Week 2 Flashcards

1
Q

Hoe bepaal je op basis van een ECG en troponinewaardes welke ACS diagnose je kan stellen?

A

ECG:
- ST-elevatie: STEMI
- Geen ST-elevatie: troponine afnemen

Troponine waardes:
- Normaal: onstabiele AP
- Abnormaal: NSTEMI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kun je op basis van de diameter van de stenose de ernst van de AP bepalen?

A

Stenose als percentage van het lumen:
- <40% = geen AP
- 40-80% = stabiele AP
- >80% = instabiele AP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de FFR?

A

Fractional Flow Reserve, geeft aan hoeveel % de bloeddruk daalt na stenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bereken je de FFR?

A

FFR = Q(stenose)/Q(normaal)
(Q: perfusiedruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is PCI?

A

Dotterbehandeling, katheterisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het doel van een PCI?

A

Opsporen en lokaliseren van stenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is DVT?

A

Diep Veneuze Trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op basis waarvan kun je DVT in 2 soorten onderscheiden?

A

Locatie (±):
- Distaal: onder de knie
- Proximaal: boven de knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de verzamelnaam voor DVT en longembolie?

A

Veneus Trombo-embolisch Effect (VTE)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe hangen DVT en longembolie vaak met elkaar samen?

A
  • DVT –> asymptomatische longembolie
  • Longembolie –> asymptomatische DVT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de trias van Virchow?

A

Geeft de risicofactoren van VTE weer
- Stase
- Veranderde bloedsamenstelling
- Vaatwandbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de hoofdoorzaak van trombose door stase?

A

Immobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke risicofactor voor trombose mag niet vergeten worden maar staat niet in de trias van Virchow?

A

Erfelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke genetische factoren vergroten het risico op trombose/DVT?

A
  • Antitrombine deficiëntie
  • Proteïne S & C deficiëntie
  • Protrombine-gen variant
  • Factor V Leiden mutatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke handelingen ondersteunen de diagnostiek van een trombosebeen?

A
  • CUS: Compressie UltraSonografie
  • Klinische kansschatting
  • D-dimeer test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is compressie ultrasonografie (CUS)?

A

Echo met compressie
- Geen compressie mogelijk –> stolsel gelocaliseerd
- Hoge sensitiviteit en specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke beoordelingssystemen ondersteunen de klinische kansschatting?

A
  • WELLS-score
  • YEARS-criteria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke handelingen volgen na het vaststellen van een hoge/lage klinische waarschijnlijkheid op trombose?

A
  • Hoge waarschijnlijkheid: CUS
  • Lage waarschijnlijkheid: D-dimeer om DVT uit te sluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke handelingen volgen na het vaststellen van een hoge/lage klinische waarschijnlijkheid op trombose?

A
  • Hoge waarschijnlijkheid: CUS
  • Lage waarschijnlijkheid: D-dimeer om DVT uit te sluiten. In geval van toch verhoogde waarde –> CUS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe lang duurt de behandeling bij DVT?

A

Hangt af van duur van risicofactor:
- Tijdelijke RF: 3 maanden behandelen ter preventie aangroei stolsel
- Geen tijdelijke RF: in principe levenslang behandelen, recidief trombose voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke late complicaties kunnen er optreden bij een trombosebeen?

A
  • Recidief trombose
  • Post-trombotisch syndroom (PTS)
  • Veneus ulcus (open been)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is recidief trombose?

A

Terugkerende trombose, vindt vaak plaats na staking van antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt PTS in?

A

Veneuze hypertensie en -kleplekkage ter gevolge van persisterende veneuze obstructie en veneuze klepschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke behandeling volgt bij PTS?

A

Alleen ondersteunende therapie d.m.v. compressie
(geen klepreconstructies!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welk criterium wordt gebruikt om de mate van de ernst van de PTS te beoordelen?
Vittalta score - Zichtbare symptomen - Onzichtbare symptomen (patiënt) - 0-3 punten afhankelijk van de ernst (mild-matig-ernstig) - Totaal: mild/matig/ernstig PTS
26
Wat is AAA
Aneurysma Aorta Abdominalis: permanente verwijding van de aorta
27
Welk deel van het lichaam geeft een goede indicatie op welke hoogte de aorta bifurcatie zit?
Navel (Dus AAA zit tussen hart en navel)
28
Op welke doorsnede van het lichaam moet de CT-scan gemaakt worden voor de meest betrouwbare beeldvorming van een AAA?
Sagittaal
29
Wanneer is er 'officieel' sprake van een AAA?
Bij een verwijding van de diameter van minimaal 150%
30
Welke vormen van AAA's zijn er?
- Fusiform - Sacculair - Pseudoaneurysma (vals aneurysma)
31
Wat houdt sacculair aneurysma in?
Ruptuur van de tunica intima, waardoor bloed tussen de intima en de media/adventitia gaat zitten. Vaatwand is ernstig en onregelmatig verzwakt.
32
Wat houdt fusiform aneurysma in?
Spoelvormige verwijding, vaatwand is overal even zwak
33
Wat is een pseudoaneurysma?
Een vals aneurysma: op CT lijkt het op een sacculair aneurysma maar is in feite een bloeding, vaak veroorzaakt door injectie
34
Waarom wordt AAA vaak pas laat gediagnostiseerd?
AAA is vaak asypmptomatisch
35
Wat zijn de risicofactoren op AAA?
Roken, man, leeftijd, ras (blank), hypertensie, hyperlipidemie, familiair, COPD
36
Waarom wordt bij AAA dezelfde prognose gesteld als bij stenoserend vaatlijden?
Omdat beiden een degeneratief proces met dezelfde risicofactoren zijn
37
Hoe worden de meeste AAA's gevonden als het asymptomatisch is?
- Meestal bij toeval - Soms bij ruptuur pas
38
Welk dilemma ontstaat er bij het risicomanagement bij de behandeling van AAA?
Operatierisico vs. Ruptuurrisico
39
Wat houdt het operatierisico bij AAA in?
AAA is asymptomatisch, dus bij operatie brengt veel risico op meer schade doen en verminderde QoL
40
Welke factoren neem je in acht bij de overweging tussen het operatierisico tegen het ruptuurrisico?
- Comorbiditeiten - Geslacht - Leeftijd - Type benodigde operatie
41
Welk type operatie is het meest voorkomend bij AAA?
Open chirurgie: plaatsen van prothese
42
Hoe hangt de diameter van de AAA samen met het ruptuurrisico?
Mannen: ruptuurrisico stijgt exponentieel vanaf 5.5 cm diameter Vrouwen: exponentiële stijging vanaf 5 cm diameter
43
Wat is een EVAR?
EndoVascular Aneurysm Repair: standaard stent, wordt op gezond stuk aorta boven het aneurysma en gezond stuk van iliaca vast gemaakt. - Diameter kan zelf bepaald worden door geheugenmetaal
44
In welke 2 soorten medicatie kunnen we antitrombotica onderscheiden?
- Trombocytenaggregatieremmers - Antistolling
45
Wat is het verschil tussen trombocytenaggregatieremmers en antistolling?
- TAR's: remming primaire hemostase - Antistolling: remming secundaire hemostase
46
Wat is CTEPH?
Chronische Trombo-Embolische Pulmonale Hypertensie: late complicatie van trombose
47
Welke vormen van antistollingstherapie kunnen worden toegepast bij initiële behandeling?
- Heparine - DOAC's - Trombolyse - Compressie kous
48
Welke soorten heparine kunnen worden toegediend bij trombose?
- UFH: UnFractioned Heparin - LMWH: Low Molecular Weight Heparin (- Fondaparunix
49
Wat zijn de verschillen tussen UFH en LMWH
- UFH: korte werking, toedienen via infuus, volledig coupeerbaar - LMWH: langere werking (12-16u), toedienen via injectie, deels coupeerbaar
50
Is heparine een TAR of antistolling?
Antistolling
51
Wat is een aPTT?
Geactiveerde partiële tromboplastinetijd: hoe lang het duurt voordat tromboplastine (FIIIa) FVIIa activeert.
52
Hoe controleer je of heparine-therapie goed werkt m.b.v. aPTT-tests?
De aPTT mag niet 2-2.5x verlengd worden.
53
Welke 4 vormen van DOAC's zijn bij trombose toepasbaar?
- Rivaroxaban - Apixaban - Edoxaban - Dabigatran
54
Wat is het verschil tussen dabigatran en de andere soorten DOAC's?
Dabigatran werkt in op antitrombine
54
Wat is het verschil tussen dabigatran en de andere soorten DOAC's?
Dabigatran werkt in op antitrombine, de andere soorten werken in op FXa
55
Waarom is dabigatran minder geschikt voor ouderen dan de andere DOAC's?
Dabigatran wordt voor 85% uitgescheden door de nieren, de rest maar voor 25-35%
56
Wat is trombolyse?
De behandeling van een trombose door stolseloplossende middelen toe te dienen, waardoor de trombus verdwijnt
57
Waarom is vitamine K een belangrijk component van de hemostase?
Zonder vitamine K kan er geen aanmaak plaatsvinden van stollingsfactoren II, VII, IX en X in de lever.
58
Welke vitamine K antagonisten kunnen worden toegediend bij trombose?
- Fenprocoumon - Acenocoumarol - Warfarine (niet in NL maar wel beter)
59
Wat is het nadeel van vitamine K antagonisten?
Veroorzaken groter risico op bloedingen
60
Hoe bereken je de D-dimeer score afhankelijk van de leeftijd van de patiënt (>50 j)?
0.1 x leeftijd
61
Noem enkele risicofactoren van longembolie
- Fractuur onderste extremiteit - MI - Eerdere VTE - Knie/heup vervanging - Maligniteit - Postpartum - Pneumonie - Immobiliteit + typische risicofactoren
62
Waarvoor is de YEARS-score bedoeld?
Beoordeling klinische tekenen van trombosebeen en geeft inzicht op interpretatie van D-dimeer score
63
Wat is een shock?
Verstoorde perfusie, lichaam krijgt te weinig zuurstof --> kan veroorzaakt worden door longembolie
64
Welke behandelingen zijn mogelijk bij een shock door longembolie?
- Trombolyse - Chirurgie - Katheter embolectomie
65
Op welke manieren kan katheter embolectomie plaatsvinden?
- Dotteren - Angiojet
66
Hoe werkt de Angiojet bij het verwijderen van een stolsel?
Katheter wordt ingebracht met aan de voorkant stolseloplossende middelen waardoor het stolsel fragmenteert. De fragmenten worden door de angiojet opgezogen, waardoor de trombose binnen enkele uren is opgelost
67
Wat is de PEmSI?
Pulmonary Embolic Severity Index, geeft ernst van longembolie weer
68
Wat is een CVA?
Cerebrovasculaire aandoening: accident in de bloedvaten van de hersenen
69
Welke 2 hoofdsoorten CVA's zijn er?
- Bloedig CVA (hersenbloeding) - Ischemisch CVA (iCVA: ischemisch Cerebrovasculair Accident)
70
Van welke hoofdsoort CVA zijn de subgroepen verdeeld op basis van de locatie van de CVA?
Bloedig CVA: - Epiduraal - Subduraal - Subarachnoïdaal (SAB) - Intracerebraal
71
Wat is de meest voorkomende iCVA?
TIA: Transient Ischemic Attack
72
Wat is een Amaugrosis Fugax (AF)?
Soort TIA van het oog, kan blindheid veroorzaken
73
Wat zijn de voornaamste symptomen van een CVA?
- Hoofdpijn - Cognitieve stoornissen - Epilepsie
74
Wat is het gevolg van een iCVA in het cerebellum?
Ataxie: ongecoördineerde beweging onafhankelijk van spierkrachtverlies
75
Wat is de FAST?
Een afkorting om snel de symptomen van een beroerte te herkennen: Face, Arm, Speech, Time
76
Welke technieken worden gebruikt om de oorzaak van een CVA op te sporen?
- CT-brein - ECG - Duplex van carotiden - CT-perfusie
77
Wat is een duplex?
Onderzoek naar vaten door combinatie van echo en Doppler, snelheid en richting van bloed wordt gemeten
78
Wat wordt er onderzocht bij CT-perfusie?
Hoeveel perfusie er in het brein plaatsvindt, en dus of de patiënt ischemisch dood is of dat hersendelen via omwegen worden doorbloed
79
Waaraan kun je zien of een bloeding ter gevolge is van een stoornis in de primaire- of de secundaire hemostase?
Slijmvliesbloedingen: primair Spier-/gewrichtsbloedingen: secundair
80
Waar worden trombocyten afgebroken?
Milt
81
Welke vormen van hemofilie zijn er?
- A: te weinig FVIII - B: te weinig IX (beide dus secundaire hemostase stoornis)
82
Wat is protamine?
Tegenhanger van heparine (niet toedienen bij visallergie)
83
Waarom wordt bij het stilzetten van het hart bij een operatie kalium toegediend?
Kalium: verantwoordelijk voor depolarisatiefase, hart blijft stilstaan
84
Wat is claudicatio intermittens?
Etalagebenen, vorm van perifeer vaatlijden, veroorzaakt kramp in benen ( en voeten en tenen) door ischemie
85
Hoe groot is de kans op mortaliteit (<5 j) bij kritieke ischemie bij claudicatio intermittens?
50%
86
Hoe ziet de primaire preventie van perifeer vaatlijden eruit?
Leefstijlverbetering: - zoutbeperking - stoppen met roken - looptraining - etc.
87
Welke symptomen duiden een duidelijk verschil aan tussen kritieke- en niet-kritieke perifere ischemie?
Kritiek: rustpijn in voeten en tenen Niet kritiek: inspanningspijn in kuiten
88
Hoe kunnen lichaamsdelen ondanks ernstig perifeer vaatlijden toch nog goed doorbloed worden?
Door lange stimulatie van kleinere bloedvaten die een omweg creëeren voor het bloed veranderen deze vaten in grotere collateralen, waardoor de bloedvoorziening via een omweg kan voortzetten
89
Wat is de fontaine classificatie?
Classificatie om ernst van perifeer vaatlijden aan te geven: I: klachtenvrij IIa: niet invaliderend IIb: wel invaliderend III: rustpijn IV: gangreen/wonden/weefselverlies