Week 6 Flashcards

(77 cards)

1
Q

Vormen van immunologische tolerantie

A

centrale tolerantie: klonale deletie van auotreactieve B- en T-cellen in in primaire lymfoide organen
perifere tolerantie: anergie en supressie in secundaire lymfoide organen
- klonale anergie ontstaat doordat alleen signaal 1 van T-cel activatie plaats vindt (TCR + HLA met Ag)
- supressie door Tregs
*autoreactieve T-cellen kunnen door klonale deviatie uitrijpen tot Tregs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klonale deletie van T-cellen voor centrale tolerantie

A

T-cellen ondergaan eerst positieve selectie voor zwakke binding met HLA molecuul
Dan ondergaan ze negatieve selectie voor binding met lichaamseigen Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onderscheidende transcriptiefactor Treg

A

FOXP3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Treg cellen 4 manieren van remmen van immuunrespons

A
  1. CTLA-4 bindt aan CD80/CD86 op APC waardoor CD28 niet kan binden
    cel komt in anergie
  2. wegvangen van IL-2 dmv CD25 (IL-2 is een belangrijke groeifactor voor T-cellen)
  3. productie van suppressieve cytokinen IL-10 en TGF-beta
  4. productie van cytotoxisch granzym
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

7 manieren waarop tolerantie wordt doorbroken

A
  1. T-cel en Ag onafhankelijke autoreactieve-B-cel activatie (bvb door EBV)
  2. Ag onafhankelijke autoreactieve-T of B-cel activatie door superantigenen (bvb staphylococcus enterotoxine B)
  3. molecular mimicry: kruisreactie bij infectie door micro-organisme waarvan Ag erg lijkt op auto-antigen
  4. bystander activatie: co-activatie van auto-reactieve lymfocyten bij infectie
  5. vrijkomen van auto-antigenen uit immune priviliged sites
  6. vorming van neo-antigenen door haptenisatie en modificatie door geneesmiddelgebruik
  7. verlies/afwezigheid van Treg cellen door cytostatica en immuunsuppresiva (auto-reactieve t-cellen komen sneller terug)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Guillian barree syndroom omzeilen van tolernatie

A

Guillian barre syndroom is een voorbeeld van molecular mimicry en gaat vaak gepaard met een infectie door campylobacter jejuni (diarree)
Het lipooligosaccharide mimicking GM1 op de bacterie lijkt erg op gangliosidose GM-1 van zenuwcellen. De anti-GM1 antistoffen vallen het membraan aan van de zenuwcel; dit leidt tot zenuwuitval
de infiltratie van macrofagen in zenuwen leidt tot verlamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sympatische opthalmopathie omzeilen van tolerantie

A

voorbeeld van vrijkomen van auto-antigenen uit immuunpriviliged sites door schade aan het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

IPEX syndroom

A

X gebonden defect in FOXP3 gen leidt tot een afwezigheid van Tregs. Dit uit zich in orgaan-specifieke en systemische auto-immuniteit voornamelijk in de endocriene organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

effect van omgevingsfactoren op ontwikkeling van auto-immuniteit

A

stress: corticosteroiden remmen inflammatie
zonlicht: UV veroorzaakt schade
infectie: kan kruisreactie veroorzaken
geneesmiddelgebruik: kan zorgen voor haptenisatie en vorming van neo-antigenen
voedsel: glutenovergevoeligheid kan coeliakie veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bepaalde auto-immuunziekten zijn gerelateerd aan specifieke MHC-gen allelen

A

HLA-DR3: SLE, ziekte van graves, ziekte van addison
HLA-DR3/4: DM type 1, auto-immuun hepatitis
HLA-DR4: reumatoide artritis
DLA-DR5: hashimoto thyreoiditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

autoimmuniteit vs autoimmuunziekte

A

autoimmuniteit is de normale fysiologische respons op lichaamseigen structuren voor bvb het opruimen van immuuncomplexen of verouderde cellen. auto-immuunziekte zorgt voor weefselbeschadiging, ziekte en verstoring van de fysiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5 postulaten van witebsky

A
  1. De aanwezigheid van auto-antigenen en/of cellulaire auto-reactiviteit
  2. Goed gedefinieerd auto-antigen
  3. Auto-reactiviteit kan worden overgebracht op gezond persoon door transfer van auto-antigen of auto-reactieve lymfocyten
  4. een vergelijkbare immuunrespons kan worden opgewekt in proefdier
  5. immunisatie van proefdier met auto-antigen moet een vergelijkbare ziekte doen ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De pathogenese van auto-immuunziekte kan verlopen middels overgevoeligheidsreacties

A

type 2: auto-reactieve IgG antistoffen herkennen cel en zorgen voor complement activatie en/of fagocytose (bvb hemolytische anemie)
type 3: antistoffen vormen een immuuncomplex, er is neerslag en zo ontstaat ziekte (bvb glomerulonefritis)
type 4: auto-reactieve cytotoxische t-cellen zorgen voor directe weefselschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Typen auto-antistoffen

A

Natuurlijke autoantistoffen
Autoantistoffen bij auto-immuunziekte:
- direct pathogene autoantistoffen gericht tegen bvb receptor
- secundaire antistoffen die gevormd worden na vrijkomen van antigenen door weefselbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klinische belang van aantonen van autoantistoffen

A

diagnose, prognose en monitoren van ziekteprogressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeelden van biologicals van vroeger

A

insuline werd verkregen uit dieren. probleem was: tijdrovend, werd herkend als lichaamsvreemd, hoge doseringen nodig, geen constante werking
groeihormoon werd verkregen ui de hypofyse van overledenen. probleem was: te weinig beschikbaar, risico op infectie met prionen; Creutzfeldt-Jacob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

recombinant DNA technologie voor productie van biologicals

A

gen voor productie van bvb groeihormoon wordt ingebracht in plasmide dat wordt getransplanteerd in snelgroeiende bacterie die gekweekt wordt: veelvuldigeproductie van het groeihormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

productie van monoklonale antistoffen als biologicals

A

muizen worden geinfecteerd met micro-organisme. muis gaat dan antistoffen produceren tegen dit micro-organisme. deze antistofproducerende cellen worden gerecombineerd met snelgroeiende tumorcellen (bij voorkeur multipel myeloom cellen) –> zo is er snelle een veelvuldige productie van antistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

voorbeelden van biologicals

A
  • insuline
  • groeihormoon
  • EPO
  • monoklonale antistoffen
  • vaccins
  • fusie-eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

8 verschillen tussen chemisch geproduceerde moleculen en biologicals

A
  1. klein vs groot molecuul
  2. simpel vs complex productieproces
  3. tablet vs injectie
  4. laag vs hoog contaminatie risico
  5. proces duidelijk beschreven vs proces variabel
  6. simpele analytische technieken vs complexe analytische technieken
  7. beheersbare vs minder beheersbare processen
  8. laag productie verlies vs productieverlies dat hoog kan zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

biopharmaceuticals zijn een heterogene mix van structureel gerelateerde isovormen door variaties in het productieproces. variaties ontstaan door:

A
  • glycosylatie is afhankelijk van vele factoren, de regulatie ervan is nog onbegrepen
  • fouten in de translatie van het biopharmaceutical
  • fouten in RNA splcing
  • proteolytische klieving van eiwitten
  • opslagcondities
  • posttranslationele modificaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

biosimilars

A

hebben dezefelde aminozuurvolgorde als de biological maar een andere glycosylatie en zijn reverse ontwikkeld
ze worden door andere cellen gemaakt dmv een ander proces
er wordt minder getest op veiligheid bij biosimilars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

fusie-eiwitten

A

Fc gedeelte van IgG met ipv Fab gedeelte een fusie-eiwit receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

effect van neonatale Fc receptor op gebruik van IgG antistoffen als medicatie

A

neonantale Fc receptor zorgt bij opname van IgG dat het antigeen in het endosoom blijft en IgG weer wordt uitgescheiden: dit recyclingsmechanisme geeft IgG een lange halfwaardetijd
Als zwangere vrouwen worden behandeld met antistoftherapie (bestaande uit IgG) zal dit overgebracht worden naar de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hoe kan medicatie ingezet worden om inflammatoire cytokines weg te vangen
- monoklonaal antilichaam tegen cytokine receptor - monoklonaal antilichaam tegen cytokine zelf - toediening oplosbare receptor die het cytokine wegvangt
26
klinische presentaties van glomerulonefritis
macro/microscopische hematurie, nefritisch syndroom, nefrotisch syndroom, 'rapidly progressive' glomerulonefritis
27
DD van macroscopische hematurie
blaaskanker moet eerst worden uitgesloten hematurie in combinatie met proteinurie is wel aanwijzing voor nierziekte
28
IgA nefropathie + behandeling
ontstaat enkele dagen na infectie IgA is afwijkend door andere glycosylatie: immuunsysteem herkent het als lichaamsvreemd anti-IgA en IgA vormen immuuncomplexen die neerslaan in het mesangium van de nier dit veroorzaakt hematurie en proteinurie behandeling bestaat uit ACE remmers en SGLT 2 remmers (zorgen voor glucosurie en natriurese) vroeger ook prednison maar dit verminderd alleen de proteinurie niet het eindstadium nierfalen
29
nefrotisch syndroom + meestvoorkomende vorm hoe heet deze vorm
nefrotisch syndroom ontstaat door schade aan podocyt waardoor filtratiefunctie verloren gaat, proteinurie (> 3-4 g/dag), verlaagd serum albumine, oedeem en hypercholesterolemie meest voorkomende vorm is membraneuze glomerulopathie veroorzaakt door anti-PLA2 antistoffen tegen PLA2 receptor op podocyt waardoor immuuncomplexvorming en complementactivatie plaats vindt
30
Oorzaken van nefritisch syndroom
Bij nefritisch syndroom is er inflammatie van de glomerulus waarbij er schade is aan de glomerulaire basaalmembraan door: - antistoffen gericht tegen GBM - depositie van immuuncomplexen - depositie van antigenen en later antistoffen uiteindelijk leidt dit allemaal tot complementactivatie en schade
31
klachten van nefritisch syndroom
- proteinurie (< 3-4 g/dag) - hematurie - snel achteruitgaande nierfunctie - oedeem - hypertensie - oligurie (minder plassen)
32
lokalisatie van immuuncomplexen en bijpassend ziektebeeld
Grote antistoffen onder endotheel --> meer inflammatie en influx van lymfocyten en nefritisch syndroom In situ formatie van immuuncomplexen (eerst bindt Ag dan antistof) en kleine immuuncomplexen meestal onder epitheel (podocyten, ver van vaten af dus minder influx ontstekingscellen)--> nefrotisch syndroom Neerslag immuuncomplexen in basaalmembraan: glomerulonefritis gericht tegen collageen in basaalmembraan
33
Hoe reageert de glomerulus op immuuncomplexen
er is extracapillaire proliferatie. de parietale epitheelcellen verdikken en nemen toe in proliferatie door uittreden van macrofagen en stollingsfactoren. de verdikking is in de vorm van een halve maan en wordt crescentic nephritis genoemd. crescentic nephritis kan normaliseren of fibroseren
34
Anti GBM glomerulonefritis
Valt binnen nefritsch syndroom met crescent vorming Door ontrolling van collageen komt een epitoop vrij waartegen het lichaam antistoffen aanmaakt anti-GBM kan ook met betrokkenheid van andere organen voorkomen waar ook collageen type 4 zit: - oor - long (als long betrokken is: syndroom van goodpasture) behandeling is: plasmaferese, rituximab, prednison en zo nodig dialyse
35
Poststreptokokken glomerulonefritis
Valt onder nefritisch syndroom met crescent vorming. Komt voor bij kinderen na streptokokken keelinfectie en is self limiting. De immuuncomplexen lopen vast in basaalmembraan en zorgen voor ontsteking.
36
ANCA-geassocieerde glomerulonefritis, ziekte van Wegener
valt onder nefritisch syndroom van crescent vorming wordt veroorzaakt door ANCAs (anti cytosolaire antistoffen) gericht tegen cytosol van leukocyten waardoor er extravasatie van leukocyten is met inflammatie Pauci immuun glomerulonefritis: alleen nier betrokken GPA granulomateuze polyangiitis: vasculitis is longen en huid door ANCAs
37
Cocaine gebruik in anamnese bij ANCA geassocieerde glomerulonefritis
Levamisol wordt soms gebruikt om cocaine te versnijden. Echter is het enrom immunogeen waarbij een GPA achtig beeld kan ontstaan patienteb hebben soms ook anti-elastase in het bloed
38
Lupus nefritis
Valt binnen nefritisch syndroom met crescent vorming. Vindt plaats in het kader van SLE met chronische antilichamen tegen anti-nucleaire antigenen ANA ziektebeeld is afhankelijk van waar de complexen neerslaan (hangt af van lading en grootte)
39
4 voorbeelden van glomerulonefritis: nefritisch syndroom met neerslag immuuncomplexen in basaalmembraan en crescent vorming
1. Anti-GBM glomerulonefritis 2. Poststreptokokken glomerulonefritis 3. ANCA geassocieerde glomerulonefritis, ziekte van Wegener 4. lupus nefritis
40
staafjes en kegels
staafjes zijn gevoelig in licht en donker en zitten vooral perifeer. kegels zijn alleen gevoelig in licht en zorgen voor kleur zien en zitten centraal
41
als het corpus ciliaire contraheer
gaan de zonulavezels die aan de lens zitten slap staan en wordt de lens bol: dit is belangrijk voor lezen
42
opbouw van tranen
vocht: uit traanklier mucus: uit conjunctiva oliefilm: uit klieren vasn meiboom
43
gele vlek
macula lutea met hoogste concentratie van kegeltjes fovea is het centrum van de macula met 1:1 relatie tussen kegeltje en ganglioncel
44
Retinale pigment epitheel laag RPE
zit tussen netvlies en vaatvlies en werkt als een pomp die ervoor zorgt dat het netvlies aan het vaatvlies vastzit
45
spieren en innervatie van het oog
levator spier opent oog: n. oculomotorius 3 m orbicularis maakt oog dicht: n. facialis 7 m. rectus medialis, inferior en superior en m. obliquus inferior: n. 3 oculomotorius m. rectus lateralis: n. abducens 6 m. obliquus superior: n. 9 trochlearis
46
belangrijkste openingen van de orbita
canalis opticus voor a. opthalmica en n. opticus fissura orbitalis superior: overige zenuwen van oog fissura orbitalis inferior: voorziening van wangen en kaak
47
ziekte van bechterew
HLA-B27 gekoppelde uveitis. Meest voorkomende oorzaak van uveitis die niet infectieus is. Complicatie is dat staar kan ontstaan. HLA-B27 spondylartropathie hoort er bij met ontstekingen van rug, heup en knie
48
methotrexaat als geneesmiddel
in lage concentratie remt het het afweersysteem, in hoge concentraties is het een cytostaticum er moet foliumzuur bij geslikt worden
49
Voor en nadelen van immune privileged sites als het oog
voordelen: - kleine kans op afstoting waardoor na cornea transplantatie behalve oogdruppels geen immunosuppressiva nodig zijn - bij een infectie is er weinig functieverlies dus gaat het zicht niet verloren nadelen: - ontsteking kan zich snel uitbreiden - als antigenen ontsnappen kan dit een oorzaak zijn voor auto-immuniteit
50
uveitis indeling
anatomisch: - antereur (iris, corpus ciliare, voorste oogkamer) - intermediair (perifere retina, glasachtig lichaam) - posterior (netvlies, choroidea, nervus opticus) - panuveitis met 2 of meer aangedane delen pathologisch: granulomateus (sarcoidose) of non-granulomateus (HLA-B27 gekoppeld)
51
belangrijkste verwekkers van infectieuze uveitis
bacterieel: treponema, borrelia viraal: HSV, VZV, CMV parasitair: toxoplasma fungi: candida en aspergillus
52
behandeling van uveitis complicatie
steroiden als oogdruppels of injectie of oraal prednison/immuunmodulerende middelen veelvoorkomende complicatie is oogdrukstijging en cataract bij niet infectieuze oorzaak begin met prednison en daarna volgen een aantal stappen
53
Fuch's heterochrome uveitis
Kan veroorzaakt worden door rubella, HSV en CMV uveitis. hierbij is er atrofie van het regenboogvlies en een verschil in oogkleur tussen twee ogen. het wordt vooralsnog niet gezien bij gevaccineerde patienten
54
Uveitis in het kader van JIA juveniele idiopatische artritis
is een anterior uveitis die vaak pijnloos verloopt en zonder de klassieke symptomen daarom ook wel silent uveitis genoemd. Kinderen met JIA worden gescreend op uveitis op cataract en glaucoom te voorkomen. Risicofactor voor uveitis bij JIA zijn: meisje, ANA+, oligoartritis, JIA < 4 jaar.
55
CMV uveitis
veroorzaakt anterior uveitis (en bij immuungecompromitteerden breidt het uit naar posterior en binnen 3 dagen blijdheid) unilaterale hypertensieve uveitis met verhoogde oogdruk typisch zijn descementstippen (leukocytenstippen op hoornvlies)
56
toxoplasmose uveitis
meest voorkomende oorzak van uveitis posterior - verworven (door kattenfaeces, rauw vlees, gecontamineerd water) zorgt voor littekens op netvlies maar geen blindheid - verticale transmissie tijdens zwangerschap zorgt voor blindheid van kind door littekens in macula typisch is unilaterale pijnloze visusdaling NB: serologisch onderzoek heeft bij toxoplasma geen zin omdat de parasiet niet geklaard wordt
57
Syfilis en oogproblemen
verworven syfilis geeft uiteenlopendeklachten die overal in het oog kunnen voorkomen congentiale syfilis geeft keratitis van de cornea
58
Verschillen tussen scleritis en episcleritis
scleritis geeft borende/doffe pijn uitstralend naar oor en kaak. episcleritis geeft vervelend dof gevoel. beide difuus, nodulair maar scleritis kan ook necrotiserend scleritis zorgt voor visusdaling bij toediening van oogdruppels blijft scleritis rood maar wordt episcleritis wit
59
T-sign duidt op
scleritis
60
systemische ziekten waar scleritis voorkomt
GPA/ziektevanwegener/ANCA geassocieerd Reumatoide Artritis SLE polychondritis
61
epidemiologie van scleritis
50-70% is onderdeel van een systeemziekte bij scleritis daarom altijd doorverwijzen naar internist
62
Algemene klachten van conjuncitivitis en epidemiologie
roodheid (hyperemie), irritatie, conjunctivaal oedeem, secretie van pus, er is geen visusdaling normaal weinig infecties door: lysozym en IgA in tranen, microbioom (CNS en corynebacterium spp.) verwekkers in niet endemische situatie zijn 80% bacterieel en 20% viraal
63
Oorzaken van opthalmia neonatorum
oorzaken van conjuncitivitis bij pasgeborenen zijn: 1. s. aureus, s. pneumoniae en h. influenza: zorgen binnen 24 uur na geboorte voor ontsteking 2. n. gonorrhoeae: zorgt binnen 1-2 dagen na geboorte voor ontsteking. Kind, moeder en partner worden behandeld met antibiotica 3. chlamydia trachomatis: zorgt binnen 5-19 dagen na geboorte voor ontsteking. Kind, moeder en partner worden behandeld met antibiotica
64
Acute bacteriele conjunctivitis
unilaterale irritatie van de ogen met tranen en pussige uitvloed. 's ochtends plakken oogleden aan elkaar. na 1-2 dagen is er overdracht naar andere oog. verwekkers zijn: s. aureus, s. pneumoniae, h. influenzae behandeling is optioneel desinfectans povidon-jood
65
Acute virale conjunctivitis
roodheid met soms bloederige waterige uitvloed, faryngitis, preauriculaire en submandibulaire lymfeadenopathie gaat spontaan over in 1-2 weken. advies is hygiene en mogelijk desinfectans verwekkers zijn enterovirus en adenovirus
66
Chronische blepharo-conjunctivitis
irritaite, roodheid, crustae ooglidranden geen spontane resolutie veroorzaakt door s. aureus
67
Chronische conjunctivitis door chlamydia trachomatis serotypen aantal zwangere vrouwen met chl. trachomatis in cervix
roodheid en weinig pust serotypen A, B, Bb en C zijn de klassiek endemische typen en zorgen voor velittekening en blindheid serotypen D-K zijn de meest voorkomende SOAs 4-20% van alle zwangere vrouwen hebben chlamydia trachomatis in de cervix tijdens bevalling
68
algemene klachten van keratitis
visusdaling, pijn, geen pus/secretie, vertroebeling van cornea, fotofobie
69
Keratitis risicofactoren, veroorzakende micro-organismen
Infectie van cornea met visusdaling, pijn, geen secretie/pus, vertroebeling van cornea en fotofobie risicofactoren zijn lenzen; pseudomonas spp. (harde minder risico dan zacht) en chirurgisch trauma bacterien: stafylokokken, streptokokken, enterobacterien viraal: HSV, HZV Herpes simplex keratits zorgt voor takvormige erosie te zien met immunofluorescentie
70
DD bij unilateraal oog en beide ogen
unilateraal oog uitgebreide DD: keratitis, scleritis, uveitis, acuut glaucoom beide ogen: conjunctivitis
71
cellulitis orbitae
gezwollen oogleden het is belangrijk om onderscheid te maken tussen: - preseptaal: alleen gezwollen oogleden geen roodheid van conjunctiva - postseptaal: roodheid, proptosis, visusdaling, motiliteitsbeperking vaak na sinusitis behandeling is chirurgische drainage en systemische antibiotica
72
Dacryocystitis
pijn komt door stase in de traanbuis en veroorzaakt door s. aureus of streptokokken de chronische variant wordt veroorzaakt door actinomyces (onderdeel van de mondflora)
73
Endophthalmitis
snel progressieve intra-oculaire infectie die leidt tot blindheid bij te late of geen behandeling kenmerkt door rode conjunctiva, wit laagje cellen onder in het oog (hypopyon) en troebele cornea endophthalmitis kan postoperatief of endogeen (15%) endogeen als er sprake is van sepsis dat leidt tot endophthalmitis: er moet hierop gescreend worden op de IC aangezien patient visusdaling niet kan aangeven
74
bij welke auto-immuunziektes komen reumafactor en ANA positiviteit voor
pSS, RA, MCTD, SLE, dermatomyositis/polymyositis, CREST, sclerodermie
75
Reumafactoren waarom niet te meten op IF waarom niet gelijk auto-immuunziekte
reumafactoren zijn IgM of IgA antistoffen tegen Fc gedeelte van IgG kan niet met IF omdat het opgeloste eiwitten zijn niet specifiek genoeg en HEP 2000 cellijn produceert geen IgG andere ziektes waarbij reumafactor verhoogd is: chronische pancreatitis, EBV, TBC
76
specifieke ANAs voor autoimmuunziekten: RA SLE polymyositis/dermatomyositis CREST Sclerodermie
RA: anti-CCP SLE: anti-dsDNA polymyositis: anti-Jo1 CREST: anti-centromeer sclerodermie: Anti-SCL70
77