Week 2 Vo's Flashcards

(19 cards)

1
Q

In welke 2 groepen kunnen bewustzijnsstoornissen ingedeeld worden?

A
  • Focaal hemisfeerletsel
  • Diffuus hemisfeerletsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontstaat focaal hemisfeerletsel en wat zijn de gevolgen ervan?

A

O –> coma door verplaatsing van intracraniele structuren en herniatie van hersenweefsel onder de falx cerebri

–> leidt tot inklemming van hersenstam en daarin rostrale reticulaire formatie
–> veroorzaakt afwijkende hersenstamfuncties en -reflexen
–> inklemming loopt van boven (mesencephalon) naar benden (medulla oblongata)

Volgende reflexen vallen in volgorde uit:
- Corneareflexen
- Pupilreactie
- Oculocefaalreactie
- Hoestreflex
- Ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van een diffuus hemisfeerletsel?

A

O –> metabole stoornissen
intoxicaties
traumatische schedel-
hersenletsel
epilepsie etc

Gevolgen –> geen sprake van stamverschijnselen.

–> sommige intoxicaties kunnen wel symmetrische uitval van de oogbolmotoriek geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de afferente en de efferente banen van de corneareflex?

Hoe test je deze reflex?

A

Efferent: via n. facialis (nVll)
Afferent: via n.trigeminus (nV)

Corneareflex wordt getest door met wattenstaaf op cornea van lateraal naar mediaal te bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe meet je de vestibulo-oculaire reflex?

A

–> Spuit koud water in 1 oor

–> Bij gezond persoon ontstaat fysiologische nystagmus van 1 minuut

–> Bij hersendode pt ontstaat er binnen 2 min nog steeds geen oogbeweging
(na 1 min contralaterale oog testen!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een coma en een niet responsief waaksyndroom?

A
  • Coma = pt reageert alleen motorisch op pijnprikkels maar kan deze niet lokaliseren.
  • Niet responsief waaksyndroom (coma in volksmond)
    = pt lijkt alert maar is niet bewust, spontane bewegingen kunnen optreden, hersenstamfunctie is aanwezig terwijl bewustzijn is verstoord.
    –> hoe langer dit duurt hoe onwaarschijnlijker herstel zal plaatsvinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de minimally conscious state?

A

= niet altijd consistente maar toch doelbewuste en gerichte reacties vinden plaats
–> zoals gehoorzamen van opdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het locked-in syndrome, O?

A

O –> door laesie in het voorste deel van pons
–> beide piramidebanen en vers hersenzenuwvezels zijn onderbroken

S –> pt kan niet meer bewegen en spreken
–> pt is wel bij bewustzijn omdat reticulaire formatie en schors niet aangedaan zijn
–> pt kan alleen nog verticale oogbewegingen maken…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is hersendood?

A

= het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg

(hersenstamreflexen doen het niet meer)
–> nu mag orgaandonatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op grond van welke 7 criteria wordt de klinische diagnose hersendood gesteld?

A

1) Geen sederende medicatie actief in lichaam
2) E1M1V1
3) Hersenstamreflexen afwezig
4) Geen spontane ademhaling/ hoestreflex
5) Vlak EEG / CTA / TCD
6) Apneutest positief
7) Verklaring van neuroloog of neurochirurg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is CTA en TCD van de cerebrale circulatie?

A

CTA = binnen 60 sec na injecteren van contrastvloeistof geen aankleuring in a. cerebri media en v. cerebri interna

TCD = er is een pendelende flow of systolische pieken zichtbaar in a. carotis interna en aa. vertebrales en flow in a. carotis externa wat wijst of geen circulatie in hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat een neuropsychologisch onderzoek (NPO)?

A

Duurt 2/3 uur

  • Informeel principe
    –> anamnese, heteroanamnese, gedragsobservaties
    (anamnese en heteroanamnese zijn verschillend bij mensen met dementie)
  • Formeel principe
    –> psychometrisch testonderzoek en uitslagen
    (norm hierbij is vergeleken met opleiding, geslacht en leeftijd)
  • Cognitieve functies
    –> orientatie, geheugen, executieve functies, taal, aandacht, concentratie etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke groepen bestaat het geheugen?

A
  • Declaratief geheugen (lange termijn geheugen)

1) Episodische geheugen
= geheugen voor verbale dingen. Opdiepen van gebeurtenissen uit het verleden. Hierbij is specifieke tijds- en plaatscomponent
2) Semantische geheugen
= geheugen voor betekenissen, begrippen en feiten

  • Procedureel geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het procedurele geheugen?

A

Behoort niet tot het declaratieve geheugen maar maakt wel onderdeel uit van het lange termijn geheugen.

–> voor het leren van motorische en cognitieve vaardigheden zoals fietsen en lezen.

–> Bij amnesiepatienten is het procedurele geheugen vaak nog intact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken die je moet hebben wij dementie?

A
  • Cognitieve stoornissen
  • Interferentie met algemene dagelijkse levensverrichtingen
  • Progressie (niet bij iedere vorm aanwezig!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kernsymptomen van de ziekte van Alzheimer (onderdeel van dementie)?

A
  • Geheugenstoornis en stoornis in tenminste 1 ander cognitief domein
  • Progressieve cognitieve achteruitgang
  • Geen bewustzijnsstoornis
  • Geen systemische aandoeningen die cerebrale disfunctie kunnen verklaren
17
Q

Waarom is het afnemen van een heteroanamnese bij pten met dementie niet correct?

A

Het inzicht is bij deze pten vaak verminderd waardoor zij geen betrouwbaar oordeel kunnen geven over hun eigen functioneren.

18
Q

Wat is er geindiceerd bij pten met dementie?

A

Aanvullend beeldonderzoek

–> bepaalde aandoeningen die dementie kunnen veroorzaken moeten namelijk uitgesloten worden

–> denk aan normale druk hydrocephalie, hersentumor, vasculaire oorzaak etc.

19
Q

Wat wordt er gegenereerd door de temporaalkwab en wat door de frontaalkwab?

A
  • Temporaalkwab: taal
  • Frontaalkwab: karakter