Week 2; HC 8 celadaptatie Flashcards

1
Q

wanneer veranderd een cel van structuur

A

bij belasting en beschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat doet de ECM

A

geeft vorm, stevigheid en volume aan organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waaruit bestaat het matrix

A

collageen, proteoglycanen en elastine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 typen van adaptatie

A
  1. atrofie
  2. hypertrofie
  3. hyperplasie
  4. metaplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn kenmerken van atrofie

A
cel wordt kleiner -> kapot
minder cellen
minder eiwitsynthese en celinhoud
proteasomen breken cytoskelet en eiwitten
er zijn wel autofagosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn kenmerken van hypertrofie

A

cel zwelt op
toename weefsel door vergroting cellen
toename aantal organellen en structurele eiwitten
toename ECM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kenmerken van hyperplasie

A

cel gaat delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn kenmerken van metaplasie

A

cel veranderd van type
door stamcel herprogrammering
omkeerbaar als stimulus wordt weggenomen
bij blijvende stimulus -> dysplasie/neoplasie -> kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is dysplasie

A

cel wordt gedisorganiseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is neoplasie

A

abnormale groei cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 soorten celdood

A

necrose; door schade

apoptose; gereguleerd proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er bij necrose

A

pathologisch of door schade -> lysis en inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er bij apoptose

A

gereguleerd proces.

  1. De cel neemt in volume af: chromatine gaat condenseren
  2. Instulpingen membranen en kern stort in elkaar
  3. Celresten worden ingekapseld
  4. De apoptotische lichaampjes worden opgeruimd door lysis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

noem de stimuli die aanzetten tot apoptose

A
●	Niet goed gevouwen eiwitten door mutaties / cell stress / infecties
●	DNA schade 
●	Inflammatie door:
○	infecties
○	immuun disorders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

noem de stimuli die aanzetten tot necrose

A

minder energieprocessen door minder ATP/hypoxia/ischemie

schade aan lipiden, eiwitten of nucleinezuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kunnen cellen adaptatie

A

delen + migreren

cel interacties aangaan

17
Q

welke fases zijn er van celadaptatie

A

acuut; necrose - migratie - celdeling

chronisch; ophoping collageen door fibrosecellen, littekenweefsel

18
Q

wat gebeurt er bij cel-cel interacties

A
  1. Eerst is er differentiatie die afhankelijk is van de status van de cel / het transcriptie geheugen
  2. Afhankelijk van de status van de cellen worden specifieke repertoire cel-adhesie moleculen = cadherines vrijgelaten.
  3. Selectieve aggregatie
  4. Herstructurering orgaan
19
Q

noem de 3 mechanismen van cel-cel interacties

A
  1. Homophilic binding: met zelfde cadherines
  2. Heterophilic binding: andere cadherines
  3. Binding door extracellulair bindingsmolecuul: molecuul houdt de cellen samen