week 2 Flashcards
(80 cards)
waaruit zijn antistoffen opgebouwd?
- 2 zware ketens (vaste domeinen)
- 2 lichte ketens (variabele domeinen) –> kappa of lambda vorm
wat is een idiotype?
het antigeenbindende gedeelte van een antistof
- heeft 6 contactpunten, die gevouwen worden in een 3d structuur –> 3 uit lichte keten, 3 uit donkere keten
- kunnen heel specifiek antigenen herkennen
wat is het isotype?
het constante domein. wordt ook wel de Ig klasse genoemd. 5 variaties:
- IgM
- IgD
- IgG
- IgE
- IgA
wat zijn de kenmerken van IgM?
- eerste molecuul dat gemaakt wordt –> activeert complement systeem
- 5 verschillende antigeen-bindende antistoffen –> veel flexibiliteit
wat zijn de kenmerken van IgG?
- komt overal in het lichaam voor
- monomeer met 4 subklassen –> verschil in subtiele veranderingen
- functies: neutralisatie eiwit, complement afhankelijke lysis, opsonisatie, antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxie
wat zijn de kenmerken van IgE?
- monomeer, voornamelijk in huid
- speelt een rol bij parasitaire en allergische reacties
- activeert mestcellen
wat zijn de kenmerken van IgA?
- veelal in mucosale weefsels
- speelt een rol net onder epitheliale weefsel, waardoor het uitgescheiden kan worden
wat betekent het als een molecuul immunogeen is?
dan werkt het antigeen een immuunreactie op. niet immunogene antigenen zijn haptenen
wat is een epitoop?
onderdeel van het antigeen wat zorgt voor een reactie/binding
hoe worden therapeutische antistoffen gemaakt?
toevoegen stukjes muismodel aan humane antistof, bijvoorbeeld chimeer of gehumaniseerde antistof
wat is het verschil tussen B-cellen en plasmacellen?
B-cellen hebben immunoglobulines op het membraan, plasmacellen hebben immunoglobulines in de cel
wat gebeurt er met de humorale respons bij een secundaire antilichaamrespons ten opzichte van een primaire?
snellere respons met meer antistoffen en hogere affiniteit
isotype switching van IgM naar IgG + IgA –> op basis van stimulus (vaak cytokinen)
sommige cytokines geven trigger in bepaalde richting, andere zorgen ervoor dat de cel door kan blijven differentiëren in die richting
wat zijn de verschillen tussen een T-cel receptor en een antistof/immunoglobuline?
- antistof kan uit zichzelf aan antigeen binden, T-cel receptor moet het antigeen aangereikt krijgen
- opgebouwd op dezelfde manier
hoe komen variabele domeinen in antigeenreceptoren tot stand?
door V(D)J-recombinatie:
- D –> J recombinatie
- V –> DJ recombinatie
- transcriptie
- splicing
- translatie
door verschillende V-D-J combinaties hele specifieke receptorketen
hoe worden de V-D-J recombinaties gedaan?
- geknipt door RAG1/2 eiwitten –> binden aan recombinatie signaalsequentie, die markeren waar coderende stukje zit en waar de knip plaats kan vinden
- ontstaan dubbelstrengs breuk
- coderende stukjes samengebracht door coding joint
- weggehaalde deel –> signal joint
hoe werkt flowcytometrie?
- er wordt mAb aan een celsuspensie toegevoegd
- cellen passeren laser
- detectie van emitted light –> data processing
- data analyse
cellen zijn herkenbaar door de forward scatter en side scatter
hoe is een flowcytometrie in te delen bij thymocyten?
- DN –> CD4- en CD8-
- DP –> CD4+ en CD8+
- SP CD4+ of CD8+
in welk stadia gebeurt de DJ recombinatie en de V-DJ recombinatie in een B-cel
DJ: pro-B-cel
VDJ: pre-B-I-cel
hoe wordt getest of een B-cel een signaal door kan geven?
bij de pre-B-cel wordt een surrogate lichte keten (SLC) geplaatst –> testen signaaldoorgifte –> hiermee testen functionaliteit zware keten
hoe differentiëren T-cellen?
eerst delta- en gamma genen acties, daarna beta ketens, als laatste alfa ketens (vergelijkbaar met lichte ketens).
pT-alfa wordt gebruikt als tijdelijk alfa keten waarmee de beta-keten getest kan worden op functionaliteit
hoe ziet de structuur van een HLA klasse 1 er uit?
bestaat uit HLA A, B en C, bestaande uit 3 alfa ketens. binding met antigeen tussen alfa 1-2.
hoe ziet de structuur van een HLA klasse 2 er uit?
bestaat uit DP, DQ en DR, wat bestaat uit een alfa keten en beta keten, met in beide ketens twee verschillende domeinen.
tussen alfa 1 en beta 1 bindingsgroep
aan de achterkant opening zodat grotere peptides gepresenteerd kunnen worden
waar komen HLA klasse 1 en 2 voor?
klasse 1: alle lichaamscellen behalve bloed- en geslachtscellen
klasse 2:
- dendritische cellen
- monocyten/macrofagen
- B-lymfocyten
- onder invloed van cytokinen ook op T-lymfocyten, epitheelcellen en endotheelcellen
wat zijn de voor en nadelen van polymorfisme?
voordeel: overleving van individu door brede afweer tegen pathogenen
nadeel: kan predispositie geven voor allergieën en auto-immuunziekten, en kan zorgen voor transplantaat afstoting