week 2 Flashcards
(90 cards)
1
Q
waarom seksualiteit niet wordt besproken vanuit de patient bij de arts
A
- ziekte waarvoor ze in eerste instantie komen is crucialer
- bezorgd over hoe de arts zou reageren
- willen niet rude overkomen
- geven geen aandacht aan de seksuele gevoelens
- accepteren de veranderingen van seksleven
- gaan er vanuit dat de arts alle belangrijke informatie wel met hun bespreekt
2
Q
vanuit arts perspectief
A
- kunnen seks als een taboo zien
- geen tijd meer
- schaamte
- eigen overtuigingen dat seks niet belangrijk is
- minder zelfvertrouwen of training
- gaan er vanuit dat de patient het wel benoemd als zij het belangrijk vinden
3
Q
gezonde puberteit
A
- fysieke veranderingen
- daten, bewust van seksuele orientatie, onderzoeken via seksuele ervaringen
4
Q
puberteit met een ziekte
A
- fysieke veranderingen komen misschien later of uiten anders
- ouders kunnen te beschermend zijn
- minder seksuele ervaringen
- meer zorg over minder lang leven, vruchtbaarheid etc.
5
Q
destruction
A
- vernietiging van genitale organen en verlies van vruchtbaarheid, lokale pijn, minder hormonen
6
Q
disfigurement
A
- zichtbare veranderingen van het lichaam door de ziekte en therapie
7
Q
Disability and pain
A
- verlies van mobiliteit en algemene pijn
8
Q
dysfunction
A
- verlies van sensorische vegetatieve, motorische en neuromusculaire effectors
9
Q
dysregulation
A
- dysregulatie van de hormoon balans en/of neurotransmitters in het brein
10
Q
disease load and drugs
A
- desorientatie van functie door bijkomende factoren van bv medicatie
11
Q
HPV
A
Human papillomavirus
12
Q
LrHPV
A
- virussen die genitale wratten kan veroorzaken
13
Q
HrHPV
A
- virussen die kanker kunnen veroorzaken
14
Q
risico factoren HPV
A
- aantal sekspartners
- slechter immuun systeem
15
Q
voorkomende factoren HPV
A
- HPV vaccinatie
16
Q
waar komt virus voor
A
- penis
- rectum
- vagina
- bekken
- vingers
- mond
17
Q
baarmoederhalskanker vroege symptomen
A
- vroeg geen symptomen
18
Q
baarmoederhalskanker latere symptomen
A
- vaginale bloedingen
- rare vaginale afscheiding
- bekken pijn
- pijn tijden seks
19
Q
behandelingen baarmoederhalskanker
A
- cryotherapy
- cone biopsy
- hysterectomy
20
Q
cryotherapy
A
- extreme kou gebruiken om abnormale cellen te verwijderen
21
Q
cone biopsy
A
- chirurgisch verwijderen van deel van baarmoederhals
22
Q
hysterectomy
A
- verwijderen van baarmoeder
23
Q
borstkanker in nederland
A
- 1 op 7 vrouwen
- meest voorkomende soort kanker in vrouwen in nl
- gemiddelde leeftijd is 61
24
Q
symptomen borstkanker
A
- een bultje
- verandering in grootte of vorm van de borst
- verandering van de huid van de borst
- omgedraaide tepel
- pigmentatie of huid verandering van tepelhof
- roodheid
25
risico factoren
- vrouw zijn
- verhoogde leeftijd
- alcohol
- overgewicht
- historie van borstkanker
- genen BRCA1 en BRCA2
- eerdere eerste ongesteldheid
- latere overgang
- niet zwanger zijn geweest
26
diagnose borstkanker
- fysiek onderzoek
- mammogram
- borst echo
- biopsie
27
andere therapieen
- radio therapie
- chemo therapie
- hormonale therapie
28
gevolgen diagnose of behandeling borstkanker
- vrouwen voelen zich minder mooi
- kunnen droger zijn, pijn met vrijen, moeite met klaarkomen, minder interesse in seks
29
COPD
- Chronic Obstructive Pulmonary Disease
30
fysieke consequenties COPD
- erectie problemen
- moeite met ademen, moe zijn
- aankomen, schimmel infecties
31
psychologische consequenties COPD
- bewust bezig zijn met korte ademhaling
- schaamte
- geirriteerd of depressief zijn
32
sociale consequenties COPD
- afhankelijk zijn van je partner
- afhankelijk zijn van extra zuurstof
33
diabetes
- kan zorgen voor erectieproblemen
34
wat trekt ons aan bij mensen
- gelijkenis
- schaarsheid
- fysiologische opwinding
- neurochemische factoren
- fysieke aantrekking
35
emotionele staat heeft een direct en indirect effect effecten op mensen die we aantrekkelijk vinden
- direct: positief affect zorgt ervoor dat we andere positief evalueren
- indirect: mensen dragen indirect hun emotionele staat over
36
Byrne's Law of Attraction
- vinden mensen leuk die vaak aardig zijn
- we vinden mensen die op ons lijken leuk wat een interactie is belonend met hun
37
assortative mating
- matchen met gelijke partners
38
matching phenomenon
- zelfde attitudes, intelligentie en aantrekkelijkheid
39
gelijkenis
- niet voldoende voorwaarde voor relatie succes
40
complimenteus/complementarity
- tegenpolen trekken elkaar aan
41
homophily
- neiging om met mensen om te gaan met zelfde sociale status. Vooral etniciteit, daarna educatie en leeftijd
42
proximity/nabijheid
- hoe vaker mensen fysiek samen zijn, hoe groter de kans dat een aantrekking ontwikkeld
- mere exposure effect
43
mere exposure effect
- familiarity/bekendheid zorgt voor iets leuk vinden
44
scarity/schaarsheid
- mensen die minder snel te krijgen zijn, zijn aantrekkelijker
45
physiological arousal/ fysiologische opwinding
- als iemand fysiologisch opgewonden is wanneer ze iemand nieuws ontmoeten, kunnen ze die persoon aantrekkelijker vinden (shakey bridge study)
46
misattribution of physiological arousal/ misattributie van fysiologische opwinding
- als zo'n opwinding plaatsvind kunnen we de bron misplaatsen
47
two-component theory of love
2 dingen moeten plaatsvinden voor gepassioneerde liefde
- fysiologische opwinding
- een cognitief label op de opwinding plakken, in dit geval liefde
48
neurochemicals
- feromonen
- dopamine
- serotonine
- oxytocine
49
oxytocine
- wordt vrijgelaten tijdens fysiek contact, ook wel knuffelhormoon
50
sexual strategies theory/seksuele strategie theorie
knap iemand -> gezond iemand -> indicator vruchtbaarheid -> nakomelingen
51
contrast effect
- idee van het gemiddelde kan verkeerd liggen door een paar outliers
52
halo effect
- positieve perceptie van iemand gebaseerd op uiterlijk
53
triangular theory of love
- Robert Sternberg
- er zijn 3 componenten van liefde
54
3 componenten
- intimiteit
- passie
- commitment
55
intimiteit
- emotionele component, wordt geuit door te communiceren over gevoelens
56
passie
- motivationele component, zoenen, aanrakingen, seks
57
commitment
- cognitieve component, maakt duidelijk dat je van iemand houd en een relatie met diegene wilt
58
attachment theory of love
- secure lovers
- avoidant lovers
- anxious ambivalent lovers
59
secure lovers
- makkelijk om toenadering te zoeken tot andere
- comfortabel met andere
- niet bang om verlaten te worden
60
avoidant lovers
- mensen die zich oncomfortabel voelen om dicht bij andere te komen
- vinden moeilijk om een partner te vertrouwen
61
anxious ambivalent
- willen dichtbij partner zijn maar heeft het idee dat het niet wederzijds is
- onzeker in een relatie, maken zich zorgen dat partner niet echt van hun houd
62
wat is een voorloper op de attachment stijl
- kwaliteit van de relatie met elke ouder
63
passionate love/gepassioneerde liefde
- intense fysiologische opwinding en verlangen naar elkaar
64
companionate love/ kameraadschappelijke liefde
- gevoel van diepe gehechtheid en commitment met iemand waarmee je in een relatie zit
65
individualistische culturen
- neigen om nadruk te leggen op individuele doelen
66
collectivistische culturen
- leggen nadruk op collectieve doelen over persoonlijke
67
attachment/hechting
een psychologische band tussen kind en ouder
- kwaliteit hiervan belangrijk voor latere seksuele en emotionele relaties
68
self-stimulation
- zuigelingen doen dit soms al
- vanaf 6-12 maanden doen ze dit zonder intentie
- orgasme is wel mogelijk maar jongens kunnen voor de puberteit niet ejaculeren
69
child-child sexual encounters
- zuigelingen zijn best egocentrisch, vanaf 4/5 worden ze meer sociaal
70
0-4 jaar
- eerste fysieke contact
- eigen lichaam ontdekken
- nieuwsgierig naar lichamen
- vieze woorden gebruiken
71
2 jaar
- weten welk gender ze zijn
72
5/6 jaar
- snappen genitale verschillen tussen man en vrouw
73
4-6 jaar
- de regels leren
- nieuwsgierig: doktertje spelen
- waar komen baby's vandaan
- genderrollen
74
6-9 jaar
- verliefdheid
- nieuwsgierig: genitalen hebben een seksuele functie
- vriendschappen
- vergelijken met andere
75
9-12 jaar
- schaamte
- eerste verkering
- nieuwsgierig: seks
- lichaam veranderd
76
12-15 jaar
- zelfstandig willen zijn
- vrienden worden nog belangrijker
- sociale media
- seksuele aantrekking
77
adolescentie en masturbatie jongens
- tussen en 13 en 15 gaat het omhoog
78
15-18 jaar
- oefenen met relaties
- wensen en grenzen
- seksuele ervaringen
- uit de kast
79
sexting
- sturen van seksueel getinte berichtjes of foto's
80
soorten relaties
- hetero vs same sex
- getrouwd vs geregristreerd partnerschap
- monogaam vs niet monogaam
81
consensual monogomy
- een overeenstemming om een seksuele of romantische relatie aan te gaan binnen je relatie, met andere
82
typen consuensual monogomy
- open relatie
- swinging
- polygamie
- polyamorie
83
open relatie
- vaste relatie maar mogelijkheid om daarbuiten ook partners te hebben
84
swinging
- koppels wisselen van partners met andere koppels, of hebben bijvoorbeeld trio's
85
polygamie
- trouwen met meerdere personen
86
polyamorie
- meerdere seksuele of romantische relaties tegelijk, met of zonder getrouwd zijn
87
equity theory/gelijkheids theorie
- mensen calculeren mentaal de voordelen voor hun in een relatie
- als ze het idee hebben dat de relatie ongelijkwaardig hebben gaan ze iets proberen waardoor het weer gelijk is
- vb: seks buiten relatie
88
fysieke veranderingen ouder worden bij vrouw
- daling functioneren eierstokken neemt af
- daling in afgifte eitjes
- afname in productie van oestrogeen en progesteron
89
overgang
- begint tussen de 40 en 60
- vagina meer kwetsbaar voor infecties, krimpt, minder snel vochtig en minder elastisch
90
fysieke veranderingen ouder worden mannen
- productie testosteron neemt af
- minder vaak erecties
- refractaire periode steeds langer
- volume van ejaculatie neemt af