Week 3 Flashcards

(109 cards)

1
Q

leukemie is een … ziekte en ontstaat uit … cel

A

klonale ziekte en ontstaat uit 1 cel (wel meerdere mutaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CML diagnostiek

A

T9;22
cytogenetisch onderzoek (beenmerg cellen)
moleculair onderzoek voor BCR-ABL fusiegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de eiwit info ligt in de genen op

A

exonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is bij CML de chromosoom afwijking en welk fusie-eiwit ontstaat er?

A

t (9;22) (translocatie)
het eiwit heet; BCR-ABL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat kan BCR-ABL remmen?

A

fusiegen van CML wat substraten fosforyleert
imatinib bindt op de plek waar ATP normaal bind zodat het eiwit inactief wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat gebeurt er als de cellen imatinib en andere trypsine-kinse remmers resistent worden?

A

dan is de volgende optie een stamceltransplantatie (allogeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

AML chromosoom afwijkingen

A

t (8;21) = AML1-ETO
t (15;17) = PML-RAR
inv (16) = CBP-MYH
inv (7)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke chromosoom afwijkingen bij AML hebben een goede prognose

A

t (8;21) = AML1-ETO
t (15;17) = PML-RAR
inv (16) = CBP-MYH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke chromosoom afwijkingen bij AML hebben een slechte prognose

A

inv (7)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke chromosoom mutatie heet het Philadelphia chromosoom?

A

t (9;22)
is bij 95% van de gevallen bij CML te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de celcyclus bestaat uit de volgende 4 fasen

A

G1-fase (celgroei)
S-fase (verdubbeling DNA)
G2-fase (klaarmaken mitose)
M-fase (mitose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

G1-fase

A

celgroei
(meeste cellen van ons lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

S-fase

A

verdubbeling DNA
(kopieren DNA en twee centrosomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

G2-fase

A

klaarmaken mitose
(controle of verdubbeling goed is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

M-fase

A

mitose
(verdeling chromosomen over twee dochtercellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

profase

A

DNA wordt compact gemaakt en gecondenseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

prometafase

A

de kernenvelop wordt gebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

metafase

A

chromosomen liggen geordend in de cel in het midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

anafase

A

chromosomen worden naar twee kanten getrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

telofase

A

rondom het afzonderlijke dna komt een nieuwe kerk en het dna gaat zich weer concentreren (decondenseren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cytokinese

A

vorming van twee cellen (cytoplasma verdeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

volgorde totaal van celdeling

A

profase
prometafase
metafase
anafase
telofase
cytokinese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kinetochoor

A

de structuur van tubuline draden die vastzit aan het centromeer en chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

3 manieren om chromosomale afwijkingen op te sporen

A

alle chromosomen aankleuren
FISH
SKY

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
chromosomen aankleuren gebeurt door
r bandering
26
FISH types
A. fluorescentie in situe hybridisatie; een gen aankleuren met fluorescerende proberen B. chromosoom specifieke proces; probes om een heel chromosoom aan te kleuren
27
wat is SKY
spectrale karyotypering; elk chromosoom krijgt een eigen kleur (translocaties goed zichtbaar)
28
chromosomale afwijkingen ontstaan altijd door
een dubbelstrengs breuk
29
wat gebeurt er bij een dubbelstrengs breuk en mitose
zie plaatje pag 78 slim deel 1 er ontstaat een micronucleoli waar een chromosoom in gaat zitten dit kan gebeuren met meerdere chromosomen en zo ontstaat chromothripsis
30
wat is non-disjunctie
te veel of te weinig chromosomen in een dochtercel
31
wanneer ontstaat non-disjunctie?
tijdens de metafase doordat een chromosoom niet vast zit voordat de verdeling begint
32
wat zijn twee numerieke afwijkingen in het DNA en wat is de naam hiervan?
- chromosoom verlies - chromosoom dubplicatie dit heet aneuploidie
33
nummerieke afwijkingen worden herkend door de techniek van
CA repeats (een band CA in de PCR betekent dat er maar een alleen is dus een chromosoom ontbreekt)
34
mutaties kunnen voor kanker zorgen op twee manieren
activeren oncogenen of inactiveren van tumor supressor genen
35
telomeren hebben twee functies en die zijn;
zorgen dat er geen genomische instabiliteit is beperken van de groei van cellen
36
telmoeren; zorgen dat er geen genomische instabiliteit is
het uiteinde van het chromosoom kan herkend worden als breuk -> het telomeer wordt opgerold in een T-loop, deze structuur wordt dmv eiwitten gestabiliseerd (en is zo herkenbaar als uiteinde)
37
telmoeren; beperken van de groei van cellen
huidcellen stoppen met delen na ongeveer 50 delingen telomeren verkorten bij iedere celdeling
38
als telomeren te kort worden geven ze een signaal af
Het M1 Hayflick limit, de cel kan nog een paar keer delen maar daarna zijn de telomeren te kort (M2 crisis) gevolg = chromosomale instabiliteit en celdood als gevolg
39
t-loop beschermt het dna tegen afbraak door
NHEJ
40
tumoren kunnen eeuwig door blijven groeien door 2 mechanismen
telomerase & ALT (werking onbekend)
41
bij 50% van de patiënten met AML is er geen afwijking in het karyotype maar zijn er wel
moleculaire afwijkingen
42
proces van chromosomen bekijken stappenplan
- kweken van materiaal (beenmerg) - groeifactoren toevoegen - kweken duurt 1-2 dagen - colcemid zet celdeling stop (mitose blok) - hypotone oplossing wordt toegevoegd - hierdoor zwellen cellen en barsten ze - chromosomen worden gebandeerd (met R-, G- of Q- bandering)
43
een chromosoom bestaat uit 2 delen
P-arm; bovenste korte stuk Q-arm; onderste lange stuk
44
twee soorten inversie bij chromosomen
stuk van chromosoom is 180 graden gedraaid - paracentrisch - pericentrisch (in centromeer)
45
wat zijn gebalanceerde afwijkingen?
geen verlies van materiaal - translocatie - inversie - insertie
46
wat zijn niet-gebalanceerde afwijkingen?
- deletie - amplificatie = duplicatie - niet-gebalanceerde translocatie
47
slechte prognose AML karyotype
- complex karyotype - monosomaal karyotype (verlies van twee autonome of monosomie en een structurele afwijking
48
zo werkt FISH
het DNA wordt gesmolten door te verwarmen er wordt een stukje enkelstrengs DNA (probe) overheengewassen er wordt dus gecheckt of het dna aanwezig is daarna wordt het aangekleurd
49
voordelen FISH
detectie van microdeleties detectie van complexe genoom verandering snelle diagnostische detectie
50
nadelen FISH
gelimiteerde sensitiviteit geeft alleen antwoord op gestelde vragen beperkte target locaties
51
fusie-probes
gemaakt om translocaties aan te tonen geen translocatie; 2x rood twee keer groen wel translocatie; geel
52
wat is een multiple myeloom
Plasmacellen zijn een type witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen in de afweer van het lichaam tegen infectie afwijkende cellen komen niet in deling en zijn daardoor moeilijk te vinden
53
diagnostiek van multiple myeloom
rode bloedcellen verwijderen door rode bloedcel lysis aan de buitenkant van plasmacellen zit marker; CD-138 door een antilichaam te maken met een magneet eraan kunnen de plasmacellen geselecteerd worden
54
wat is SNP-array
single nucleotide polymorphism array genoom breed wordt gekeken en kleine fouten worden zelfs in kaart gebracht met 850.000 probes
55
snappen SNP array tabel
Hier komt sws vraag over pag 84 slim 1
56
break apart probes geven twee fusies als ... en geven drie fusies als ...
twee fusies als geen translocatie drie fusies als wel translocatie
57
verschillen en overeenkomsten tussen FISH en SNP array
overeenkomsten, ze meten beiden: - winst van heel chromosoom - deleties - winsten alleen FISH: translocatie alleen SNP array: verlies van hetrozygotie (LOH)
58
FISH meet alleen iets als
dat gen vantevoren getarget is
59
welke fases vallen onder de interfase
G1, S en G2
60
welke fases vallen onder metafase
m-fase
61
cycline D
G1 fase zorgt voor activatie van celcyclus na groeisignaal
62
cycline E
overgang G1 en S fase zorgt voor voortgang S fase
63
cycline A
S-fase zorgt voor progressie S fase
64
cycline B
G2 voortgang G2 fase naar mitose
65
volgorde celcyclus en cycline
cycline D, cycline E, cycline A, cycline B
66
wat zijn CDK's
continue aanwezig maar alleen actief als ze aan een cycline binden ze fosforyleren eiwitten die nodig zijn voor de celcyclus
67
cycline D en CDK en CDKI
CDK4 CDKI; p16ink4a
68
cycline E en CDK en CDKI
CDK2 CDKI; p21
69
cycline A en CDK en CDKI
CDK2 CDKI; p21
70
een CDKI remt
de cycline
71
de 5 checkpoints binnen de celcyclus
- restrictiepoint (RB) - G1/S checkpoint (p53) - Intra S checkpoint (ATM) - G2/M checkpoint - Anafase checkpoint (BUB1)
72
restrictiepoint
punt waarop de cel besluit wel of niet te delen en specialiseren eiwit; RB
73
G1/S checkpoint
punt waarop gekeken wordt of DNA beschadigd eiwit; p53
74
Intra S checkpoint
DNA check na replicatie eiwit: ATM
75
G2/M checkpoint
check of replicatie volledig afgerond zonder fouten
76
Anafase-checkpoint
check of rangschikking van chromosomen in het midden voor splitsing naar dochtercellen klopt eiwit; BUB1
77
leer plaatje schema uit je hoofd !!!!!
pag 88 bovenaan rechts
78
E2F
transcriptiefactor voor S-fase
79
RB eiwit is gekoppeld inactief met
E2F, als gefosforyleerd wordt E2F actief
80
RAS
cycline D gaat omhoog door groeisignaal
81
p16
CDKI van cycline D
82
G1-S-arrest
normale cel: er is DNA beschadiging dit zorgt ervoor dat p53 omhoog gaat dit zorgt dat p21 omhoog gaat dit remt cycline E/CDK2 de overgang van G1 naar S wordt geremd bij kanker gaat het fout door mutatie in p53
83
schade tijdens intra-S checkpoint
ATM wordt geactiveerd dit activeert CHK2 wat cycline A/ CDK2 remt
84
ataxia telangiectasia (AT)
aangeboren ATM defect, dus geen CHK2 activatie gevolg = overgevoeligheid röntgenfoto en kanker
85
radio resistente DNA synthese (RDS)
checkt of intra S checkpoint nog werkt door 3H-thymidine toe te voegen aan beschadigd DNA als transcriptie gewoon doorgaat is het fout en wordt deze ingebouwd in het DNA (in gezond DNA is een stop en gebeurt dit niet)
86
anafase checkpoint; in de kinechotoor zitten spanningsgevoelige eiwitten
deze detecteren of microtubuli allemaal gebonden zijn is dit niet zo? dan afgifte BUB1
87
de anafase checkpoint bevind zich dus eigenlijk in de
metafase
88
binden aan dubbelstrengs DNA breuk
Nbs1 en RAS50
89
ATM-kinase
herkent dubbelstrengs breuken
90
wat als ATM-kinase dubbelstrengs breuk herkend
activeert het CHK2 wat zorgt voor inactivatie van cycline A/CKD2
91
menselijke interne klok heeft een omlooptijd van
25 uur
92
... zorgt ervoor dat de celcyclus van het lichaam gelijk blijft lopen met het dagritme
licht
93
waar zit de neurale klok
suprachiasmatische nucleus (SCN)
94
CRY-1 en CRY2 gen
cry 1; als uitgeschakeld sneller tikken cry 2; als uitgeschakeld langzamer tikken
95
ochtendmensen hebben een ... klok
snellere klok en avondmensen een langzamere klok
96
het lichaam heeft twee soorten klokken
de centrale klok; afgesteld op licht-donker cyclus perifere klok; afgesteld op basis van SCN
97
circardiane desynchronisatie klachten
korte termijn klachten; moe, verminderd alert, minder prestatievermogen lange termijn klachten; metabole verstoring, hart- vaatziekten, obesitas, versnelde tumorinductie en veranderd tumorspectrum (veel kwaadaardig)
98
chronotoxiciteit
toxisch effect afhankelijk van tijdstip van toediening
99
3 checkvragen als middel chronotherapeutisch is of kan zijn
- vertonen symptomen circardiane variatie - is de farmacokinetiek afhankelijk van het tijdstip van toediening - vertoont het orgaan Circadiane variatie in gevoeligheid voor het geneesmiddel
100
lees cardiaan ritme
pag 91 onderaan
101
10% van de genen staat onder invloed van
Circadiane klokt
102
mitochondriaal DNA
1000 kopieën per ce dna is circulair
103
kern dna
3 miljard basenparen 50-250 Mb per chromosoom
104
er zijn ... eiwit coderende genen in het humane genoom
20.442
105
er zijn ... RNA only coderende genen in het humane genoom
23.982
106
... van het humane genoom is coderend en ... wordt getranscribeerd
1,5% en 1/3e getranscribeerd dit verschil is zo groot omdat de introns eruit moeten worden gehaald
107
ongeveer 50 van het dna bestaat uit
repetitief dna
108
genoom sequentie kan meer informatie geven voor
- identificeren van ziektegenen - nieuwe farmacologische stoffen te ontwikkelen - mutaties vinden die overgevoeligheid voor medicijnen kunnen wegnemen
109
lees pag 96 over stukje
micro array