week 3 Flashcards
H7 (11 cards)
helix-turn-helix eiwitten
twee a-helices die verbonden zijn met een korte aminozuurketen die een bocht vormen
homeodomein eiwitten
drie a-helices, die dicht bij elkaar zitten door hydrofobe interacties
leucine zipper eiwitten
twee lange a-helices dimeriseren door interactie van hydrofobe aminozuren, vaak leucine. daaronder
b-sheet DNA-herkenningseiwitten
twee strengen vormen een b-sheet die in de major groove kan binden
zinkvinger eiwitten
bevat een zinkatoom dat een a-helix en een b-sheet bij elkaar houdt.
helix-loop-helix eiwitten
een korte a-helix is met een loop verbonden aan een langere a-helix. door dimerisatie ontstaat er een vergelijkbare structuur als de Leucine zipper
dimerisatie
twee eiwitten binden aan elkaar en vormen op die manier samen een functionele eenheid
homodimeer
een dimeer die bestaat uit twee identieke eiwitten
heterodimeer
een dimeer die bestaat uit twee verschillende delen
niet-coöperatieve binding
verhouding van gebonden DNA stijgt exponentieel vergeleken met ongebonden DNA bij een toenemende concentratie eiwit
coöperatieve binding
alles of niets situatie. je hebt een sigmoidale curve (s-vorm). lage concentraties eiwitten ampel bezet DNA. bij hoge concentratie is vrijwel alles bezet