Week 3 Flashcards

(68 cards)

1
Q

Welke onderzoeken zet je bij evt. bacterie-infectie in?

A
  • Kweek + gevoeligheidsbepaling
  • Moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke onderzoeken zet je bij evt. virale-infectie in?

A
  • Serologie
  • Moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke onderzoeken zet je bij evt. parasitaire-infectie in?

A
  • Direct preparaat
  • Moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke onderzoeken zet je bij evt. schimmel-infectie in?

A
  • Kweek + gevoeligheidsbepaling
  • Moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke onderzoeken zijn er mogelijk voor diagnosticering van infectieziekten?

A
  • Direct preparaat
  • Antigeentest
  • Kweek + gevoeligheidsbepaling
  • Serologie
  • Moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is diagnostiek met een direct preparaat?

A

Diagnostiek op direct materiaal (liquor, pus, sputum, faeces, bloed)

Meestal mbv. kleuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voordelen van microscopisch onderzoek

met kleuring

A
  • Meerdere micro-organismen te zien
  • Snel
  • m.n. in steriele materialen (bijv. liquor)
  • Ook niet-kweekabare micro-organismen aantoonbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nadelen van microscopisch onderzoek

A
  • Weinig sensitief
  • Voor nadere determinatie en gevoeligheidsbepaling ander techniek nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kweek

Definitie

A

Micro-organismen in het lab laten vermenigvuldigen tot er genoeg zijn om ze te ‘‘zien’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Electief kweekmedium

A

Vergemakkelijkt determinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Selectief kweekmedium

A

Remming oninteressante flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bloedagar

A

Zit bloed in die bacteriën kunnen gebruiken

Bv. door hemolyse dan weet je al welke bacteriën het kunnen zijn

Electief medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chocoladeagar

A

Bloedplaat verhit waardoor bloed uitelkaar valt en bacteriën makkelijker op kunnen groeien

Electief medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

McConkey

A

Fijn voor gramnegatieve flora

Electief en selectief medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maldi-TOF

Gebruik

A
  1. Bacterikolonie op plaatje smeren
  2. Matrix bovenop
  3. In vacuum-buis
  4. Laser straalt kolonie
  5. Tijdsduur stralen: bepaalt bacterie soort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voordelen kweek

A
  • Meerdere micro-organismen
  • Aansluitend identificatie en gevoeligheidsbepaling mogelijk
  • Redelijk sensitief
  • Relatief goedkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nadelen kweek

A
  • Alleen kweekbare micro-organismen
  • Soms arbeidsintensief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Factoren die resultaat van de kweek beïnvloeden

A
  • Anti-microbiële therapie
  • Afname en transport patiënt materialen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

IgM respons is

A

Acuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

IgG respons is

A

Levenslang

(komt wat later op gang dan IgM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Voordelen serologie

A
  • Ook voor moeilijk te kweken micro-orgaismen
  • Immuniteit/ vaccinrespons te bepalen
  • Relatief goedkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nadelen serologie

A
  • Nauwelijks geschikt voor acute infectie (meestal 2e serum nodig)
  • Antistoffen na dagen tot weken meetbaar
  • Enkele meting zegt niet genoeg
  • Aanvragen specifieke pathogenen
  • Enkele meting zegt niet genoeg
  • Geen antibiogram
  • Kruisreactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Eerste respons bij virale infectie

A

Citokines: type I interferonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tweede stap bij virale infectie

A

NK-cellen doden geïnfecteerde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Derde respons virale infectie
**T-cellen** doden geïnfecteerde cellen
26
CD4+ Th zijn in staat na antigeenpresentatie
- **B-cellen** te helpen - **Macrofagen** te activeren
27
Hoe komen Ag in lymfeklieren terecht? | 2 manieren
- Infectie vd huid: **Langerhanscellen** in epidermis en **dermalemacrofagen** in dermis --> migreren naar drainerende lymfeklier - **DC** contacteert met **T-cellen** in lymfeklier
28
**DC-T** interactie | 3 signalen
- Activatie: **(MHC klasse II + TCR + CD4)** - Co-stimulatie **(CD28 op T-cel + CD80/CD86)** - Differentiatie: door **cytokines**
29
Welke IL is belangrijk bij de co-stimulatie stap inde **DC-T** interactie?
**IL-2**
30
Tolerantie binnen de immunologie | Definitie
Het **niet** reageren op bepaalde antigenen
31
Waar is een **geactiveerde** rijpe **DC** beter in dan een **onrijpe DC**?
- **MHC II** expressie - **co-stimulatoire** moleculen
32
**Th-folliculair** | functie
Hulp aan **B-cellen**
33
**Fab** domein | Functie
- **Binding site** antigeen - **Neutralisatie** / agglutinatie antigeen
34
**Fc** domein | Functie
- **Complement** activatie - **Opsonisatie** --> fagocytose - **Sensitatie** van mestcellen, NK en fagocyten | Allemaal NA binding antigen
35
Route van **lymfocyten** | B-cellen: recirculeren tussen bloed
- Lymfeklier - Lymfe - Bloed
36
Route van **lymfocyten** | Naar lymfeklier follikel
- Activatie - deling - Plasmablasten - merg LK (kortlevende plasmacel) - Antistoffen
37
Route van **lymfocyten** | **Follikelcentrum** reactie
- Geheugencellen - efferente lymfe - recirculeren - Langlevende plasmacel - beenmerg
38
Route **lymfocyten** | Naïeve T-cel
Via **bloed** naar **lymfe**
39
Wanneer wordt een acute ontstekingsreactie beëindigd
- **Schadelijke prikkel** is gelimineerd - **Pro-ontstekingsmediatoren** gedownreguleerd - **Anti-ontstekingsmediatoren** ge-upreguleerd - **Herstel** in gang gezet
40
Wat voor schade/ aandoening zorgt voor een **chronische infectie**
- Virale infecties - Chronische infecties - Persistente verwonding - Autoimmuun ziektes
41
Hoezo zie je bij virale infecties geen **neutrofiele granulocyten**?
**Neutrofiele granulocyten** komen in het begin vrij als je veel **cellulaire schade/ necrose** hebt | Bij virale infecties worden cellen indiviudeel opgeruimd (apoptose)
42
Chronische ontsteking | Werkdefinitie
Ontsteking van langere duur (> 7 dagen, soms weken/ maanden)
43
**Histologie** chronische ontstkeing
- Infiltratie van **mononucleaire ontstekingscellen** (lymfocyten, macrofagen/ histiocyten) - Geen (of hooguit enkele) **neutrofiele granulocyten** - **Weefseldestructie** - **Bindweefsel** vorming met vaat nieuwvorming (**angiogenese**) en **collageen** afzetting
44
Wat zorgt voor **klassieke activatie** macrofaag
- **IFN-gamma** - micro-organismen
45
Als prikkels **klassieke activatie** van macrofaag weg zijn, heersen de ?
anti-inflammatoire **cytokinen**
46
**Granulerende ontsteking** | Definitie
Kan opgevat worden als overgang van de acute ontstekingsreactie naar herstel van weefselbeschadiging door littekenvorming
47
Histologie **granulerende ontsteking**
- Veel **jonge bloedvaten** - **Fibroblastenproliferatie** - Gaat in latere fasen over in **celarm bindweefsel** - Kan samengaan met/ grenzen aan gebeiden met **acute ontsteking**
48
**Angiogenese** bij granulomateuze ontstekingen gebeurt onder invloed van
**VEGF**
49
**Keloïd**
Overmatige bindweefselvorming
50
Wat voor ontsteking is een **granulomateuze ontsteking**? | +kenmerk
Een **chronische** ontsteking Gekenmerkt door macrofaag met **epitheloïd** aspect
51
Alternatieven voor vertering van **gefagocyteerd materiaal** door **macrofaag**
- **Toxiciteit**--> macrofaag dood - Kan **niet verteerd** worden - **Epitheloïde** cel - **Fusie** met andere macrofagen --> meerkernige reuscellen
52
Wanneer kan je **granuloomvorming** zien?
- Immunologische reactie - Reactie op vreemd lichaam
53
**Shock** | Defintie
Acute **levensbedreigende toestand** waarbij de **druk** in de bloedvaten **te laag** is om de vitale lichaamsfunctie in stand te houden. **Doorbloeding** en **zuurstofvoorziening** van het **hart, hersenen en andere organen** komen hierdoor in het gedrang wat snel resulteert in het afsterven van cellen.
54
Waarom ga je oppervlakkig & snel ademen bij shock?
Je hebt behoefte aan meer zuurstof, maar weinig energie
55
Symptomen van **shock** | noem 5 min.
- Bewustzijnsdaling - Ademhaling - Circulatie: snel en **hypotensie** - Huid: bleek koud grauw zweten dus koude klamme huid - Verlengde **capillary refill** - Angstig en onrusitg - **Misselijkheid** en **braken**: Aspiratie gevaar!!! - Vochttekort - Dalende urine productie
56
Compensatiemechanismen shock
1. **Zuurstofextractie** neemt toe 2. **Verschuiving** zuurstofdissociatiecurve 3. **Vasoconstrictie** ''niet essentiële'' gebieden 4. **Anaerobe** verbranding
57
Als je **CO2** stijgt word je zuurder/ basischer
**zuurder**
58
Typen **shock** | 4 typen
- Cardiogene shock - Distributieve shock - Obstructieve shock - Hypovolemische shock
59
Distributieve shock | 4 soorten
- Anafylaxische shock - Neurogene shock - Septische shock - Toxische shock
60
Obstruciteve shock | 3 soorten
- Longembolie - Harttamponade - Spanningspneumothorax
61
Wat is zo kenmerkend voor mensen met **distributieve shock**?
Ze voelen **warm** aan
62
Wanneer is CVD hoog? | Bij welk type shock
- Cardiogene shock - Obstructieve shock
63
Wanneer kan je een **SIRS** reactie hebben?
- Infectie - Trauma/ brandwonden - Pancreatitis | en meer!!
64
Severe sepsis | Definitie
Sepsis met >1 **acute orgaandysfunctie**
65
Quick SOFA | Wat zijn criteria en hoeveel moet je ervan hebben?
- AF >22/min - Verwardheid EMV <13 - Sys. BD <100 mmHg | 2 van de 3 criteria
66
Wat is het meest belangrijke onderzoek bij verdenking op sepsis | Dat GELIJK uitgevoerd moet worden
Kweken
67
Behandeling **septische shock**
1. Vocht: start 30mL/kG 2. Kweken 3. Antibiotica
68
Bijwerkingen agressieve vloeistoftherapie
- Intravas. **volume overbelasting**: risico op HF - Longoedeem - Hersenoedeem - GI oedeem--> risico op **ischemie** - Massaal oedeem huid