Week 5 Flashcards

(56 cards)

1
Q

Ziekte van Ménière :

A

Veroorzaakt vestibulaire duizeligheid
Behandeling: vermijden van stress en ermee leren leven.
Kalmeringsmiddelen zoals citalopram of gentamicine therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vestibulaire duizeligheid :

A

Vals gevoel van beweging
Hoofdbewegingen verergeren deze duizeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Labyrint uitval, welk functieverlies geeft dit:

A

Instabiliteit lichaamshouding
Gestoorde ruimtelijke oriëntatie
Verminderde beeldstabilisatie (visual lag en oscillopsie)
Klachten verergeren (in donker of bij hoofdbewegingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke oorzaken van duizeligheid zijn er?

A
  • Medicijnen
  • Vestibulair
  • Hartritmestoornissen
  • Hart- en vaatziekten
  • Algemene interne problemen zoals: schildklierproblemen
  • Oculaire aandoeningen
  • Psychogeen
  • Cerebellaire of proprioceptieve aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn aanwijzingen voor een vestibulaire oorzaak voor duizeligheid?

A

Paroxysmaal
Aard vd klacht, bij vertigo meer kans op vestibulaire duizeligheid
Bewegingen vh hoofd, lichaam en omgeving zijn luxerende momenten
Begeleidende verschijnselen zoals vegetatieve symptomen, oorsymptomen, neurologische problemen, visuele klachten en psychische problematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het vestibulair systeem:

A

Sensorisch orgaan met drie dimensies
Twee sensorische systemen: halfcirkelvormige kanalen en otolieten
Vloeistoffen en zenuwen vormen 1 geheel: evenwichts- en gehoorklachten gaan daaorm vaak samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belangrijke functies en locatie evenwichtsorgaan:

A

Perceptie (waarnemen id ruimte), stabilisatie vd blikrichting, houdingsregulatie
In het os petrosum/rotsbeen, moeilijk toegankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de rotatoire versnelling?

A

Deze wordt gemeten door de halfcirkelvormige kanalen in het evenwichtsorgaan
Deze wordt gemeten in drie richtingen (voor <=> achter, links <=> rechts, boven <=> beneden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zorgen de otolieten voor ?

A

Voor het meten vd lineaire snelheid en statische veranderingen vd positie vh hoofd
Vanuit de n. vestibularis gaan signalen naar de oogspieren, beenspieren en cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke testen gebruikt men in de kliniek om het evenwicht te testen?

A
  • Draaistoelonderzoek: geeft bilaterale informatie over het evenwichtsorgaan, via eye-tracking worden de bewegingen gemeten
  • Calorische stimulatie: water wordt in 1 oor gespoten waardoor er unilaterale activatie of inhibitie ontstaat, warm water geeft verhoging vd vuurfrequentie en koud water afname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de wet van Alexander?

A

Dat de nystagmus bij het draaistoelonderzoek erger wordt wanneer naar de aangedane zijde wordt gekeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn otoconia?

A

Kristallen bovenop de gelatineuze laag vd stereocilia die door hun traagheid ervoor zorgen dat deze afbuigen.
Zolang ze afgebogen zijn, blijven ze ook vuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eigenschappen van de otoconia zorgen voor …

A

Dat de otolieten geen verschil kunnen maken tussen het hoofd naar achteren kantelen en een voorwaartse acceleratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is dus niet te onderscheiden?

A

Zwaartekracht en lineaire acceleratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nystagmus :

A

Eerst een snelle slag, dan een langzame slag
Bij bewegen fysiologisch, bij stilstaan pathologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benig labyrint :

A

Cochlea, halfcirkelvormige kanalen en otolieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vliezig labyrint:

A

Gevuld met endolymfe en perilymfe zit tussen het benig en vliezig labyrint in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
A

Ampulla zijn verdikkingen in het labyrint, hierin bevindt zich een cupula dat uitsteekt in de vloeistof.
Cupula : gelatine-achtige massa met stereocilia die actiepotentialen geeft als deze niet rechtop staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Twee soorten haaruitgangen:

A

Stereocilia (vergelijkbaar met de haarcellen uit de cochlea) en kinocilium (de lange en dikke haarcel).
Haarcellen vuren continu, ook in rust (100 spikes/s)
Tussen toppen haarcellen kleine veertjes/tip links, staan in contact met kationkanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer ontstaat er een actiepotentiaal van de haartjes?

A

Als het kinocilium van de haartjes af beweegt ontstaat er depolarisatie, omdat door de spanning op de veertjes de kationkanalen opengetrokken worden –> kaliuminflux en dus depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Typen haarcellen :

A

Type I vuurt onregelmatig afferent
- bijna volledig door de afferente zenuw omgeven –> calyx
lagere detectiedrempel, ook lagere sensitiviteit
Type II vuurt regelmatig afferent
- via klein deel verbonden met afferente zenuw –> bouton
hogere detectiedrempel, hogere sensitiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn dimporphic verbindingen?

A

Afferente verbindingen die type I en type II met elkaar verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Halfcirkelvormige kanalen:

A

Meten rotaties, staan in diverse vlakken georiënteerd en kunnen daardoor in 3 dimensies de draaiversnelling meten
In een ampul hebben alle haarcellen precies dezelfde polarisatierichting.
De cupula sluit het kanaal af waardoor er geen vloeistof kan stromen door de ampulla

24
Q

Wat speelt een belangrijke rol bij informatie doorgeven door de vloeistof in het evenwichtsorgaan?

A

De traagheid vd vloeistof

25
Otolieten :
Sacculus en utriculus Meten lineare snelheid en zwaartekracht 2 polarisatiegroepen gedeeld door de striola Utriculus --> polarisatierichting richting de striola Sacculus --> polarisatierichting richting van de striola af Elke haarcel heeft een maximale gevoeligheid voor een bepaalde richting
26
Wat meet de sacculus?
verticale en voor klein deel voor achter bewegingen
27
Wat meet de utriculus
horizontale en verticale bewegingen
28
Wat is de push-pull verhouding?
Stimulering aan de ene kant leidt tot remming aan de andere kant
29
Welke verhoudingen zijn er voor rotatieversnelling?
Links anterieur rechts posterieur verhouding en een rechts anterieur links posterieur verhouding Stimulus is draaiversnelling
30
Kan met met 1 werkend evenwichtsorgaan functioneren?
Ja, want er is in de fysiologische situatie sprake van een overschot aan informatie, dus na de adaptatiemethode is dat zeker mogelijk
31
Welke kernen zijn er en welke oogspieren innerveren deze kernen?
Nucleus abducens --> de oogkern die de laterale rectusspier aantrekt Nucleus oculomotorius --> mediale rectus oogspier aantrekt Vanaf abducens kern loopt er ook een verbinding naar de nucleus oculomotorius
32
Wat is de VOR?
vestibulo-oculaire reflex, snelste reflex van het lichaam. Als hoofd plotseling wordt bewogen is er eerst een fysiologische meebeweging, en daarna slaan ze terug door nystagmus
33
Vertigo:
Draaiduizeligheid, kan perifeer of centrale oorzaak hebben
34
Centrale oorzaak vertiligo 8 D's :
Diplopie --> dubbelzien Down-up distorsies --> de wereld lijkt ondersteboven Drop attacks -->plotseling vallen zonder syncope Dysartrie --> spraakstoornis Dysesthesie --> abnormale gewaarwording vd huid Dysfagie --> slikstoornis Dysfonie --> stemprobleem Dysmetrie --> coördinatiestoornis (afstand niet in kunnen schatten)
35
Wat is de best bruikbare definitie om vertigo centraal of perifeer te vinden?
Heeft u het idee dat, terwijl u stilstaat, de wereld om u heen beweegt?
36
Wat is belangrijk om anamestisch duidelijk te hebben bij de klacht duizeligheid?
- Aandacht voor timing: acuut of chronisch, continue of episodisch, duur -Triggers: houdingsverandering, medicatie (40% vd middelen in farmacotherapeutisch kompas heeft duizeligheid als bijwerking) -Geslacht en leeftijd -Intoxicaties, VG en comorbi.
37
Neurologische oorzaken van (sub)acute duizeligheid:
Perifeer 75%: probleem evenwichtsorgaan of gehoorzenuw Centraal 25%: probleem in de hersenen --> herseninfarct, hersenbloeding, MS, ruimte-innemend proces
38
Wanneer is er geen nystagmus?
Bij 2 kapotte evenwichtsorganen is er geen nystagmus , want voor de snelle fase is er een werkend evenwichtsorgaan nodig
39
Waar staat het acroniem HINTS voor?
Head-impulse test: optreden van nystagmus bij snel achteroverslaan vh hoofd met hoofd in schuine stand Nystagmus: Test of Skew: ene oog staat hoger dan het andere
40
Verschillende oorzaken van duizeligheid:
- Arnold-Chiari malformatie: aangeboren aandoening waardoor er te veel ruimte is in het achterhoofdsgat waardoor de tonsillen vh cerebellum hierin zakken - TIA of herseninfarct - Multipele sclerose - BPPD - Ruimte-innemende processen
41
Wat zijn de vestibulaire kernen?
Centrale verwerking van info uit het vestibulum vindt plaats op het niveau vd hersenstam, het cerebellum en de cortex Voor de kanalen en otolieten vormen vestibulaire kernen het belangrijkste schakelstation
42
Otoliet en halfcirkelvormige kanalen: waar sturen ze hun informatie heen
Otoliet --> naar laterale vestibulaire kernen Halfcirkelvormige kanalen --> info naar mediale vestibulaire kernen
43
Welke hoofdroutes zijn er voor informatieverwerking?
De vestibulospinale baan --> dient vooral voor houdingsregulatie De vestibulo-oculaire baan --> rechtstreeks naar oogspierkernen en krijgt input vanuit de halfcirkelvormige kanalen De motor learning via het cerebellum --> via een extra verbinding met het cerebellum invloed uit te oefenen op processen tussen de ogen en het evenwichtsorgaan De vestibulo-corticale route--> loopt via de thalamus naar de cortex
44
Wat is proprioceptie?
Informatie uit spieren die zorgt voor houdingsregulatie en balans
45
Vestibulospinale baan :
De mediale en laterale kern descenderen naar het ruggenmerg Deze baan wordt verdeeld in de laterale vestibulospinale baan en de mediale vestibulospinale baan
46
De LVST :
Oorsprong in laterale vestibulus nucleus, signaal komt vooral uit de otolieten en zorgt voor houdinghandhaving. Projecteert naar: cervicale, thoracale en lumbale segmenten van armen en benen en is volledig ipsilateraal. Benen compenseren voor hoofdbewegingen door excitatoire input aan de extensorspieren te verstrekken
47
De MVST :
Begint in de mediale vestibulaire nucleus Signaal verloopt voornamelijk via mediale longitudinale fasciculus --> projecteert voornamelijk naar cervicale segmenten en zorgt voor nekreflexen
48
Vestibulo-oculaire reflex :
- Doel van deze reflex is stabilisatie vd blikrichting - Reflexboog bestaande uit 3 neuronen, 6 kanalen, die drie paren vormen - Elk kanaalpaar is verbonden met specifieke oogspieren - Reflex werkt in 6 dimensies, voor elke beweging die gemaakt wordt kan een compensatoire oogbeweging gemaakt worden
49
Motor learning via cerebellum
Dit geeft de mogelijkheid om het systeem aan te passen, cerebellum bevat meer neuronen dan de rest vh brein.
50
Flocculus :
Flocculus is gebiedje onderin het cerebellum dat visuele informatie ontvangt. Flocculus geeft plasticiteit vh cerebellaire systeem
51
Waar gaat de info over de halfcirkelvormige kanalen heen ?
Zowel naar de oogspieren als naar het cerebellum --> vanuit de oogspieren lopen er ook nog vezels naar het cerebellum Info wordt vergeleken in het cerebellum, waarna oogbewegingen bijgestuurd worden
52
Wat is de purkinjecel ?
Enige cel die het cerebellum verlaat --> cel beïnvloedt vestibulaire kern
53
Vestibulo-corticale baan :
Vestibulaire cortex ontvangt vooral vestibulaire informatie via de ventrale posterieure kern vd thalamus Vestibulaire cortex ligt vlak bij de pariëtale schors, pariëtale schors registreert bewegingen en is multimodaal.
54
Hoe ontstaan sensibiliteitsstoornissen?
ontstaan door laesies in verschillende delen vh zenuwstelsel Lokaliseren is een belangrijk onderdeel vd diagnostiek
55
Wat is belangrijk bij de anamnese?
Het kennen en herkennen van verschillende patronen in sensibiliteitsstoornissen icm andere symptomen essentieel
56