Week 4 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Welke 3 eigenschappen van de gehoorbeentjes zijn belangrijk voor efficiënte geluidsoverdracht?

A
  1. Het feit dat de incus kleiner is dan de malleus
  2. De samenwerking tussen het ovale en ronde venster
  3. Het feit dat het trommelvlies 20x zo groot is als het oppervlak van de stapes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen dB SPL en dB HL, en waarvoor wordt elk gebruikt?

A

dB SPL is een absolute maat van geluidsdruk (referentie: 20 µPa); dB HL is een gestandaardiseerde maat t.o.v. gemiddeld normaal gehoor. SPL wordt gebruikt bij fysische metingen, HL bij audiometrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 functies van oorsmeer?

A
  1. Antibacteriële werking
  2. Vochtafstotende werking
  3. Beschermende werking voor dunne huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 3 lagen van het trommelvlies

A
  1. Epitheel
  2. Bindweefsellaag (dun bij pars flaccida)
  3. Mucosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 voorwaarden voor een correct functioneren middenoor

A
  1. Intacte gehoorbeentjes
  2. Luchthoudendheid
  3. Vrij bewegend trommelvlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij wat voor infectie kan het trommelvlies rood zijn?

A

Bij een virale infectie (geen pus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor wordt endolymfe in het oor geproduceerd? En waardoor weer opgenomen?

A

Productie door stria vascularis. Opname door saccus endolymfaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 5 oorzaken van presbyacusis

A
  1. Beschadiging haarcellen
  2. Aandoeningen mdidenoor
  3. Problemen met de stria vascularis
  4. Beschadiging van de haarcelinnervatie
  5. Centrale beschadiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer vindt het middenoorreflex plaats?

A

Bij geluid >85 dB of bij eigen geproduceerd geluid (zoals kauwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 5 gevolgen van chronische otitis media

A
  1. Gevolgen voor de structuur
  2. Gevolgen voor de drukregulatie
  3. Conductief gehoorverlies
  4. Perspectief gehoorverlies
  5. Cholesteatoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de 4 doelstellingen van chirurgie bij een cholesteatoom

A
  1. Radicale verwijdering
  2. Voorkomen nieuwvorming
  3. Luchthoudend, droog en zelfreinigend middenoor
  4. Gehoor zo goed mogelijk herstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 5 complicaties van een cholesteatoom

A
  1. Mastoïditis
  2. Sinus sigmoïdeus trombose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 5 structuren waarvan resorptie optreedt bij een cholesteatoom

A
  1. Mastoïd
  2. Gehoorbeentjes
  3. Tegmen tympani
  4. n. VII kanaal
  5. Benige begrenzing horizontale kanaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door welke 2 verwekkers wordt mastoïditis veroorzaakt?

A

s. pneumoniae of h. influenzae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 tekenen van een schedelbasisfractuur

A
  1. Battle sign
  2. Otoliquorroe
  3. Hematotympanum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 3 vormen van objectieve tinnitus

A
  1. TIkken (myoclonisch)
  2. Hartslag
  3. Tuba apertura (open tuba auditiva)
17
Q

Noem 4 oorzaken van gehoortrauma

A
  1. Barotrauma
  2. Schedelbasisfractuur
  3. Ototoxiciteit
  4. Lawaaitrauma
18
Q

Wat zijn 3 belangrijke verwijscriteria voor een volwassene voor een CI?

A
  1. Toondrempel >70 dB
  2. Spraakverstaan <70%
  3. Bilateraal
19
Q

Noem 3 voorwaarden voor effectiviteit van een CI

A
  1. Intacte gehoorzenuw
  2. Hoe jonger bij implantatie, hoe beter
  3. Hoe meer kanalen, hoe beter