Week 3 Flashcards

(66 cards)

1
Q

Hoeveel cellen ontmoet een DC in een lymfeklier?

A

500/uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 signalen zijn er nodig voor T-cel activatie door de DC?

A

MHC-II-TCR, gestabiliseerd door CD4
Costimulatie: CD80/86 aan CD28 -> Th maakt IL-2
Cytokines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is CTLA-4

A

Remmend molecuul op de membraan van de T-cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kunnen verschillende subsets van Th cellen gemaakt worden?

A

Geïnduceerd door cytokines die gemaakt zijn door DC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de DC gestuurd in het maken van cytokines?

A

Door cytokineproductie in het weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat maakt de NK-cel voor cytokines? Welke Th cel wordt hier door gestimuleerd?

A

IFN-gamma bij bacteriën en virussen, stimuleert Th1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat maakt de eosinofiele granulocyt voor cytokines? Welke Th cel wordt hier door gestimuleerd?

A

IL-4, stimuleert Th2 bij parasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn ILC? Noem 3 kenmerken

A

Innate lymfoide cellen
Cellen zonder herschikte receptor
Snelle respons
Hoge cytokine productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke typen ILC zijn er? Welke cytokinen produceren ze en op welke Th-cellen lijken ze?

A

Type 1 (oa NK) -> IFN-gamma + TNF, lijkt op Th1
Type 2 -> IL-4, IL-5, IL-13, lijkt op Th2
Type 3 -> IL-17, IL-22, lijkt op Th17 en Th22

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn folliculaire Th?

A

Activeren B-cellen en zorgen voor klasseswitch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk cytokine zorgt voor de klasseswitch naar IgG?

A

IFN-gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke cytokinen zorgen voor een klasseswitch naar IgA?

A

IL-10 en TGF-beta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 6 cellulaire effectormechanismen van de adaptieve immuunrespons

A

Activatie polymorfe nuceaire leukocyten
Activatie macrofagen
Activatie NK-cellen
Activatie gamma/delta T-cellen
Activatie cytotoxische T-cellen
Activatie Th1-> macrofagen hyperactivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de migratieroute van B-cellen?

A

Bloed -> lymfeklier -> lymfe -> bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar wordt een langlevende plasmacel gevormd?

A

Beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 soorten T-geheugencellen heb je?

A

Centraal en effector, centraal gaat naar LK en effector naar weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is S1P?

A

Een chemokine: concentratie buiten de lymfeklier wordt hoger, waardoor de T-cel naar buiten migreert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 4 voordelen van microscopisch onderzoek

A

Meerdere micro-organismen samen onderzoeken
Snel
Met name in steriele materialen
Ook niet-kweekbare micro-organisme aantoonbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 2 nadelen van microscopisch onderzoek

A

Niet heel sensitief
Voor nadere determinatie is andere techniek nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem 4 voordelen van een kweek

A

Meerdere micro-organismen
Aansluitende identificatie + gevoeligheidsbepaling mogelijk
Redelijke sensitiviteit
Relatief goedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem 2 nadelen van kweek

A

Alleen kweekbare micro-organismen
Soms arbeidsintensief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werkt serologie?

A

Aan het Ag bindt een primair Ab, daaraan een secondair Ab conjugaat en daar bindt een substraat aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 3 voordelen van serologie

A

Voor moeilijk te kweken MO
Immuniteit/vaccinatierespons bepalen
Relatief goedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem 3 nadelen van serologie

A

Niet voor acute infectie
Aanvragen specifieke pathogenen
Invasief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een electief medium?
Vergemakkelijkt determinantie
26
Wat is een selectief medium?
Remt oninteressante flora
27
Wat wordt tegenwoordig gebruikt voor identificatie van bacteriën?
Maldi-TOF
28
Noem de 5 fases van acute ontsteking en herstel
Schade Vasculaire veranderingen Adhesie + transmigratie Chemotaxis + fagocytose Herstel
29
Noem 4 histologische kenmerken van een chronische ontsteking
Infiltratie is mononucleair Geen/enkele neutros Weefseldestructie Bindweefselformatie
30
Door welk cytokine ontwikkelt een macrofaag zich tot M1, en door welke tot M2?
M1 door IFN-gamma M2 door IL-4 en IL-13
31
Wat is een granulerende ontsteking?
Acuut naar herstel
32
Noem 4 kenmerken van een granulerende ontsteking/granulatieweefsel?
Veel jonge bloedvaten Fibroblasten proliferatie In latere fase -> litteken Kan samen met/grenze aan acute ontsteking
33
Hoe werkt de angiogenese?
Oiv VEGF worden de ECM aan elkaar gemaakt, waardoor er een elongatie van de vaten plaatsvindt
34
Wat is een granulomateuze ontsteking?
Chronische ontsteking
35
Hoe wordt een granulomateuze onsteking histologisch genoemd?
Granuloom
36
Noem 4 typen cellen die voorkomen in een granulomateuze ontsteking
Macrofagen Lymfocyten Plasmacellen Wat van fibroblasten
37
Welke 3 typen macrofagen komen voor in een granulomateuze ontsteking?
Epitheloide Langhanse type reuscellen Vreemdlichaamse type reuscellen
38
In welke 2 situaties vindt granuloomvorming plaats?
Immunologische reactie Reactie op vreemd lichaam
39
Wat voor soort type immunologische reactie is een granuloom?
Type IV hypersensitiviteitsreactie
40
Wat is kenmerkend in het bloed bij shock?
Lactaat
41
Noem 4 symptomen van shock
Verwarring Hijgen/oppervlakkig ademen Tachycardie/thready pulse/lage bd Huid: bleek, klam, koud
42
Door welke 2 factoren wordt bloed flow bepaald?
Bloeddruk en cardiac output
43
Wat zegt de druk over de flow?
Niets -> adequate druk is niet adequate flow
44
Wat zijn precapilaire sfincters?
Weefsels zetten zelf die sfincter open
45
Wat is nuttiger bij shock, saturatie verhogen of CO verhogen?
CO verhogen
46
Wat gebeurt er met het lactaat als de O2 daalt?
Eerst vrij weinig, maar als de O2 lager is dan de behoefte schiet het lactaat omhoog
47
Welke 4 typen shock zijn er?
Cardiogeen Distributief Obstructief Hypovolemisch
48
Wat is sepsis?
Respons van lichaam op infectie die leidt tot orgaanfalen
49
Wat zegt een bloedkweek over sepsis?
Niets, een positieve kweek is niet perse sepsis
50
Waarom geef je vocht bij een sepsis?
Cardiac output verhogen om weefselperfusie verhoging, niet omdat de bloeddruk verhoogd wordt
51
Wat kan je ook gebruiken als mate van shock behalve lactaat?
Capilary refill time
52
Wat moet je doen als de microcirculatie goed is en de patient in shock is?
Geen vocht geven!
53
Wat is je doel bij shock?
Adequate perfusie, niet 'normale' perfusie
54
Wat is ernstige sepsis?
Orgaandisfunctie
55
Waar is de hoogste incidentie van tb in de wereld?
Zuid-Afrika
56
Wat is het pathogeen bij tb?
Mycobacterium tuberculose complex
57
Noem 6 manieren van besmetting met tb?
Klassiek: aerogeen Drinken ongepasteuriseerde melk van besmet vee Directe inoculatie Orgaantransplantatie Intrauterien BCG-vaccinatie of BCG-blaasspoeling
58
Wanneer kan je na contact met iemand met tb immuniteit meten?
8 weken
59
Wanneer ben je besmettelijk met tb?
Als je ziek bent
60
Wat is een milair beeld?
Gespikkeld beeld
61
Wat is de relatie tussen de plek van de tb en de besmettelijkheid?
Open infectie (dus op een plek die in contact is met de buitenwereld -> besmettelijk Gesloten infectie -> niet besmettelijk
62
Noem 3 manieren van diagnostiek van tb?
Mantoux: huidtest, sens en spec niet optimaal Interon-gamma release Microbiologie: gouden standaard
63
Wat is de 5-jaarsoverleving van tb zonder therapie?
Laag
64
Wat is DOT?
Test om therapietrouw te testen
65
Wat betekent antistoffen tegen TSST-1?
Beschermd tegen toxisch shock syndroom
66
Wat veroorzaken superantigenen?
Kortsluiting tussen APC en T-cellen waardoor er een mega Ag productie plaatsvindt