Week 2 Flashcards

(69 cards)

1
Q

Kenmerken IgD

A
  • Lage spiegels in het bloed en komt alleen voor op B-cellen
  • IgM +IgD –> komt alleen voor op jonge cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken IgA

A
  • Soms monomeer meestal dimeer
  • Verbonden mbv J-keten zwavelbruggen en secretoire component
  • Kom t voor op mucosale oppervlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil secretoire IgA en IgA serum

A
  • Secretoir is een dimeer
  • Secretoir heeft een J-keten
  • Secretoir bevat een secretoire component
  • Bescherming tegen afbraak door proteolytische enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken IgM

+ functie

A
  • Pentameer meervoudige flexibele binding (MEER ANTIGEN)
  • Voornamelijk longen
  • Immunoglobuline verbonden met een J-keten
  • Repeterende sequenties binden
  • Complement binding (waardoor lysis bacterie)

Activeren van complement systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken IgE

+ functie

A
  • Opruimen van specifieke parasitaire infecties en rol bij allergie
  • Bevindt zich: in huid, bloed en weefselvocht
  • Bindt zich aan FcE-receptor van o.a mestcellen
  • Binding aan antigeen: degranulatie van cellen

Activeren van mestcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken IgG

A
  • Bevindt zich vooral in: bloed, weefselvocht en moedermelk
  • Kan placenta passeren eerste bescherming foetus
  • 4 subklassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functies IgG

A
  • Neutralisatie wegvangen micro-organisme/ eiwit
  • Complement lysis: Lysis door binding aan complementfactoren
  • Opsonisatie: binding macrofaag
  • Antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxie: binding presentatie NK-cellen
  • Herkennende functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk deel van een immunoglobulinemolecuul heeft de grootste invloed op de effectorfunctie?

A

Alleen de constante domeinen van de zware ketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

VDJ-recombinatie

Stap-voor-stap

A
  1. Binding van RAG-1 en RAG-2 aan RSS elementen
  2. RSS elementen binden aan elkaar
  3. RAG knipt DNA los
  4. TdT en exonuclease bewerken de uiteinden
  5. DNA-ligase bindt ze daarna aan elkaar en er is een losse excisie cirkel gevormd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cellen waarvan met name de celmembraan is aangekleurd zijn vooral aanwezig in de

A

Outer cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cellen waarvan met name het cytoplasma sterk is aangekleurd zijn vooral aanwezig in de

A

Medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het gebied van de lymfeklier met de minste cellen die positief is aangekleurd zijn vooral de

A

Paracortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ondergaan aangekleurde cellen in de outer cortex VDJ-recombinatie?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Positief aangekleurde cellen in de outer cortex worden in de ? geactiveerd door ? cellen

A
  • Paracortex
  • Dendritische cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Positief aangekleurde cellen in de outer cortex stimuleren ?

A

B-cellen tot proliferatie en differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MHC restrictie

Definitie

A

Selectieve antigeenherkenning in de context van eigen MHC door T-lymofcyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Antigeenpresentatie door MHC-I

A
  • Intracellulaire antigeen wordt gepresenteerd door MHC-I
  • Virale eiwit wordt door proteasoom in stukjes geknipt
  • Via TAP worden peptiden naar het lumen van het ER gepompt
  • Via het golgi-systeem en de exocytose route gaan MHC-I moleculen naar oppervlak en presenteren ze peptiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Antigeenpresentatie door MHC-II

A
  • EC antigeen ondergaan endocytose en komen in endosoom
  • HLA-II in ER gemaakt en aan lysosomen afgegeven
  • Groeve van HLA wordt bedekt met CLIP
  • Lysosomen fuseren met endosomen en het eiwit wordt afgebroken tot losse peptiden
  • Presentatie op celoppervlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kruispresentatie door DC

Definitie

A

Extracellulaire eiwitten worden door DC in MHC klasse I gepresenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Oorzaken voor ontstekingsreactie

A
  • Infecties
  • Immunologische reacties
  • Weefselnecrose
  • Genetische afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vasculaire reactie bij een ontstekingsreactie

A
  1. Ontsteking
  2. Vaatverwijding
  3. Vertraging bloedstroom
  4. Eiwitten en ontstkeingscellen treden uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe treden eiwitten en ontstekingscellen uit de vaten naar de plaats van infectie?

A

Via transudaat of exsudaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Pleiotrope effecten

A

Meerdere effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Werkingen NO (stikstofoxide)

A
  • Anti-inflammatoir: vasodilatatie–> leukocyt hecht makkelijk aan endotheel
  • Pro-inflammatoir: zuurstofradicalen uit NO gemaakt om bacterie te vernietigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
M1 macrofaag is pro- / anti-inflammatoir | +stimulus
**Pro-inflammatoir** | Stimulus: door microbiële TLR-liganden en IFN-gamma ## Footnote **remt M2!!!**
26
**M2 macrofaag** is pro-/ anti-inflammatoir | +stimulus
**Anti-inflammatoir** | Stimulus: IL-13 en IL-14
27
Functie IL-1 | ontstekingsmediatoren (waarop, systemische effecten)
- Lokale ontstekingscellen - Koorts, cachexie, leukocytose
28
Waarom zijn de pleiotrope effecten van NO tegengesteld?
- Bevorderen van **fagocytose** van micro-organismen gaat gepaard met productie van **pro-inflammatoire mediatoren** - Remmen van **adhesie van leukocyten** aan endotheel zorgt dat er minder cellen komen om het schadelijke agens op te ruimen, dit is **anti-inflammatoir**
29
Wanneer in de ontsteking spelen interferonen een belangrijke rol?
In de eerste fase
30
Activatie **B-lymfocyt** met CD4+ T-cel | Hoe?
Antigeenbinding met BCR en binding van CD40R-CD40L (+cytokinen)
31
Activatie **B-lymfocyt** zonder CD4+ T-cel
Via de **pattern recognition receptor** (TLR) of via crosslinking BCR
32
**Folliculaire dendritische cellen** (FDC) | Functie + uitvoeringmechanisme
Betrokken bij antigeenpresentatie aan **B-lymfocyten** in kiemcentrum | Via **Fc-receptoren** en **complementreceptoren**
33
Welke receptoren heeft de **FDC** op zijn oppervlak?
- Fc-receptoren - Complementreceptoren
34
Affiniteitsmaturatie vindt plaats in de **?** van de **?**
**Outer cortex**, **lymfeklier**
35
**B-cellen** die affiniteitsmaturatie hebben ondergaan, heben **Ig?** op hun oppervlak ipv **Ig?**
IgG, IgM
36
Welke processen vinden plaats tijdens de **follikelcentrumreactie**?
- Isotype switching - Somatische hypermutatie
37
**Proliferatie** en **somatische hypermutatie** | Functioneel effect
Verhoogde **affiniteit** van antistoffen voor het **herkende Ag**
38
**Isotype switching** van **B-lymofcyten** | Functioneel effect
Verandering van **effectorfuntie** zoals **complementactivatie** of **opsonisatie**
39
Co-stimulatie van CD4+ T-lymfocyten | Welke co-factoren?
Binding CD80/CD86 op **CD28** van T-lymfo
40
Co-inhibitie van CD4+ T-lymfocyten | Welke co-factoren?
Binding CD80/CD86 op **CTLA-4** van de T-lymfo | OF door binding van PD-L1/ PD-L2 aand **PD1** op T-lymfo
41
Antistoffen tegen: **PD1** of tegen **CTLA-4** remmen | +gevolg
Negatieve terugkoppeling--> **MEER** T-lymfocyten | Nuttig bij kankerpatiënten
42
Kenmerkende cytokines **Th1**
- IFN-gamma - IL-2
43
**Th1** hebben invloed op | Wat gebeurt er bij teveel Th1?
- Macrofaag - NK-cellen - CD8+ lymfocyten - B-lymfocyten | Inflammatie
44
**Th2** hebben invloed op | Wat gebeurt er bij teveel Th2?
- Eosinofiele granulocyten - B-lymfocyten | Allergie
44
Kenmerkende cytokines **Th2**
- IL-4 - IL5 - IL-13
45
Kenmerkende cytokines **Th17**
- IL-17 - IL-22
46
**Th17** hebben invloed op | Wat gebeurt er bij teveel Th17?
- Neutrofiele granulocyten - Epitheelcellen | Infammatie, auto-immuunziekten
47
Kenmerkende cytokines **Treg**
- TGF-B - IL-10
48
**Treg** hebben invloed op | Wat gebeurt er bij teveel Treg?
- Andere lymfocyten: diff. B-lymfo's, onderdrukken functie andere T-lymfo's | Auto-immuunziekten
49
**IL-4** *stimuleert/ remt* de proliferatie van **Th2** cellen
stimuleert
50
Welke celtypen presenteren bacteriële antigenen? | In welk molecuul worden antigene peptiden gepresenteerd? ## Footnote Welk celtype herkent gepresenteerde antigeen?
- Macrofaag - B-cel - DC | HLA klasse II ## Footnote CD4+ T-lymfocyt
51
Welke celtypen presenteren virale antigenen? | In welk molecuul worden antigene peptiden gepresenteerd? ## Footnote Welk celtype herkent gepresenteerde antigeen?
- Kernhoudende cellen - Lymfocyten - Leukocyten | HLA klasse I ## Footnote CD8+ T-lymfocyt
52
# Differentiatie Th0-lymfo's tot ...... bij aanwezigheid **IL-4**
Th2-lymfo
53
# Differentiatie Th0-lymfo's tot ...... bij aanwezigheid **IL-12** en **IFN-gamma**
Th1-lymfo
54
# Differentiatie Th0-lymfo's tot ...... bij aanwezigheid **IL-6** en **TGF-bèta**
Th17-lymfo
55
# Differentiatie Th0-lymfo's tot ...... bij aanwezigheid **IL-6** en **IL-21**
Tfh-lymfo
56
# Welke cytokine past het beste bij de aangegeven effectorfunctie? Activatie van **macrofagen**
IFN-gamma
57
# Welke cytokine past het beste bij de aangegeven effectorfunctie? Productie van **monocyten** in beenmerg
GM-CSF
58
# Welke cytokine past het beste bij de aangegeven effectorfunctie? Weefselschade door induceren **celdood**
TNF
59
# Welke cytokine past het beste bij de aangegeven effectorfunctie? Rekruteren van **monocyten** naar lokale ontsteking
CCL2
60
Waar kunnen biofilms makkelijk ontstaan?
1. Alle plekken met kunstmateriaal 2. Chronische beschadigingen van barrières
61
Voordelen voor het micro-organisme met een **biofilm**
- Bescherming tegen fagocytose - Bescherming tegen antibiotica
62
In de darm komen vooral ? en ? staven voor.
**anaerobe** en **gramnegatieve**
63
Welke grampositieve bacteriën komen veel in de darm voor?
Enterokokken
64
Welke micro-organismen bevinden zich vaak in de huid?
- Grampositieve bacteriën (stafylokokken) - Gisten
65
Wat voor soort cellen spelen een essentiële rol bij de **acute allergische reactie?**
Mestcellen
66
Hoe worden mestcellen geactiveerd?
Door binding van antigeen IgE complexen aan IgE receptoren | Uitstoot inhoud granula volgt (histamine)
67
Fysiologische functie NO in vaatwand
- Stimuleert vasodilatatie - Relaxatie gladde spiercellen
68
Welke drie cytokines zijn de belangrijkste stimuli van de acutefase reactie?
- IL-1 - IL-6 - TNF