Week 2 Flashcards
(133 cards)
Synoniem voor immunoglobuline
Antistoffen = anti-lichamen
Wat is een epitoop
Deel van het antigeen (waartegen immuunrespons is gericht) waaraan de receptor (Ig of TCR) bindt
Carrier
Eiwit dat epitopen aanbied aan t-cel
Hapteen en immunogeen
Immunogeen = molecuul wat imuunrespons kan opwekken
Hapteen = niet-immunogeen molecuul (te klein om te binden aan receptor) -> bijv. Penicilline
Opbouw van immunoglobulinen (ofwel anti-stoffen)
Een einde heeft altijd een variabel + constant deel
En een licht en een zware keten (zware keten bovenste)
Heeft 2 bindingsplaatsen voor antigenen (6 contactpunten, 3 zware en 3 lichte)
Fc gedeelte en FAb gedeelte van immunoglobuline
Zie plaatje aantekeningen (‘immunoglobulinen”)
Hoeveel contactpunten heeft 1 bindingsplaats van een immunoglobuline
6 (3 van de zware keten en 3 van de lichte keten)
*zijn CDR (receptoren)
Het contstante deel van het immunoglobuline
- bepaald wat er gebeurd na de herkenning van het antigeen (opsoniseren, wegvangen, activiteit immuunsysteem omhoog)
- er zijn dus verschillende constante delen, deze het isotopes
Welke 5 immunoglobulines zijn er
IgA, IgM, IgG, IgE en IgD
IgM
- pentameter (10 bindingsplaatsen)
- longen
- kan repeterende sequenties binden (bijv suikergroepen die op bacteriën zitten)
- is een antistof tegen bloedgroepantigenen (AB, A, B en O)
> > activeren van complement systeem
IgA
- kan als monomeer en als dimeer
- ook j-keten
- secretoire component -> hierdoor kan IgA door epitheel van darmen
- mucosale oppervlakken zoals slokdarm, neus, darm
IgE (wanneer)
- parasitaire infecties en allergie
- in de huid, bloed, weefselvocht
- IgE bind aan Fc receptoren op mestcellen
- bij binding van een antigeen aan IgE vindt er degrannulatie plaats (histamine en leukotrienen komen vrij wat zorgt voor astma, eczeem, hooikoorts…)
IgG (4 functies)
- heeft meerdere subtypes (4)
- bloed, weefselvocht en moedermelk
- Neutralisatie = wegvangen van micro-organisme/ eiwit
- Complement lysis
- Opsonisatie
- Antilichaam afhankelijke cellulaire cytotoxie = binding aan IgG en daarna aan NK-cellen of eosine granulocyten
Opsonisatie (welke subklasse Ig het beste?)
bacterie krijgt allemaal antistoffen zodat deze herkenbaar is voor fagocyten
*vooral door subklasse IgG1 en IgG3
IgD
- alleen op b-cellen
- lage spiegel in het bloed
- komt vaak tegelijk met IgM
Nog niet veel over bekend
Leer schema op pag
57 van slim!! Echt ff bekijken <3
Check plaatje over plaatsen van immunoglobulinen
In aantekeningen computer onder ‘immunoglobulinen’
Biologicals
Humaan antistof = -limab
Muis = momab
Constant humaan variabel muis = ximab
Gehumaniseerd = Zumab
Een geactiveerde b-cel rijpt uit tot
Plasma cel (gaan terug naar beenmerg om anitstoffen te produceren) of b-geheugencel
Bij de tweede immuunrespons zijn er
- versnelde 2e reactie
- meer antistoffen
- isotype switching: meer IgG en IgA in plaats van IgM
- hogere affiniteit
Isotopes switching
Cytokinen zorgen ervoor dat verschillende b-cellen uitrijpen tot plasmacellen
- zie plaatje aantekeningen immunoglobulinen
TCR heeft .. bindingsplaats
1
VDJ-recombinatie
Om grote diversiteit b en t cellen te krijgen wordt er random geknipt en geplakt in het DNA in de v, d en j genen
Proces van VDJ recombinatie
- RAG1 en RAG2 binden aan RSS-elementen
- RAG knipt DNA (ter plekke van heptameer), weggeknipte deel vormt excisiecirkel
- Ku70, KU80 en Artemis openen haarspeld structuur
- nucleotiden worden toegevoegd-> TdT of verwijderd door exonnuclease
- DNA-ligase aan elkaar gemaakt
(Zie plaatje pag 61)