Week 3 Flashcards
(82 cards)
Welke 4 typen aanvullend onderzoek zijn er (met voorbeelden) bij infectieziekten
Beeldvorming (ct, echo)
Pathologisch onderzoek (punctie of biopt)
Klinisch chemisch onderzoek/hematologisch onderzoek (bloedafname)
Microbiologisch onderzoek (bacteriekweken)
Redenen voor microbiologisch onderzoek
- keuze en duur van therapie
- gevolgen voor omgeving (besmetting)
- epidemiologisch belang
- kan wijzen op verminderde afweer of immuundeficientie
Mogelijke onderzoeken bij bacteriën en schimmels/gisten (beredeneren)
> kweek + gevoeligheidsbepaling
moleculaire diagnostiek
Direct preparaat (gram kleuring)
Antigeentest
Serologie
Mogelijke onderzoeken bij parasieten (beredeneren)
> direct preparaat
moleculaire diagnostiek
Antigeentest
Serologie
Mogelijke onderzoeken bij virussen (beredeneren)
> serologie
moleculaire diagnostiek
Antigeentest
Kweek
Direct preparaat (microscopisch onderzoek) (voordelen en nadelen)
- meestal dmv kleuring
- parasieten kunnen bijv niet gekweekt worden dus moeten direct worden onderzocht
- feces, liquor, pus, sputum of bloed
Voordelen:
- meerdere micro-organismen tegelijk
- snelle methode
- ook niet-kweekbare micro-organismen zichtbaar
Nadelen:
-weinig sensitief
Kweek (voordelen en nadelen)
Op agar (vaste media): schimmels, gisten en bacteriën
Vloeibare media: bloedkweek
Voordelen:
-meerdere micro-organismen
- identificatie en gevoeligheid bepaling mogelijk
- sensitief en goedkoop
Nadelen:
- alleen kweekgras micro-organismen
- arbeidsintensief
Electief vs selectief kweekmedium
Electief: veronderscheid meerdere bacteriën
Selectief: remt oninteressante flora (bijv door extra antibioticum op plaat)
Malti-TOF
Bij kweken wordt automatisch gelezen om welke bacterie het gaat door de eiwitprofielen
Serologie (voordelen/ nadelen)
Aantonen van antistoffen tegen micro-organisme
(IgG toont op verleden infectie tenzij titer heel hoog is) IgM is in de acute fase
> dus of een 4voudige stijging van antistoftiter of 1 positieve IgM
Voordelen:
- ook voor moeilijk te kweken organismen
- immuniteit bepalen
- Goedkoop
Nadelen:
- nauwelijks geschikt voor acute fase
- aanvragen specifieke pathogenen
- geen antibiogram (geen gevoeligheid test)
-kruisreactiviteit
Waar staat ILC voor
Innate lymfoide cellen
Tt vraag: hoe komt de antivirale respons op gang
> eerste type 1 interferenties (INF-a, INF-b en IL-12)
Een tot twee dagen (innate)
NK-cellen
2 tot 7 dagen (innate)
t-cell killing
Vanaf dag 6 (adaptief)
Wat is een naïeve CD4+ t-cel
Wel rijp en functioneel maar nog nooit in contact geweest met antigeen en dus nog niet geactiveerd
Initiatie van naïeve CD4+ t-cellen vind plaats in
Secundair lymfoide organen (lymfeklieren en milt)
> hier komen de CD4+ cellen in aanraking met DC of antigeenpresenterende cellen in aanraking en vind de primaire immuunrespons plaats
door HLA-II wordt CD4+ geactiveerd
CD4+ kan dan weer CD8+ activeren en B cellen activeren
In de lymfeklier ontmoet een DC … t-cellen per uur
> 500
(Interactie 3-5 min)
1 match? Dan korte transiente interactie <10 min die overgaat in stabiele interactie (enkele uren)
Versterken de binding tussen APC en t-lymfocyten EN versterken TCR signaal
ICAM-1 en LFA-1
- Elementen van de perifere ring rondom t-cel receptor
Tentamen stof: 3 nodige signalen tussen APC en naïeve t-cel
ACTIVATIE 1 antigeen peptide signaal (interactie MHC-II en TCR (CD40L op t-cel versterkt dit signaal))
SURVIVAL 2 co-stimulatie signaal (overlevingsreactie, CD80 en CD86 gaan interactie aan met CD28)
DIFFERENTIATIE 3 differentiatie signaal (door cytokinen geproduceerd door APC)
ZIE PLAATJE PAG 11 slim deel 2
Crosstalk in signalen tussen APC en naïeve t-cel
- DC matcht met t-lymfocyt en deze raakt geactiveerd en presenteer CD40 op celoppervlak
- APC heeft CD40 receptor, als reactie verhoogt deze CD80 en CD86
- dat geeft co-signaal op t-cel CD28
- dit leidt tot IL-2 productie
- beiden produceren cytokines
*plaatje pag 11 deel 2
Naive t-lymfocyt blijft hangen bij signaal 1 of 2
Bij 1: gaat in apoptose of anerge toestand (blijvende tolerante slaapstand) > lichaamseigen cellen
Alleen signaal 1 en 2: wel activatie en proliferatie maar geen differentiatie (dus zonder effector functie)
Tentamen vraag: Hoe gaat de DC maturatie
Leer plaatje pag 12 slim deel 2
Onrijp: enodytose
Geactiveerd: MHC II receptor en costimulatie
Tentamenvraag: Hoe wordt de naïeve t-cel weer geremd
Door CTLA-4 (is een zelfde receptor als CD28) wat kan binden aan CD80/CD86, uiteindelijk wordt CTLA-4 dominant en dit leidt tot remming van t-lymfocyt activatie
Wat bepaald in stap 3 de t-cel differentiatie
Het type en de status van de APC
Leer schema over cytokinen en differentiatie van t -lymfocyt
Pagina 13 slim deel 2
Noem 3 voorbeelden van innate cellen
- macrofagen
- DC
- polyorfonucleaire cellen