Week 2 Flashcards

(69 cards)

1
Q

Welke verschillende verklaringsmoddellen voor het centraal zenuwstelsel zijn er?

A

Reflex model
Hiërarchisch model
Heterarchisch model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het reflex model?

A

Alle prikkels leiden tot een bepaalde reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 niveaus liggen er in het hiërarchisch model

A

Neo, Paleo en Archi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het Hiërarchisch model?

A

Zegt dat iedere prikkel door alle niveau’s gaat waarbij elk niveau reageer met een actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet het archi niveau?

A

Reageert met een reflex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet het paleo niveau?

A

Hier komt emotie bij de prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet het neo niveau?

A

Hier komt bij dat je je bedenkt wat er is gebeurd en je gaat bedenken wat je eraan gaat doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de niveau’s van oud naar nieuw?

A

Archi, Paleo en Neo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gebieden liggen in het archi niveau?

A

Formatio reticularis
Grijze stof ruggenmerg
Archicerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke gebieden liggen in het paleo niveau?

A
Basale kernen
Limbisch systeem
Hypothalamus
Amydala
Paleocerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke gebieden liggen in het neo niveau?

A

Hersenschors
Neocerebellum
Associatiebanen
Corpus callosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie archi niveau

A

Bewustzijn en reflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie paleo niveau

A

Emoties en automatiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functie neo niveau

A

Cognitie, taal, nauwkeurige waarnemingen en vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zorgt het archicerebellum voor?

A

Balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zorgt het paleocerebellum voor?

A

Fine tunen van een beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar zorgt het neocerebellum voor?

A

Krijgt een kopie van het beweegplan en kan vanuit daar heel snel bijsturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn minsymptomen?

A

Bij de min symptomen staan de dingen vermeld die verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn plussymptomen?

A

Hier staan dingen vermeld die verergerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is hyperesthesie?

A

Overgevoeligheid van prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het heterarchisch model?

A

Dit model zegt dat de omgeving heel belangrijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het moden van Luria?

A

Als je iets wil leren is het handig als je arousel ook hoog is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is placticiteit?

A

Andere gebieden kunnen iets overnemen van gebieden die het niet meer kunnen uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welke 3 manieren vind plasticiteit plaats?

A

Denervatie overgevoeligheid
Collaterale sprouting
Directe sprouting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is denervatie overgevoeligheid?
Een andere neuron wordt veel gevoeliger
26
Wat is collaterale sprouting?
Er komen extra zenuwtakjes
27
Wat is directe sprouting?
Er komt een nieuw takje
28
Wat is pruning?
Zenuwtakjes nemen af
29
Wat is habituatie?
Prikkels worden minder gevoeld
30
Wat voor soort modellen zijn het reflexmodel, hiërarchisch model en heterarchisch model?
Verklaringsmodellen voor het centraal zenuwstelsel
31
Hoe noemen we het verklaringsmodel die zegt dat alle prikkels leiden tot een bepaalde actie?
Reflex model
32
Hoe noemen we het verklaringsmodel die zegt dat een prikkel door het neo, paleo en archi niveau gaat?
Hiërarchisch model
33
Welk niveau van archi, paleo of neo reageert met een reflex?
Archi niveau
34
Welk niveau van archi, paleo of neo reageert met een bijkomende emotie?
Paleo niveau
35
Welke niveau van archi, paleo of neo reageert met dat je bedenkt wat er is gebeurd en bedenkt wat je eraan gaat doen?
Neo niveau
36
Hoe heet het niveau waar de formatio reticularis en grijze stof ruggenmerg in liggen?
Archi niveau
37
Hoe heet het niveau waar de basale kernen, limbisch systeem, hypothalamus en amydala in liggen?
Paleo niveau
38
Hoe heet het niveau waar de hersenschors, associatiebanen en corpus callosum in liggen?
Neo niveau
39
Van welk niveau is het bewustzijn en de reflexen de functie?
Archi niveau
40
Van welk niveau zijn de emoties en automatismen de functie?
Paleo niveau
41
Van welk niveau zijn de cognitie, taal, nauwkeurige waarnemingen en vaardigheden de functie?
Neo niveau
42
Welk cerebellum zorgt voor de balans?
Archicerebellum
43
Welk cerebellum zorgt voor het fine tunen van een beweging?
Paleocerebellum
44
Welk cerebellum zorgt ervoor dat hij snel kan bijsturen van een beweging omdat hij een kopie van het beweegplan heeft?
Neocerebellum
45
Hoe noemen we de symptomen na een cva die afnemen?
Min symptomen
46
Hoe noemen we de symptomen na een cva die toenemen?
Plus symptomen
47
Hoe noemen we de overgevoeligheid van prikkels?
Hyperesthesie
48
Hoe noemen we het verklaringsmodel dat zegt dat de omgeving heel belangrijk is?
Heterarchisch model
49
Hoe noemen we het model dat zegt dat de arousel hoog moet zijn om iets te kunnen leren?
Model van Luria
50
Hoe noemen we het als gebieden uitvallen en andere gebieden dat overnemen?
Plasticiteit
51
Hoe noemen we de vorm van plasticiteit waarbij een neuron gevoeliger wordt?
Denervatie overgevoeligheid
52
Hoe noemen we de vorm van plasticiteit waarbij er extra zenuwtakjes bijkomen?
Collaterale sprouting
53
Hoe noemen we de vorm van plasticiteit waarbij er een nieuw takje bij komt?
Directe sprouting
54
Hoe noemen we het afnemen van zenuwtakjes?
Pruning
55
Hoe noemen we prikkels die niet goed gevoeld worden?
Habituatie
56
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. cerebri anterior?
Frontale en pariëtale cortex, mediaal geleden delen van de hemisfeer
57
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. cerebri communicans anterior?
Anestomose
58
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. carotis interna?
Cirkel van Willis
59
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. cerebri media?
Frontale/temporale en pariëtale lobben, het laterale deel ervan
60
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. cerebri posterior?
Occipitale lob en deel van de temporale lob
61
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. basilaris?
Cirkel van Willis en de hersenstam en cerebellum
62
Welk deel van de hersenen wordt doorbloed door de a. vertebralis?
Voedt de a. basilaris
63
Door welke arteri worden de frontale en pariëtale cortex doorbloed?
A. cerebri anterior
64
Door welke arteri wordt de anastomose doorbloed?
A. cerebri communicans anterior
65
Door welke arteri wordt de cirkel van Willis doorbloed?
A. carotis interna
66
Door welk arteri worden de frontale/temporale en pariëtal lob het laterale deel ervan doorbloed?
A. cerebri media
67
Door welke arteri wordt de occipitale lob en deel van temporale lob doorbloed?
A. cerebri posterior
68
Door welk arteri wordt de cirkel van willis, hersenstam en cerebellum doorbloed?
A. basilaris
69
Door welk arteri wordt de basilaris gevoed?
A. vertebralis