van mesnsen met zelfde leeftijd en geslacht
43
Waar kan de meting door beinvloed worden?
artrose, wervelinzakking of vaatverkalking
44
Wat zijn klinische gevolgen van een wervel fractuur?
- acute, chronische pijn - kyfose - lengte verlies - afname bewegelijkehid van 50% - uitpuilende buik en reflux door druk - kortademig: door in elkaar duwen van de buik - depressie - 33% minder onafhankelijk
45
Wat zijn klinische gevolgen van een heup fractuur?
- 20% onverlijdt binnen 1 jaar - 30% permanen invalide - 40% kan niet meer zelf lopen - 80% vermindering dagelijkse activiteit --> preventie is belangrijk
46
Wat zijn belangrijke risicofactoren van osteoporose?
- leeftijd - geslacht - botmineraaldichtheid - prevalente fractuur - positieve familieanamnese - gewicht/ lengte - corticosteroiden gebruik - immobiliteit - vallen
47
Waarom heb je door leeftijd grotere kans op osteoporose?
- botverlies - verminderde bot kwaliteit: --> verhoging botombouwactiviteit --> verminderng van de onderlinge samenhang van botbalkjes --> verandering samenstelling botmatrix - skelet onafhankelijke factoren: --> vallen , reactie op vallen en absorptie van de val
48
Waarom hebben mannen minder vaak een fractuur?
- kortere levensverwchting - hogere piekbotmassa - grotere motten ( diameter en cortex) - ander patroon van leeftijdregelaeerd botverlies - ontbreken van versneld botverlies tijdens menopauze
49
Waaro bij vrouwen in menopauzen meer botafbraak?
door afname oestrogenen komt meer RANKL dus meer activatie osteoclasten
50
Wat komt er bij mannen vaker voor?
secundaire factor als veel alcohol, meer corticosteroiden en testosteron deficientie
51
Wat is er de eerste 5 jaar na breuk?
verhoogde kans op recidief vooral bij wervel fracturen
52
Wat moet je aan screening doen bij personen boven de 50 met recente fractuur ( minder dan 2 jaar geleden)?
verricht zo snel mogelij aanvullend onderzoek dmv: - DXA en VFA - lab: BSE, calcium, albumine, creatine, TSH en 25D, alkalisch fosfatasa > 70 testosteron, - evalueer valrisco
53
Wat doe je aan screening bij personen die behandeld worden met glucocorticoiden?
bij prednnisosn > 2,5 mg ouder dan 40 DXA en VFA
54
Wat doe je aan screening boven de 60?
vul risico score lijst in en vraag je af of er aanvullend onderzoek nodig is
55
Wat zijn de belangrijkste veperkingen van FRAX?
- het model corrigeert niet voor de aanwezigheid van : wervelfracturen dosis en duur van steroid gebruik en valevents - niet goed geschikt om personen te selecteren die in aanmerking moeten komen voor aanvullend onderzoek - geen consenss over drempelwaarde voor behandeling - FRAX lijkt wel geschikt voor risico- communicatie met patient --> niet gedaan DXA wordt gedaan
56
Hoe wordt osteoporose niet medicamenteus behandeld?
- lichaamsbeweging, met bot activatie - niet roken en geen overmatig alcohol - niet te veel afvallen sws, en bij mensen met overgewicht want dan gaat je botdichtheid ineens heel veel achteruit - preventie van fracturen door valprentie en de valimpact te verminderen - aanbevelen calcium dmv voeding - vit D --> geen piekdosering
57
Welke soorten medicatie worden gebruikt?
die botafbraak remmen en die botaanmaak stimuleren
58
Welke zijn er die botafbraak remmen?
- oestrogenen (HRT's) - SERM (raloxifene) - Bisfosfaten - densosumab
59
Wat doen oestrogenen?
- verlagen vooral risico heupfractren, wel 25% toename borstkanker - geven tot leeftijd 50
60
Wat doen SERM?
alleen voor wervel fracturen --> verlaagt borstkanker kans
61
Wat doen bisfosfaat?
- meest voorgeschreven - remmen functioneren osteoclasten --> minder diepe putjes - lichte stijging BMD - op specifieke manier innemen - sterker effect op de wervel fracturen - door retentie in bot houden effecten op BMD en turnover einige tijd na staken aan
62
Wat zijn bijwerkingen van bisfosfaten?
- maag-darmklachten - recente concerns: osteonecrose van de kaak --> bij intraveneuze toediening vanwege malignitiet - atriumfibriiren - atipische fracturen
63
Hoe werkt densosumab?
het is een RANkL antilichaam --> ineens stoppen is verhoogd risico op de wervelfracturen
64
Welke medicatie stimuleeert de opbouw?
- teriparatide - antilichaam sclerosine ( romosusimab)
65
Hoe werkt teriparatide?
PTH analoog --> in NL en zorgt zo voor botformatie ipv resorptie --> RANKL minder en meer OPG door dosissen - stimuleert osteoblasten en osteoclasten maar met een netto positief balans dus meer bot aanmaak dan afbraak
66
Wat zijn de stappen voor de behandeling?
- stimuleer gezonde leefstijl - bij secundair optimale behandeling onderliggende aandoening - start bij indicatie voor botversterende medicatie alendronaat of risedronaat - dit niet verdragen = zoledronaat
67
Wat doe je aan behandeling bij post menopauzale vrouwen?
- t < 1,5 en 2 min2 wervel of 1 min 3 graad wervel met teriparatide - ergere vrouwen met romosozumab
68
Bij welke behandelingen is nabehandeling nodig?
alles behalve bisfosfaten
69
Welke pijn heb je bij een niersteen?
flankpijn
70
Welke pijn heb je bij een uretersten?
koliekpijn
71
Welke pijn heb je bij een blaassteen?
strangurie
72
Wat is koliekpijn?
heftig, aanvalsgewijs met misselijkheid, bewegingsdrang, het is acuut enenkelzijdige flankpijn en kan uitstralennaar de lies en geeft geen peritoneale prikkeling omdat het retroperitoneaal ligt
73
Wat weet je over de lokatie van de koliek?
- meestal hele regio - niet altijd op de plaats van de pathologie - uretersteenkoliek: soms lies, scrotum labia of glans penis en soms mictie drang - ernist van niersteenkoliekpijn is variabel: weinig klachten- helse pijn - erns pijn is niet de erns van de aandoening
74
Hoe komt urolithiasis voor?
- 5-10