Week 4 Flashcards
(119 cards)
G-CSF (granulocyt kolonie stimulerende factor)
ontwikkeling neutrofiele grannulocyten (witte bloedcellen)
EPO (erytropoetine)
aanmaak rode bloedcellen
TPO (thromobopoietine)
aanmaakt van megakaryocyten die vervolgens trombocyten (bloedplaatjes) vormen
3 hoofdgroepen membraan receptoren
- Ion kanaal
- G-eiwt gekoppelde receptoren (7 transmembraan eiwitten)
- Enzym-gebonden receptoren (enkelvoudige ketens vormen door enzym een dimeer)
twee categorieën enzym gebonden receptoren
- tyrosine kinase receptoren
- NON- RTK
tyrosine kinase receptoren
enzymactiviteit zit in receptor zelf
vb: FLT3
NON- RTK
receptor zelf heeft geen enzym activiteit maar is er wel aan gekoppeld
vb. EPO, TPO, G-CSF
fosforylering dmv kinases (noem 2)
- tyrosine kinase
- serine-threonine kinase
wat gebeurd er bij fosforylering
onder invloed van ATP wordt een fosfaatgroep gekoppeld aan een aminozuur
4 kenmerken voor receptoren voor bloedcel groeifactoren
- geen intrinsieke tyrosine kinase activiteit (maar JAK)
- activatie van JAK dmv cross-activatie
- JAKs fosforfleren tyrosine in receptor en op het signaalmolecuul (dus 2x)
- afwijkingen in receptoreiwit, JAK of tyrosine leiden toto bloedziekten
snappen plaatje 7 slim studeren deel 2
echt ff bekijken!
signaalmoleculen die aan JAK binden moeten..
een SH2 domein hebben (laatste 3 eiwitten verschillen per signaal molecuul)
dit past precies op P-Y (gefosforyleerde receptor)
defosforylerings moleculen
- thyrosine phosphatasen
- serine/threonine phosphatase
SHP1
kan specifiek binden aan een SH2 domein om het JAK te deactiveren dmv phosphatase
RAS mutaties
naast p53 mutaties meest voorkomend in alle soorten tumoren
Ras -eiwit functie
belangrijk voor celdeling en overleving van de cellen
aan tyrosine kinase bind:
- eerst gefosforyleerd
- daarna bind SH2 domein
- daarna bind aan SH2 SOS (ofwel GEF) -> dit vormt nu als geheel een SH3 domen
- dit kan RAS activeren door GDP te vervangen door GRP
Ras wordt geactiveerd door
via geactiveerde JAK kinase wat bind met Grb2, deze rekruteert vervolgens GEF/Sos en activeert zo RAS
GEF en GAP
GEF = activeert RAS
GAF = hydrolyseert (inactiveert) RAS
Het RAS eiwit zelf zorgt ook voor
een hele lage activiteit hydrolyse (dus afbraak)
als er een mutatie in RAS zit
kan GAP er niet meer aan binden en de cascade niet stoppen
= als GAP bind aan RAS hydrolyseerd RAS zichzelf en het proces
AML
receptor strong FLT3 receptor
CML
receptor storing Abl tyrosine-kinase (BCR-ABL)
acute lymfoblastaire leukemie (ALL)
IL-7 receptor en JAK2 receptor storing