Week 13 Flashcards

1
Q

Wat zijn naast huidtype nog andere kenmerken voor een verhoogd risico op melanoom (in volgorde van afnemend RR)?

A

-Totaal aantal naevi >100
-Totaal aantal naevi >6
-Andere vorm van huidkanker in VG
-Sproeten
-Blauwe oogkleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor controles worden gedaan bij familiair melanoom/ FAMMM syndroom-patienten?

A

Surveillance 1 a 2 keer per jaar plus eerstegraads verwanten va 12 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor preventie wordt gedaan bij personen met een verhoogd risico op een melanoom?

A

Bij aanwezigheid van 5+ atypische neva en 100+ banale nevi 1x per jaar controle uitvoeren
Geen routinematige controles op congenitale nevi (CN) met een diamter van <20 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor aanvullende screening wordt gedaan bij CDKN2A positieve melanoom (in de familie)

A

-Jaarlijkse screening voor tweedegraads verwanten uit CDKN2A positieve families jaarlijkse screening va 20 jaar of instructie voor zelfonderzoek. Indien een CDKN2A mutatie is uitgesloten is geen screening van tweedegraads verwanten nodig.
-CDKN2A mutatiedragers va 45 jaar verwijzen naar een MDL specialist, ivm het verhoogde risico op pancreascarcinoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het effect van dermatoscopie op de accuratesse van de klinische diagnose?

A

Dermatoscopie verhoogt de accuratesse (specificiteit en sensitiviteit) van de klinische diagnose in geschoolde handen en verlaagt deze in ongeschoolde handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt een melanoom gediagnosticeerd?

A

Een diagnostische excisie met een marge van 2 mm. Ellipsvormig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt een primair melanoom behandeld?

A

Therapeutische re-excisie met een marge van:
in situ melanoom: 0,5 cm;
breslowdikte tot en met 2 mm: 1 cm;
breslowdikte meer dan 2 mm: 2 cm.
Aanvullende diagnostiek: schildwachtklierprocedure bij pT1b+ om te stadieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor nacontrole wordt gedaan na behandeling van een melanoom?

A

-T/m stadium IA: eenmalig controlebezoek 1 maand na de behandeling. Schriftelijke instructie voor zelfonderzoek contactinformatie in geval van ontdekken verdachte afwijking meegeven. Regelmatige controle leidt niet tot betere overleving
-Va stadium IB:
->1e jaar: 1x/ 3 maanden controle
->2e jaar: 1x/ 6 maanden controle;
->3e tot 5e jaar: 1 controle per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke mutatie kan gemetastaseerde melanoom behandeld worden met doelgerichte therapie?

A

V600-mutatie in het BRAF gen, zet, o.a. via MEK, de MAPK signaalcascade continu aan waardoor er proliferatie (celdeling) en metastasering plaats kan vinden. Met BRAF en MEK remmers wordt deze cascade weer uitgezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn mogelijke voordelen van een huidkanker app?

A

-Bevorderen vroegtijdige detectie huidkanker
-Voorkomen onnodige bezoeken aan huisarts/ dermatoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe worden verdachte moedervlekken herkend?

A

ABCDE-methode:
-Asymmetrie
-Border irregularity
-Colour variation: meerdere kleuren
-Diameter >0,5 cm
-Evolution: verandering in uiterlijk of klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de generaliseerbaarheid van een AI programma getest?

A
  1. Testen op training set
  2. Testen op een externe dataset
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de positief voorspellende waarde?

A

Kans op ziekte bij een positieve testuitslag: aantal positieven/ totaal aantal positieve testuitslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom AI in de zorg?

A
  • Patronen herkennen op basis van veel data en daarmee de zorg verbeteren
  • Digitalisering van de maatschappij en de zorg
    -> Digitaal toegankelijk: EPD
    -> Steeds meer data
  • Computers steeds sneller
  • Computer is beter in repetitieve taken en reproduceerbaarder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt AI?

A

Gesuperviseerd leren
-Veel voorbeelden met een label (oordeel patholoog)
Machine learning
-Kenmerken afleiden uit het beeld
Deep learning
-Hele beeld aanbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen machine en deep learning?

A

Machine learning: allerlei belangrijke kenmerken aan computer doorgeven
Deep learning: slaat kenmerken over, je geeft hele beeld aan computer, gaat zichzelf trainen om de goede output geven. Werkt gemiddeld beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de generaliseerbaarheid van AI?

A

Hoe goed werkt het model op ongeziene data?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar moet rekening mee gehouden worden bij het verzamelen van data voor AI?

A

Kwaliteit trainingsdata is cruciaal
- Invloed camera kwaliteit: dermascoop, mobiel?
- Omstandigheden voor alle afwijkingen vergelijkbaar?
- Zijn alle mogelijke afwijkingen, huidtypes gedekt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke problemen zijn er met AI onderzoek?

A
  • Veel literatuur gebaseerd op alleen interne datasets
    -> dus niet generaliseerbaar naar ander ziekenhuispopulatie
  • Veel literatuur op basis van retrospectieve data
    -> weinig prospectieve clinical trials met AI: clinical readiness is laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn problemen om te tackelen mbt AI?

A

Reductionistische benadering:
- veel methodes kunnen helpen bij een subprobleem maar kunnen niet alle mogelijke afwijkingen herkennen.
- veel methodes gebaseerd op maar een deel van de klinische data
Uitlegbaarheid van de AI-tools: waarom komt de tool tot dit oordeel?
Inbedding in praktijk en in opleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke factoren dragen bij aan de acceptatie van AI door zorgverlener/ patient?

A

Eindverantwoordelijkheid bij een mens
Voldoen aan wet- en regelgeving: AVG, MDR: Medical Device Regulation
Co-creatie: patient, zorgverlener en datawetenschapper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarvan zijn de ethische aspecten afhankelijk bij AI?

A

Mede van doel en gebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kunnen ethische problemen mbt AI opgelost worden?

A
  1. Aanpassen van de technologie
  2. Regulering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kan AI zorgen voor betere zorg?

A

Principe van weldoen: zorg zo goed mogelijk maken
Principe van rechtvaardigheid: schaarse middelen rechtvaardig verdelen
Respect voor autonomie: meer zelfstandigheid voor patiënten, empowerment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een dermatoscoop?

A

Dermatoscoop vergroot 10x met gepolariseerd licht waardoor je door de stratum corneum heen kan kijken en beter het patroon van een moedervlek kan bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe wordt een melanoom behandeld?

A

Diagnostische excisie, omdat je wilt weten wat de Breslow dikte is (diepste punt, bepaald door patholoog). Bepaalt prognose. Verder behandelen door re-excisie met marge afhankelijk van stadiering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Op welke manieren kan een melanoom metastaseren?

A

Lymfogeen, hematogeen of locoregionaal (satelliet metastasen, rondom primaire tumor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wanneer wordt een sentinel node procedure gedaan bij een melanoom?

A

-Bij stadium 1B en hoger om optimaal te stadieren en informeren over de prognose
-Geen therapeutische test
-Bepalen indicatie adjuvante therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat was de mediane overleving van gemetastaseerd melanoom in 2010?

A

6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke 2 vormen van therapie zijn er voor gemetastaseerde melanomen?

A

-Immuuntherapie (infuus)
-Targeted therapy (pillen). Geeft vooral palliatie/ levensverlenging maar geen genezing, daarom voorkeur voor eerst immuuntherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de prognose van gemetastaseerd melanoom nu?

A

27 maanden, elk jaar verbetert de overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Op welke signaalcascade is targeted therapy voor melanomen gericht?

A
  • IC signaalcascades
  • Bij melanoom is belangrijkste pathway de RAS B-RAF MEK pathway. Bij 50% melanomen mutatie in BRAF: V600E of V600K. Daardoor staat de pathway continu aan-> continue MAPK-signalering en dus stimulatie van celdeling/ proliferatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe werkt targeted therapy voor melanomen?

A

Vemurafenib of dabrafenib zet signaal BRAF uit waardoor de tumor gaat krimpen. Kan alleen bij BRAF V600 mutatie. Geeft grote afname en langer progressievrije overleving dan chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het nadeel van BRAF remmers?

A

Na een tijdje ontwikkelt de tumor resistentie, leidt tot terugkeer metastasen
-> Kan door activerende mutaties in MEK. Oplossing: MEK-inhibitie (cobimetinib, trametinib). Combi geeft grotere progressievrije overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe worden melanoom kankercellen door het immuunsysteem gedood?

A

T-cel geactiveerd door dendritische cel die via MHC complex antigeen tumor presenteert. T-cel vermenigvuldigt zich en gaat via bloedbaan naar target. Maakt membraan kankercel kapot. T-cellen vallen melanoom aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe werkt immuuntherapie?

A

Immuuntherapie helpt niet bij de herkenning door het immuunsysteem, maar remt de rem
->B7 van de DC kan koppelen met CTLA-4 waardoor de cytotoxische T-cel CD8+ inactief wordt gemaakt
->Kankercel kan PDL-1 tot expressie brengen, als die met PD-1 op de T-cel koppelt wordt de T-cel inactief
Immuuntherapie: anti CTLA-4 en anti-PD(L)1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke immuntherapie middelen zijn er?

A

Anti CTLA-4: ipilimumab
Anti-PD(L)1: nivolumab/ pembroizumab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke soort immuuntherapie werkt het best?

A

Anti-PD1 werkt nog veel beter dan anti CLA-4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de staart van de curve bij immunotherapie?

A

Chemo kan gemetastaseerde ziekte nooit helemaal wegkrijgen, curve gaat altijd naar 0. Bij immuuntherapie werkt het voor een groot deel van de mensen niet, bij de mensen waarbij het wel werkt vlakt de curve af waardoor ze heel lang ziektevrije overleving hebben, genezen (na 5 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn mogelijke bijwerkingen van immunotherapie?

A

Ontstekingen (auto-immuun bijwerkingen, -itis). Behandeling bijwerkingen is prednison

41
Q

Wat is het principe van de werking van een oncolytisch virus?

A

Normale cellen: hebben een antivirale afweer die voorkomt dat het virus vermeerdert
Tumorcellen: geen antivirale afweer; om ongecontroleerd door te kunnen groeien (proliferatie) hebben ze hun antivirale immuniteit opgegeven

42
Q

Hoe werkt oncolytische virus immunotherapie?

A

Virus zorgt voor lysis van tumorcellen + activatie immuunsysteem dat andere kankercellen doodt

43
Q

Wat is een oncolytisch virus?

A

Een virus dat specifiek tumorcellen lyseert en anti-tumor immuniteit opwekt

44
Q

Wat zijn de kenmerken van een oncolytisch virus?

A

-Natuurlijk voorkomend of genetisch gemodificeerd virus
-Specifieke targeting van kankercellen
->Cel oppervlak/ receptoren/ promotoren
->Verschil in genexpressie (gevoeligheid), bv innate immunity

45
Q

Hoe werkt het anti-tumor effect van een oncolytisch virus?

A

-Directe oncolyse
-Niet-specifieke immuun stimulatie
-Aantrekken cytotoxische T-cellen

46
Q

Hoe lang duurt het effect van een oncolytisch virus?

A

Veroorzaakt een acute infectie: lichaam ruimt het zelf op. Geen vaccin of anti-virale therapie nodig. NIET:
-Een virus dat zich inbouwt in het genoom van gastheer
-Een virus dat muteert naar gevaarlijke mutanten

47
Q

Aan welke eisen moet een oncolytisch virus voldoen?

A

Veilig
->Voor patient: niet ziekteverwekkend
->Voor omgeving van patient: mens en dier
Effectief
->Veroorzaakt oncolyse van tumorcellen
->Induceert of verhoogt anti-tumor immuunrespons van de host

48
Q

Hoe kan de veiligheid en effectiviteit van een oncolytisch virus verbeterd worden?

A

-Attenuatie= minder bijwerkingen (voor veiligheid)
-Versterking van virulentie (voor hogere effectiviteit, meer tumor regressie)
-Arming (voor hogere effectiviteit en veiligheid)

49
Q

Hoe kan er voor attenuatie gezorgd worden?

A

-Natuurlijk ge-attenueerde stammen, minder pathogeen voor patient (gebruik vaccin stammen)
-Virussen met andere host range: animale virussen die geen ziekte veroorzaken in de mens

50
Q

Hoe kan er voor arming van oncolytische virussen gezorgd worden?

A

-Inbouwen immuun modulatoire genen: IL-7, checkpoint inhibitors enz.
-Inbouwen cancer markers: specifieke targeting voor tumoren

51
Q

Wat zijn de kenmerken van het Newcastle disease virus (NDV)?

A

Pseudovogelpest virus
-RNA-virus
-Bindt aan sialic acid residuen (suikermoleculen op elke cel)
-Induceert celdood van geinfecteerde cellen
-Potentiaal fataal in vogels, geen ernstige ziekte in mens
-Specifiek voor kanker gebaseerd op verschillen in innate immunity
-Virulentie afhankelijk van knipsite van fusie eiwit

52
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van NDV?

A

Voordelen:
-Animaal virus: veroorzaakt geen ziekte in mensen
-Eenvoudig genetisch modificeerbaar
-Bewezen effectief (met vaccin stammen)
Nadelen:
-Tot nu toe een te lage effectiviteit
-Virus potentieel niet veilig voor omgeving (pluimvee)

53
Q

Hoe kan de effectiviteit van RDV verhood worden?

A

-Hogere virulentie= hoger oncolytisch effect (door knip-site in fusie eiwit te veranderen). Zorgt ook voor verhoogd veiligheidsrisico
-Inbouwen immuun regulerende genen die anti-tumor immuniteit stimuleren

54
Q

Hoe kan de veiligheid van NDV verbeterd worden?

A

-In vogels omzeilt het virus het innate immuunsysteem middels het V eiwit, dat in mensen veel minder effect heeft
-Verwijderen van V eiwit maakt virus gevoelig voor immuunsysteem gevogelte

55
Q

Welke voorwaarden zijn er bij de geneesmiddelenontwikkeling?

A

-Farmacologische eigenschappen
->Werking vs. bijwerking
->Toediening/ dosering
-Organisatorisch

56
Q

Wat is het verschil tussen farmacokinetiek en farmacodynamiek?

A

Farmacokinetiek= wat het lichaam doet met het medicijn
Farmacodynamiek= wat het medicijn doet met het lichaam

57
Q

Wat is het therapeutisch venster?

A

Concentratie waarbij het effect voldoende is met zo min mogelijk bijwerkingen

58
Q

Hoe wordt chemotherapie gedoseerd?

A

-Ontwikkeling sinds ~80 jaar geleden
-Dosering doorgaans obv lichaamsoppervlak (mg/m2, gem 1,5-1,8)

59
Q

Wat is het nadeel van hoe chemotherapie gedoseerd wordt?

A
  • Per lichaamsoppervlak grote variatie in klaring chemo. Voor sommige soorten chemo ontstaat er bij corrigeren voor lichaamsoppervlak alleen maar meer spreiding in effect
  • Onderzoek naar vlakke dosering voor capecitabine
60
Q

Hoe werkt hormoontherapie?

A

Hormonale prikkel hormoongevoelige tumoren weggenomen
-Tamoxifen voor oestrogeen
-Aromataseremmers
-LHRH-agonisten/ antagonisten

61
Q

Hoe wordt hormoontherapie gedoseerd?

A

-Vaste dosering (flat fixed)
-Vooral oraal, ook s.c. / i.m.

62
Q

Wat is targeted therapy?

A

-Proteine kinase remmers
-Begonnen met imatinib
-~20 jaar geleden veelbelovend

63
Q

Hoe wordt targeted therapy toegediend?

A

-Orale toediening
-Vaste dosering

64
Q

Hoe worden geneesmiddelen gemetaboliseerd?

A

Veel geneesmiddelen in lever gemetaboliseerd:
-Fase 1: oxidatie/ reductie door CYP450. Activatie of inactivatie
-Fase 2: conjugatie door UGT waardoor een stof nog makkelijker door het lichaam kan worden uitgescheiden

65
Q

Hoe vindt eliminatie van geneesmiddelen plaats?

A

Soms via passieve diffusie, vaak ook actieve geneesmiddelentransporters betrokken. Bij veranderd functioneren kan er minder eliminatie zijn

66
Q

Welke factoren zijn van invloed op de blootstelling aan een medicijn?

A

-Ziekte gerelateerd
-Lichaamsoppervlakte
-Co-medicatie
-Lichaamskenmerken
-Genetische factoren
-Lifestyle
-Orgaanfunctie

67
Q

Hoe wordt capecitabine door het lichaam verwerkt?

A

Capecitabine (tablet) wordt geactiveerd tot 5-FU.
->80% via DPD enzym geinactiveerd tot DHFU.
-10-20% in actieve metaboliet omgezet, deel excretie in urine waardoor er maar 1-5% actieve metaboliet overblijft

68
Q

Hoe kan farmacogenetica een rol spelen bij capecitabine/ fluoropyrimidines?

A

Als lever (DPD) niet goed werkt hogere concentratie actieve metabolieten en dus hogere kans op toxiciteit. Vooraf gekeken voor genetische afwijkingen: DPYD genotypering.
->Heterozygote afwijking: 50% dosisreductie
->Homozygote afwijking: contraindicatie (activiteitsmeting DPD)

69
Q

Op welke farmacogenetische afwijking wordt gescreend bij irinotecan?

A

Bij UGT1A1*28 werkt UGT niet goed waardoor je meer actieve metaboliet hebt
->Homozygote afwijking: 30% dosisreductie

70
Q

Hoe kan co-medicatie de werking van tamoxifen beinvloeden?

A

-Tamoxifen door CYP enzymen omgezet in het actieve endoxifen.
-Bepaalde antidepressiva (SSRI’s) remmen CYP2D6 waardoor er veel minder tamoxifen in endoxifen wordt omgezet.
-CYP2D6 relatief weinig aanwezig maar grote rol in metaboliseren van geneesmiddelen dus grote activiteit

71
Q

Hoe kan lifestyle invloed hebben op de werking van geneesmiddelen?

A

-Grapefruit remt CYP3A4 in lever/ darm-> hogere concentraties actieve geneesmiddel in bloed
-Lipofiele middelen beter bij vetrijke maaltijd opgenomen
-Roken geeft CYP1A inductie (actiever gemaakt) waardoor erotinib veel sneller gemetaboliseerd en afgebroken wordt

72
Q

Wat is therapeutic drug monitoring (TDM)?

A
  • Meten van geneesmiddelspiegels
  • Aanpassen dosering bij spiegel onder streefwaarde
  • Onduidelijk of dat helpt, onderzoek bezig
73
Q

Hoe worden monoklonale antilichamen afgebroken?

A
  • Monoklonale antilichamen niet via cytochroom gemedieerde metabolisme geklaard maar conform endogeen IgG
  • Via eiwitdegradatie afgebroken, aminozuren weer ergens anders voor gebruikt
74
Q

Hoe wordt immunotherapie gedoseerd?

A

-Dosering bij registratie op mg/kg
-Piekconcentraties lijken niet relevant: doseringsinterval verdubbeld
-Obv PK-modellen naar fixed dose aangepast (zoals bij 80 kg)
-Lopend onderzoek om overdosering (kosten!) te beperken (dosis aanpassen aan blootstelling, behandelduur inperken)

75
Q

Waardoor is het beeld van kanker veranderd?

A

-Kanker steeds zichtbaarder (20e eeuw)
->Niet alleen geneeskunde en wetenschap, beeld van ziekte ook gevormd door cultuur en maatschappij in bepaalde periode
->Beeld van ziekte tevens sterk bepaald door behandeling van kanker: hoop en angst

76
Q

Waardoor is kanker steeds zichtbaarder geworden?

A
  • Wetenschappelijke vooruitgang
  • Speciale instellingen, wetgeving (wet op bevolkingsonderzoek), beleid enz opgericht
  • Groeiende morbiditeit en mortaliteit
  • Publieke angst
  • Tegelijk stilte en stigma
77
Q

Hoe heeft de behandeling van kanker zich ontwikkeld?

A

*Lokaal:
-> Chirurgie (vb. mastectomie), van oudsher, maar vooral va late 19e eeuw
-> Radiotherapie va vroege 20e eeuw
*Systemisch:
-> Chemotherapie (ALL) va medio 20e eeuw
-> Immunotherapie & ‘precision medicine’ va eind 20e/ begin 21e eeuw

78
Q

Waardoor steeg het budget voor kankeronderzoek in de 20e eeuw?

A

Fondsenwerving + PR-campagnes, VS

79
Q

Hoe werd behandeling voor ALL ontwikkeld?

A

-Fase 1: ontdekking anti-cancer drugs (va jaren ‘40). Toevalstreffers, vb WO 2 ontdekt dat mosterdgas de witte bloedcellen doodt. Aanvankelijk alleen tijdelijke remisses
-Fase 2: grootschalig en systematisch evaluatieonderzoek. Teleurstellende resultaten. slechts korte verlenging leven ALL
-Fase 3: filosofische doorbraak (Skipper). Geneesmiddelen elimineren bepaald p=% kankercellen-> bij remissie juist dosering verhogen. Praktische doorbraak: combinatie intensieve chemo en RT

80
Q

Hoe verliep de praktische doorbraak van combi chemo- en radiotherapie?

A
  • ↑ giftige middelen
  • Chemotherapie hersenvocht + radiotherapie hersenen
    -> Geen succes → verdubbeling dosering (1962)
    -> Cure rate (> 5 jaar overleving) van 0.07% in 1962 naar >50% in 1971 (later >70%)
    ➢ Experimenteel: ‘total therapy’, ‘total hell’
81
Q

Hoe relativeerde Pinkel zijn doorbraak?

A
  • Geneesmiddelen bij toeval ontdekt
  • Werkingsmechanisme van middelen nauwelijks begrepen
  • Behandeling alleen onvoldoende verklaring voor genezing ALL (zelfgenezend vermogen lichaam zelf?)
82
Q

Welke ontwikkelingen waren er nadat Nixon war on cancer verklaarde?

A
  • Enorm optimisme: genezing zeldzame kankers (<1%) zoals ALL
  • National Cancer Act (1971)
  • Doel: nu ook veelvoorkomende ‘solide’ tumoren genezen
83
Q

Hoe ontwikkelde kankerbehandeling in de jaren 70-80?

A

Agressieve chemotherapie
-Trial en error
-Solide tumoren bleken veel moeilijker dan ALL: nauw verworven met verouderingsproces, reageren vaak veel minder op anti-cancer drugs
-‘War on cancer’ voorlopige mislukking
-Nadruk te veel op individuele therapie, te weinig op preventie

84
Q

Wat waren belangrijke discussiepunten bij de ontwikkeling van kankerbehandeling?

A
  • ALL: jonge kinderen!
  • Gevolgen medisch denken: ‘oorlog’, radicale en invasieve behandelingen ↔ systemische ziekte
  • Relatie wetenschappelijk onderzoek - behandeling? patiënt = proefpersoon, behandelaar = onderzoeker
  • Curatie vs. preventie
    ➢ Realistisch beeld: ‘winding road of progress’
85
Q

Welke lichaamsdelen zijn at risk voor HPV gerelateerde kanker?

A

Overgang plaveisel naar cilinder epitheel:
-Cervix
-Oesophagus
-Anus
-Nasopharynx

86
Q

Waar begint de afwijking bij een cervixcarcinoom?

A

Baarmoederhals: midden ostium, transformatie zone verandert in loop leven van buitenkant naar binnenkant. In transformatiegebied overgang celtypen, daar begint de afwijking altijd

87
Q

Wat is een uitstrijkje?

A

Met borsteltje cilinder en plaveiselcellen meegenomen. In lab gekeken of er HPV aanwezig: als aanwezig kans dat er meer aan de hand is, als afwezig kleine kans op afwijkingen
Als HPV positief kijken naar cytologische kenmerken van de uitgestreken cellen (Papanicolau klassificatie), aan de hand van de uitslag wel of niet doorverwijzen

88
Q

Wat is het verschil tussen een uitstrijkje bij klachten en BVO?

A

Klachten:
-Beoordelen van de cytologische kenmerken van de uitgestreken cellen
BVO:
-Primair beoordelen van aanwezigheid van hrHPV types
-Vervolgens beoordelen van de cytologie

89
Q

Wat zijn de kenmerken van humaan papillomavirus (HPV)?

A

-Icosaedrische mantel met 72 capsomeren, elk capsomeer bestaat uit L1 en L2 capside eiwitten
-Afhankelijk van een gastheercel voor zijn replicatie

90
Q

Wat is het genomische structuur van HPV?

A

Drie gebieden:
1- LCR (Long Control Region):
* Startpunt van DNA replicatie
* Transcriptie controlerende elementen van enhancer en promoter
2- Vroeg gebied:
* Transcriptie van vroege genen (E1, E2, E4, E5, E6 en E7)
3- Laat gebied:
* Transcriptie van late genen (L1 en L2)

91
Q

Hoe verloopt een HPV infectie?

A
  1. Dringt binnen in de basale laag in het epitheel
  2. Viruspartikel bindt aan receptor op het oppervlak van de cel
  3. Dringt cel binnen door endocytose
  4. Afbreken van virale mantel door celproteasen
  5. Viraal DNA gaat naar de celkern, transcriptie van virale genen begint.
92
Q

Wat doet HPV als het in de kern van de gastheercel is gekomen?

A
  1. Stimuleren van de proliferatie van de gastheercel. E6, E7 en E5:
    ->Onderdrukking van apoptose (E6/p53)
    ->Onderdrukking van celcyclus controle (E7/pRB)
    ->Stimuleren van de epidermale GF-receptor (EGFR)(E5)
    2- Virusreplicatie : E2 remt expressie van E6 en E7 en activeert de productie van E1 (DNA helicase)
    3- Assemblage en export van viruspartikels: Productie van L1/L2 en E4
93
Q

Hoe werkt E6?

A

Bij cellulaire stress komt p53 in actie, kan de celcyclus remmen, als geen reparatie mogelijk gaat de cel in apoptose.
E6 zorgt voor afbraak van p53: zorgt dat ubiquitine ligase gaat binden-> ubiquinatie

94
Q

Hoe werkt E7?

A

E2F is TF die expressie van celcyclus genen reguleert. Gebonden aan pRb als cel niet moet gaan delen. Als cel moet delen wordt pRb gefosforyleerd door CDK4 waardoor E2F vrijkomt en aan het DNA kan binden-> progressie van G1 naar S-> celproliferatie. E7 bindt aan pRb. Leidt niet tot apoptose door E6

95
Q

Hoe wordt een HPV infectie een cervixcarcinoom?

A
  • Persisterende infectie: onderdrukking van de lokale immuunrespons (hrHPV)
  • Kritische stap: ontstaat breuk in viraal DNA, lineair DNA heeft kans om te integreren in het genoom van de gastheercel. Breuk vaak in E2 die als functie heeft om de expressie van E6 en E7 naar beneden te brengen-> E6 en E7 blijven actief, proliferatie. Ontstaat genomische instabiliteit-> progressie tot kanker
96
Q

Tegen welke HPV types wordt gevaccineerd?

A

Er zijn meer dan 200 HPV types. HPV 16 en 18 zijn de belangrijkste, veroorzaken 70% bij de kankers. Vaccinaties voor HPV 16 en 18

97
Q

Hoe wordt HPV overgedragen?

A

huid - huid
mucosa - huid
mucosa - mucosa

98
Q

Wat is het natuurlijke beloop van een HPV infectie?

A

 80% is voorbijgaand, zonder epitheliale afwijkingen
 Mediale duur van hrHPV infectie: 6-14 maanden
 20% veroorzaakt premaligne afwijkingen (CIN)
 Minder dan 1% resulteert in kanker

99
Q

Wat zijn risicofactoren voor een persisterende HPV infectie?

A

-HPV infectie: Aantal seksuele partners
-Progressie tot kanker: Persisterende hrHPV-infectie
 Immuunstatus
 Roken
 Andere infecties