week 2 Flashcards
H6 (57 cards)
centraal dogma
informatie kan overgedragen worden van nucleïnezuren (DNA en RNA) naar eiwitten, maar niet andersom
Conensus (nucleotide) sequentie
samenvatting van veel individuele nucleotide sequenties op basis van hoe vaak ze voorkomen sequenties met gelijke basisfunctie
DNA supercoiling
conformatie met loops/coils als gevolg van superhelical tension (helix te veel gedraaid) (werkt ook vice versa)
DNA transcriptie
streng DNA kopiëren tot complementair RNA door RNA polymerase
DNA polymerase
synthetiseert DNA dmv nucleotiden te binden. Leest de template streng en substraat zijn A,G,C en T
algemene transcriptie factor
elk eiwit die nodig is bij alle promotors van een type om RNA polymerase te binden en en initiëren
TATA box
sequentie in de promotor van veel eukaryoten genen. algemene transcriptie factor TFIID bindt hieraan. positie waar transcriptie geïnitieerd wordt
noncoding RNA
RNA molecuul die niet voor iets codeert (wow). kan enzymatische, structurele of regulator functie hebben
terminator
prokaryoten : signaal die transcriptie stopt. eukaryoten : na klieving en poly-adenylering
promotor
nucleotidesequentie in DNA waaraan RNA polymerase bindt voor transcriptie
messenger RNA (mRNA)
RNA molecuul met aminozuur sequentie voor een eiwit. geen intronen meer
rRNA genen
genen voor ribosomaal RNA (rRNA)
verschil DNA en RNA
DNA : dubbelstrengs, deoxyribose als suiker (H ipv OH), thymine
RNA : enkelstrengs, ribose als suiker (OH ipv H), uracil
ribosomaal RNA (rRNA)
vormen de basisstructuur van een ribosoom en katalyseert eiwitsynthese
transfer RNA (tRNA)
functioneren als adapter tussen mRNA en aminozuren tijdens de eiwitsynthese. aminozuren zijn covalent gebonden aan hun tRNA
small nuclear RNA (snRNA)
zijn kleine RNA moleculen met eiwitten gebonden afkomstig van snRNPs. functioneren in verschillende processen in de kern (bv splicing)
microRNA (miRNA)
reguleren genexpressie door de translatie van specifieke mRNA’s te blokkeren waarna deze afgebroken worden
small interfering RNA (siRNA)
schakelen genexpressie uit door te zorgen voor selectieve mRNA afbraak en de vorming van compacte chromatine structuren
piwi-interacting RNA (piRNA)
binden aan piwi-eiwitten en beschermen daarmee de kiembaan tegen transposons en andere transposities
small nucleolar RNA (snoRNA)
faciliteren de processing en chemische modificaties van (precursor) rRNA’s
long noncoding RNA (lncRNA)
dienen veelal als scaffolds: ze reguleren diverse cellulaire processen (bv x-inactivatie)
nuclear pore complec (NPC)
grote structuur bestaande uit meerdere eiwitten die een kanaal vormen door de kernenvelop. hierdoor bewegen selectief moleculen
spliceosoom
verzamling RNA en eiwit moleculen die voor splicing van pre-mRNA zorgen in eukaryote cellen
exon
deel van eukaryote genen die in het uiteindelijke mRNA komen. als ze in eiwit coderende genen zitten, codeert de sequentie voor aminozuren