week 3 Flashcards

(59 cards)

1
Q

wat is de rol van de CD4+ cel in de activatie van andere cellen?

A

APC activeert CD4+ cel door HLA-II matching, hierop gevolg:
- deling en activatie CD4+
- helpen en activeren CD8+
- helpen B-cellen –> geheugenvorming
- activeren macrofagen in weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welke signalen bestaan de transiënte interacties tussen de dendritische cel en een T-cel bij activatie?

A
  • HLA-II binding aan de T-cel receptor –> activatie
  • CD80-CD86 aan CD28 –> overleving
  • cytokinen/interleukinen –> differentiatie

hierbij raken zowel de dendritische cel als de T-cel geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurt er als er alleen HLA-II binding aan de cellen ontstaat, maar er verder geen signalen doorgegeven worden?

A

tolerantie van de cel door apoptose of anergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe wordt de T-cel activatie gereguleerd?

A

CTLA-4 wordt gestimuleerd als zowel signaal 1 als signaal 2 geactiveerd zijn –> CD80 en CD86 kunnen ook binden aan CTLA-4 in plaats van aan CD28 –> CTLA-4 hogere affiniteit, waardoor immuun-respons stopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe wordt de differentiatie van Th0 cellen aangestuurd?

A

het APC is sturend, omdat dit cytokinen aanmaakt. maar de omgeving beïnvloeden ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke verschillende immuuneffectormechanismen onderscheiden we?

A

antistoffen:
- Fab –> neutralisatie (agglunitatie)
- Fc –> complement activatie, opsonisatie, sensitisatie (van mestcellen, NK-cellen en fagocyten)

cellulaire mechanismen:
- activatie macrofagen, NK-cellen, gamma-delta T-cellen en CD8+ T-cellen
- activatie Th1 met macrofagen hyperactivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe migreren de B-cellen in het lichaam?

A

recirculatie bloed-lymfe bloed –> lymfeklier follikel –> activatie –> deling –> differentiatie als plasmablasten naar merg van lymfeklier, of als antistoffen

follikelcentrumreactie zorgt voor geheugencellen (recirculatie in bloed), langlevende plasmacel –> terug naar beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe migreren T-cellen in het lichaam?

A

in recirculatie als naieve T-cel. geactiveerde T-cel:
- effector T-cel naar weefsel
- effector geheugen T-cel in circulatie
- centrale geheugencel in circulatie
- centrale geheugencel naar weefsel (secundaire respons)

in weefsel: apoptose, of residente geheugen T-cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doet S1P voor de lymfeklier emigratie?

A

T-cellen hebben een receptor voor dit molecuul, waardoor ze uit de lymfeklier getrokken worden naar de plek waar de S1P concentratie het hoogst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke gegevens zijn belangrijk voor het opstellen van de differentiaal diagose van infectieziekten?

A

patiëntgegevens:
- demografische gegevens
- voorgeschiedenis
- immuunstatus
- anamnese
- lichamelijk onderzoek

epidemiologische gegevens en aanvullend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke soort onderzoeken worden (voornamelijk) gebruikt bij een verdenking op een bacteriologische infectie?

A
  • direct preparaat
  • antigeen test
  • kweek + gevoeligheidsbepaling (!)
  • serologie
  • moleculaire diagnostiek (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke onderzoeken worden gebruikt bij een verdenking op een virologische infectie?

A
  • antigeentest
  • kweek
  • serologie (!)
  • moleculaire diagnostiek (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke onderzoeken worden gebruikt bij een verdenking op een parasitaire infectie?

A
  • direct preparaat (!)
  • antigeentest
  • serologie
  • moleculaire diagnostiek (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke onderzoeken worden gebruikt bij een verdenking op een fungale infectie?

A
  • direct preparaat
  • antigeentest
  • kweek + gevoeligheidsbepaling (!)
  • serologie
  • moleculaire diagnostiek (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de voordelen van een direct preparaat?

A
  • meerdere micro-organismen
  • snel
  • met name in steriele materialen heeft het grote waarden
  • ook niet-kweekbare micro-organismen aantoonbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de nadelen van een direct preparaat?

A
  • weinig sensitief
  • voor nadere determinatie en gevoeligheidsbepaling andere technieken nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke twee vormen van kweekmethodes onderscheiden we?

A
  • selectieve media –> remmen oninteressante flora
  • electieve media –> vergemakkelijken determinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe wordt een kweek gemaakt?

A

door de kweek uit te smeren in verschillende entstrepen op bijvoorbeeld een agarplaat. hiermee kan worden ingeschat hoeveel er van de bacterie/schimmel in het patiëntmateriaal zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn de voordelen van een kweek?

A
  • meerdere micro-organismen te vinden
  • aansluitend identificatie en gevoeligheidsbepaling mogelijk
  • redelijk sensitief
  • relatief goedkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn de nadelen van kweek?

A
  • alleen kweekbare micro-organismen
  • soms arbeidsintensief
  • anti-microbiële therapie en afname/transport patiëntmaterialen kunnen resultaat beïnvloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe werkt serologie?

A

de immunologische respons van de patiënt wordt gemeten in de tijd. wordt gedaan met indirecte assay: antilichaam van patiënt wordt op antigeen geplaatst, daar secundair antigeen aan met sustraatbinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zijn de voordelen van serologie?

A
  • ook voor moeilijk te kweken micro-organismen
  • immuniteit/vaccinrespons te bepalen
  • relatief goedkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat zijn de nadelen van serologie?

A
  • nauwelijks geschikt voor acute infectie; meestal 2e serum nodig
  • antistoffen van dagen-weken zichtbaar
  • enkele meting zegt niet genoeg
  • specifieke pathogenen moeten aangevraagd worden (geen algemene test)
  • geen antibiogram
  • kruisreactiviteit is mogelijk
  • invasief onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de werkdefinitie van auto-immuunziekten?

A

een ontsteking van langere duur met:
- infiltratie van mononucleaire ontstekingscellen
- geen (of weinig) neutrofiele granulocyten
- weefseldestructie
- bindweefselformatie

25
wat zijn de kenmerken van het M1 fenotype macrofaag?
- door immuunrespons en IFN-gamma - gericht op elimineren schadelijke agens - positieve feedback loop: macrofaag geeft cytokinen (IL-12) af aan T-lymfocyt dit geeft na activatie weer IFN-gamma af aan macrofagen - neemt af bij afname micro-organismen
26
wat zijn de kenmerken van het M2 fenotype macrofaag?
- door eliminatie van agens en IL-4 en andere cytokines - maakt groeifactoren aan - zorgt voor remodelling
27
wat is een granulerende ontsteking (ofwel granulatieweefsel)?
de overgang van een acute ontstekingsreactie naar herstel van weefselbeschadiging door littekenvorming
28
hoe ziet een granulerende ontsteking er onder de microscoop uit?
- veel jonge bloedvaten - fibroblastenproliferatie - littekenweefsel in latere fasen - kan samengaan met/grenzen aan acute ontsteking
29
wat is een granulomateuze ontsteking?
een chronsiche ontsteking waarbij de geactiveerde macrofaag een epitheloïd aspect toont
30
hoe ziet een granulomateuze ontsteking er uit onder de microscoop?
als histologisch granuloom met: - macrofagen: epitheloïd, langerhans type of vreemdlichaamse type reuscellen - lymfocyten (vnl T-cellen) - plasmacellen - ringvorm van fibroblasten
31
wat voor type reactie is een granulomateuze ontsteking?
type 4 hypersensitiviteitsreactie (cellulair). met name door T-cellen --> activatie van macrofagen bij granuloomvorming zorgt voor hypersensitiviteit OF reactie op vreemd lichaam
32
wat is de pathogenese van TBC?
bij de naieve infectie maakt de mycobacterie stoffen aan waardoor hij niet goed gefagocyteerd kan worden --> bacterie vermenigvuldigd zich in fagosoom --> fagosoom kan barsen en verspreiden/wordt op gereageerd door T-cel reactie --> stimulatie andere macrofagen
33
op welke manieren kan TBC zich uiten?
- in 1 keer genezen - in 1 keer progressief --> miliaire TB - latente TB --> secundaire reactie bij verlaagde immuniteit
34
wat zijn voorbeelden van een granulomateuze ontsteking?
- Lepra - sarcoïdose - vreemdlichaamsreactie
35
wat is de definitie van shock?
een acute levensbedreigende toestand waarbij de druk in de bloedvaten te laag is om de vitale lichaamsfuncties in stand te houden.
36
welke symptomen zijn te herkennen bij iemand met shock?
- bewustzijnsdaling - snelle/oppervlakkige ademhaling - hoge HF, hypotensie - bleke, koude, grauwe en zweterige huid --> CR > 2 sec - angstig en onrustig gedrag - misselijkheid en braken - dorst en droge slijmvliezen - dalende urineproductie
37
op welke manier reageert het lichaam op shock?
- zuurstofextractie neemt toe - verschuiving zuurstofdissociatiecurve naar rechts - vasoconstrictie 'niet essentiële' gebieden - anaerobe verbranding
38
welke soorten shock onderscheiden we?
- hypovolemische shock - obstructieve shock - distributieve shock - cardiogene shock
39
welke vormen van hypovolemische shock onderscheiden we?
- endogeen - exogeen
40
welke vormen van obstructieve shock onderscheiden we?
- harttamponade - longembolie - spanningspneumothorax
41
welke vormen van distributieve shock onderscheiden we?
- anafylactische shock - neurogene shock - septische shock - toxische shock
42
op welke manier is distributieve shock anders dan de andere vorme shock?
hoge cardiac output --> warme rode huid ipv koud en grauw
43
wat is de definitie van sepsis?
een levensbedreigende aandoening die ontstaat wanneer de reactie van het lichaam op een infectie de eigen weefsels en organen beschadigd
44
wat is de (quick) SOFA score?
een score waarmee gemeten wordt hoeveel orgaan falen er is. bepaling door: - AF > 22/min - verwardheid EMV score < 13 - systolische BD < 100 mmHg
45
op welke manieren kunnen we septische shock behandelen (en in welke volgorde)?
1. oorzaak wegnemen 2. vocht geven: starten met 30 ml/kg 3. kweken (afnemen voor AB) 4. antibiotica 5. vasopressors (als vocht niet meer werkt)
46
om welke redenen geven we vocht bij sepsis?
- hypovolemie - vaatverwijding - afname veneuze terugvloed - koorts - transpireren - lekkage uit vaten
47
wat zijn de bijwerkingen van vloeistoftherapie?
- intravasculair volume overbelasting --> risico hartfalen - longoedeem - hersenoedeem - gastro-intestinaal oedeem --> risico ischemie - massaal oedeem huid --> risico decubitus
48
welke klinische parameters worden gebruikt om te bepalen hoeveel vocht er nodig is om te geven bij sepsis?
- arteriële bloeddruk - hartfrequentie - urineproductie - huiddoorbloeding - huidtemperatuur - bewustzijn - lactaat
49
wat is een Swan-Ganz meting?
katheterplaatsing via v. jugularis en v. cava naar de a. pulmonalis --> meting wiggendruk, die linkeratriumdruk bepaalt bij een acute verhoging van deze druk grote kans op hartinfarct
50
welke vasopressors kunnen we geven?
liefst noradrenaline, vanwege positieve inotrope en chronotrope reactie in combinatie met vasoconstrictieve werking kan ook phenylephrine gegeven worden
51
wat zijn risicogroepen waarbij TBC vaker voorkomt?
- asielzoekers - immigranten - gedetineerden - contacten van besmettelijke tuberculose
52
wat zijn risicofactoren voor TBC?
endogeen: - leeftijd - immuniteit aandoeningen/therapie: - AIDS - maligniteit - immunosuppressieve therapie
53
wat zijn algemene symptomen van TBC?
typisch: - gewichtsverlies - transpiratie, voornamelijk 's nachts - malaise - koorts atypisch
54
welke orgaangebonden symptomen horen bij TBC?
pulmonaal: - hoesten - hemaptoë - thoracale pijn - dyspnoe extrapulmonaal: lokalisatie afhankelijk
55
op welke manier kan TBC gediagnosticeerd worden?
- mantoux test - interferon gamma release essay (bloedtest) - kliniek (symptomen) - radiologie - histologie - microbiologie kweek is gouden standaard
56
wat zijn differentiaaldiagnosen bij de presentatie van TBC?
- maligniteit - infectieus: atypische mycobacteriën/actinomyces - sarcoïdose (- TBC)
57
wat zijn de 3 doelen van therapie van TBC?
- curatie - reductie transmissie - voorkomen resistentie
58
welke medicamenteuze middelen zijn er voor TBC?
- isoniazide 6 maanden - rifampicine 6 maanden - pyrazinamide 2 maanden - ethambutol tot goede gevoeligheid bekend is
59
wanneer wordt er gekozen voor chirurgie bij TBC?
- abcessen - empyemen - dreigende fracturen