Week 16 Flashcards

1
Q

Vanaf welke waarde kan er gesproken worden over een pulmonale hypertensie?

A

Bij een PAP > 25 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor kan een metabole alkalose worden veroorzaakt?

A

Braken, hypokaliëmie en volumedepletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kun je de structuren van UIP en NSIP uit elkaar halen?

A

UIP kenmerkt zich door fibrose wat begint met verdikking van de alveolaire septa. Dit uit zich door witte streepjes op de CT. Het treedt voornamelijk op in de onderkwab en kan zich uitbreiden naar centraal. Vaak zijn er ook tractiebronchiëctasieën aanwezig. Specifiek voor UIP is honeycombing in de onderkwabben. Dit komt bij een NSIP nooit voor. Bij een NSIP is er sprake van matglas waar de longarchitectuur nog zichtbaar is. Matglas kan optreden door ontsteking of fibrose. De patronen zijn dus te onderscheiden door matglas en honeycombing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 meest voor de hand liggende diagnoses bij hematurie?

A
  • IgA- nefropathie
  • Syndroom van Alport
  • Thin membrane nefropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 meest voor de hand liggende diagnoses bij nefrotisch syndroom?

A
  • Minimal change disease
  • Focale sclerose glomeruloscleroses
  • Membraneuze glomerulopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 meest voor de hand liggende diagnoses bij nefritisch syndroom?

A
  • Anti-GBM glomerulonefritis
  • Poststreptococcen glomerulonefritis
  • ANCA-geassocieerde glomerulonefritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke drie manieren kunnen immuundeposities zich uiten in de basaalmembraan?

A
  • Geen deposities zoals bij ANCA
  • Lineaire deposities zoals bij anti-GBM: De deposities liggen over het hele basaalmembraan
  • Granulaire deposities zoals bij membraneuze glomerulopathie: De immuundeposities bevinden zich niet over het hele basaalmembraan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stoffen zijn nodig voor het maken van erytrocyten?

A
  • EPO
  • IJzer
  • Foliumzuur
  • Vitamine B12
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 stoffen zorgen voor zwakkere botten bij chronische nierinsufficiëntie (CKD-MBD)?

A
  • Fosfaat dit wordt verhoogd door verminderde filtratie
  • Vitamine D dit wordt verlaagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly