week 7 Flashcards

(81 cards)

1
Q

Werkingsmechanismen van antibiotica

A
  1. Celwandsynthese
  2. Eiwitsynthese
  3. Nucleinzuursynthese en structuur
  4. Foliumzuurmetabolisme
  5. Overige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Werking vancomyicine gramnegatief/grampositief

A

Vancomyicine is een glycopeptide dat werkt op de glycopeptidaanlaag (celwandsynthese) van bacterien. Bij gramnegatieven ligt deze laag tussen binnen en buitenmembraan. Vancomycine is te groot om door de poriën van de buitenmembraan te reizen. Gramnegatieven zijn daarom intrinsiek resistent tegen vancomycine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Indeling beta lactam antibiotica

A
  • penicilline (smalste)
  • cefalosporine
  • carbapenem (breedste)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

werking van betalactam antibiotica

A

celwandsynthese is uniek voor bacterien waardoor de selectieve toxiciteit ontstaat
- suikers worden gevormd door cytoplasma
- door binding aan peptiden worden suikers over celmembraan vervoerd
- buiten de membraan zorgt transpeptidase ervoor dat de suikers aan elkaar gehecht worden
transpeptidase (ook wel penicilline bindend eiwit) wordt door betalactam antibiotica geblokkeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tegen welke bacterien werken penicillinen

A
  1. penicilline g:
    - grampositief: s. pneumoniae
    - grampositieve en gramnegatieve anaeroben
  2. flucoxaciline:
    grampositief: s. aureus (mits methicilline gevoelig)
  3. amoxicilline:
    grampositief: s. pneumoniae, enterococcus faecialis
    gramnegatief: h. influenzae, enterobacterien
    grampositieve en gramnegatieve enterobacteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tegen welke bacteriën werken cefalosporinen

A

cefalosporinen werken alleen tegen aerobe bacteriën
1ste generatie (cefazoline): grampositieve
2de generatie (cefuroxim): grampositief en negatief, goed empirisch middel bij sepsis
3de generatie (ceftazidime/cefotaxim): gramnegatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tegen welke bacterien werken carbapenems

A

gram positief, negatief, aeroob, anaeroob
carbapenems worden alleen voorgeschreven in ziekenhuis via IV bij hele enrstige infecties met resistente micro-organismen
is een reserve antibiotica om resistentie te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

resistentiemechanismen tegen betalactam antibiotica

A
  1. productie van betalactamase (eenvoudig, extended spectrum, AmpC)
  2. blokkeren van porines
  3. actieve efflux
  4. veranderen aangrijpingspunt transpeptidase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

werking van augmentin

A

clavulaanzuur + amoxicilline
clavulaanzuur remt de werking van eenvoudige betalactamase waardoor amoxicilline toch werkzaam is
het is niet werkzaam tegen extended spectrum betalactamase of AmpC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer ontstaat resistentie

A

bij te korte of te lage dosering van AB toediening: mutatie en selectie
sommige bacteriën kunnen resistentie overdragen dmv plasmiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

principes van behandeling met antimicrobiele middelen

A
  1. het middel dient het oorzakelijke micro organisme te doden of de groei ervan te remmen
  2. het middel dient de ontstekingshaard of getroffen orgaan in voldoende mate te bereiken (waarbij farmacologische parameters van groot belang zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is empirische behandeling

A

behandeling wordt gestart voordat het oorzakelijke micro-organisme bekend is rekening houdend met de meest waarschijnlijke verwekker
na de kweek wordt er gestroomlijnd tot een smal AB dat specifieker is
empirische therapie is niet per definitie breed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Keuze voor antibioticum hangt af van 6 dingen

A
  1. focus van infectie
  2. verwachte verwekkers
  3. (oude) kweekuitslagen
  4. toedieningsweg en dosering (afhankelijk van beschikbaarheid, PD/PK parameters, lever/nierfunctie, gewicht)
  5. contra-indicaties (nierfunctie, interactie met andere middelen, bijwerkingen, allergie)
  6. kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is belangrijk bij gevoeligheid van AB

A

MIC: minimaal inhibitoire concentratie dmv broths dilute test is de kleinste concentratie waarbij er geen groei is in de buisjes
MBC: minimaal bactericide concetratie is de kleinste concentratie waar er afwezigheid is van de bacteriën op de groeiplaat
EUCAST bepaald bij welke MIC/MBC een bacterie resistent/gevoelig is op basis van PD/PK en in vitro data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

farmacokinetiek en dynamiek

A

farmacodynamiek PD: effect van AB op lichaam en bacterie
farmacokinetiek PK: absorptie, distributie, metabolisme, eliminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

absorption lag time:
absorptiefase:
eliminatiefase:

A

absorption lag time: bij orale middelen duurt het even voordat de plasmaconcentratie stijgt na inname
absorptiefase : de fase totdat de maximale concentratie Cmax is bereikt binnen een tijd van Tmax
eliminatiefase: de fase van afbraak van een middel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

biologische beschikbaarheid
distributie

A

biologische beschikbaarheid: fractie van de dosis die onveranderd in de algemene concentratie terecht komt afhangend van opslobaarheid, afbraak en first-pass effect
distributie: verdeling over het lichaam afhankelijk van fysisch chemische eigenschappen als oplosbaarheid in vet en mate van binding aan plasma-eiwitten en weefselcomponenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gastheerfactoren die een rol spelen bij de distributie van middelen

A
  • bloed-hersenbarriere
  • slechte doorbloeding door necrose of bot
  • abcessen (hier werken AB minder goed door zuurstofarme milieu en lage pH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

voorbeeld van kostenoverweging bij AB gebruik

A

cl. dificile kan behandeld worden met fidaxomicine of metronidazol maar fidaxomicine is 100 keer zo duur en wordt altijd meegewogen in de keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

SWAB

A

beoogt de kwaliteit van AB gebruik in nederland zodat:
- resistentie wordt beperkt
- kosten worden bespaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom worden er combinaties van antibiotica gebruikt?

A
  • om spectrum te verbreden (bij empirische therapie)
  • voor synergie (bij ernstige infecties)
  • om selectie van resistentie te voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

bijwerkingen van antibiotica gebruik

A

leuko- en trombopenie, herseninsulten, diarree (direct door clavulaanzuur of indirect door veranderde darmflora), nierinsufficientie, hepatotoxicitiet, ototoxicitiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waar moet aan gedacht worden bij hevige diarree na AB gebruik

A

door AB gebruik wordt cl. dificile voor geselecteerd en vind er overgroei van de bacterie plaats. de bacterie produceert toxinen wat leidt tot een pseudomembraneuze colitis met waterige diarree, bloed, koorts, soms evolutie naar toxisch megacolon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

congenitale, perinatale, postnatale en neonatale infecties

A

congenitale infecties vinden intra-uterien plaats en hebben als gevolg vroeggeboorte, doodgeboorte, groeiafwijkingen en laag geboortegewicht
perinatale infecties vinden plaats rondom de partus en hebben vroeggeboorte, pneumonie, meningitis en sepsis als gevolg
Postnatale infecties vinden plaats na partus en hebben pneumonie, meningitis, conjuncitivitis en sepsis als gevolg
neonatale infecties vinden plaats in de eerste 4 weken na geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
zwangerschaps screening bestaat uit
12 weken screening wordt bij elke vrouw gedaan: hiv, syfilis, HbsAg TORCHES bestaat uit: toxoplasma, overig (hiv en mazelen), rubella, cmv, hsv, syfilis
26
congenitale rubella symptomen moeder en kind
moeder (50% asymptomatisch) - malaise, lichte verhoging, lymfeadenopathie, hoesten, keelpijn, - uitslag in gezicht beginnend dan romp en armen - artritis van vingers, polsen, knieeen kind - prenataal groeiretardatie of spontane abortus - neonataal: huidafwijking, oogafwijking, trombopenie, hepatitis, hepatsplenomegalie, cardiovasculair, meningo-encefailits - kinderleeftijd: trias van oogafwijking, doofheid, cardiovaculair (met ontwikkelingsstornissen)
27
rubella: relatie tussen moment van infectie en gevolgen
0-12 wegen na conceptie: 100% infectie van kind met 20% spontane abortus 13-16 weken: 15% kans op doofheid en retinopathie na 16 weken: normale ontwikkeling met kleine kans op retinopathie en doofheid
28
diagnostiek congenitale rubella moeder en kind
moeder kan serologie naar IgM en IgG (IgG betekent immuunrespons met minder risico op geinfecteerd kind) of PCR/virus kweek van keeluitstrijkje kind kan intrauterien < 20 weken een vruchtwaterpunctie PCR gedaan worden met kans op abortus en neonataal een PCR/viruskweek op keeluitstrijkje/urine
29
preventie/behandeling van congenitale rubella
er is geen therapie voor congenitale rubella. er kan alleen een zwangerschapsafbreking plaatsvinden. de ultieme preventie is vaccinatie
30
congenitale CMV kans op overdracht en schade
90% verloop asymptomatisch waarvan 75% asymptomatisch blijft en 15% blijvende schade ontwikkelt van de andere 10% ontwikkelt de helft blijvende schade in totaal ontwikkeld 20% blijvende (gehoor)schade 0,5% overlijdt
31
sympotmen van congenitale CMV kind
hepatosplenomegalie, trombopenie, meningo-encefalitis, chorioretinitis (dat gehoorschade kan veroorzaken)
32
preventie/behandeling van congenitale CMV
er bestaat geen vaccin. behandleing is ganciclovir waarmee gehoorschade beperkt kan worden
33
epidemiologie en transmissie van congenitale HSV
60-75% van zwangere vrouwen is HSV positief (dit kan labialis, genitales of asymptomatisch) bij transmissie is 85% perinataal, 5% congenitaal en 10% postnataal transmissie kan plaatsvinden zonder ulcera! kans bij perinatale transmissie is 50% als de herpes genitalis primo infectie is
34
symptomen kind bij congenitale HSV
- gelokaliseerde infectie met blaasjes huid, ogen, mond - CZS infectie met sufheid, slecht drinken, slap, geprikkeld, luierpijn - gedessimineerde infectie visceraal met hepatitis
35
diagnostiek van congenitale HSV
moeder: PCR/kweek van verdachte laesies genitaal kind: bij kind met vlekjes altijd diagnostiek (kweek/PCR). dit kan pas 24-48 na bevalling tot 4 weken postpartum wordt er nog diagnostiek toegepast bij passen huidbeeld, sepsis, insulten
36
beleid congenitale HSV
als moeder nog geen IgG antistoffen heeft (en het dus een primo infectie is) wordt er keizersnede uitgevoerd, het kind opgenomen en op voorhand gestart met aciclovir als de moeder wel IgG antistoffen heeft is vaginale partus mogelijk maar wordt er wel diagnostiek ingezet
37
syfilis bij moeder primair, secundiar, tertiair
primaire syfilis: solitaire pijnloze genitale ulcus (in 60-90% van onbehandelde gevallen volgt secundaire syfilis) secundaire syfilis: exantheem, gewrichtspoijnen, spierpijn, korts, malaise, lymfeadenopathie, condylomata lata tertaire syfilis: chronische ontstekingshaarden huid, slijmvliezen, botten, organen
38
symptomen bij kinderen met congenitale syfilis
prenataal: groeiachterstand, vroeggeboorte, spontane abortus, hydrops foetalis neonataal: 2/3 wordt asymptomatisch geboren maar krijgt in eerste maanden symptomen: vroege symptomen: iceterus, hepatosplenomegalie, lymfeadenopathie, nefrotisch syndroom, meningitis, rhinitis late symptomen: zadelneus, doofheid, keratitis, skeletafwijking, mentale retardatie oudere kinderen: chronische rhinitis, doofheid, zadelneus
39
transmissie(kans) van congenitale syfilis
treponema kan over placenta verplaatsen dus transmissie is verticaal primaire/secundaire syfilis is kans 50% vroege latente syfilis is kans 40% laat latente syfilis en tertiaire syfilis is 10%
40
treponemale serologie
12 weken screening van zwangere vrouwen voor syfilis TPHA is hemagglutinatie test die antistoffen tegen treponema detecteerd. Als vrouw ooit syfilis heeft doorgemaakt zal ze altijd positief zijn voor TPHA (serologisch litteken) het geeft niet aan of de ziekte nog actief is
41
VDRL
non-treponemale testen die uitgevoerd worden na een positieve TPHA om te kijken of het een actieve of niet actieve syfilis betreft VDRL zoekt naar antistoffen tegen cardiolipinen die vrijkomen bij actieve infectie. ze zijn minder specifiek en kunnen dus fals positief zijn bij: zwangerschap, auto immuunziekte, lyme, IV drugsgebruik
42
diagnostiek van syfilis bij het kind
bij positieve moeder die onbehandeld is kan IgM serologie uitgevoerd worden op verschillende momenten, VDLR titer tussen moeder en kind vergeleken worden (als kind 4x verhoogd is is teken van congenitale syfilis) en verloop van VDLR in tijd. Bij geboorte zal VDLR van kind positief zijn = die van de moeder maar als het geen congenitale syfilis is zal dit in het eerste jaar dalen
43
congenitale hepatitis B wanneer hoge kans op transmissie
HbsAg is teken van dragerschap HbeAg is teken van actieve replicatie en maakt kan op infectie groter
44
kliniek van het kind bij congenitale hepatitis B
maar 4% van kinderen is sympomatisch. meeste zijn HbsAg dragers met grote kans op levercirrose en HCC. 30-35% overlijdt tussen 20-60 jaar. Preventie is dmv vaccinatie en passieve vaccinatie (immunoglobulinen) om te voorkomen dat de vaccinatie tot uiting komt
45
acute fase eiwitten
BSE: bloed daalt sneller doordat erytrocyten aan elkaar klompen CRP: geporduceerd oiv IL-6 en zorgt voor opruimen van pathogenen maar ook apoptotische cellen. is niet alleen verhoogd bij ontsteking maar ook bij weefselschade bvb infarct SAA; geproduceerd oiv IL-6 stimuleert adhesie en chemotaxis van fagocyterende cellen. slaat in hoge concentraties neer in nieren negatieve acute fase eiwitten dalen bij ontsteking zoals albumine
46
DIRA
deficiency of interleukin 1 receptor antagonist: defientie van IL-1RA wat zorgt voor inflammatie en hoge concentratie IL-1beta
47
pyroptose
de celinhoud waaronder hoge hoeveelheden il-1beta komt vrij is vaak verhoogd bij autoinflammatoire ziekten
48
FMF: familaire mediterrane koorts
defect in MEFV gen waardoor inflammasoom constant aan staat en er grote hoeveelheid IL1beta in het bloed zit. Diagnose aan de hand van Tel Hashomer Criteria en behaneling is colchicine, diclofenac of anti-IL1
49
proteasoom
is de afvalbak van IL-1beta. bij een defect hieraan hoopt het IL-1beta op in de cel totdat deze doodgaat. Het IL-1beta lekt dan uit de cel en zorgt voor ernstige altrargie, gewichtsverlies en koorts
50
VEXAS syndroom
is een X gebonden defect in UBA-1 gen. normaalgesproken moeten eiwtten gemarkeerd worden door ubiquitine zodat ze vernietigd worden door het proteasoom. bij het vexas syndroom gebeurt dit niet waardoor ontstekingsparameters hoog zijn, anemie, huidafwijkingen en kraakbeenbetrokkenheid.
51
kenmerken van auto-inflammatie
koorts, rash, verhoogde acute fase eiwitten, altrargie
52
Indeling van acute koorts bij kindere
< 1 maand: anistoffen van moeder 1-3 maanden: meest kwetsbaar, midden in de vaccinatieperiode > 3 maanden: grotendeels gevacccineerd en goede afweer
52
vitale waarden kinderen anders dan volwassenen
- normaalwaardes anders - verstorende factoren van spanning, huilen, koorts koorts --> hartslag stijging 10 per minuut, en AF 2-5 per minuut - niet alle parameters worden altijd gemeten (bloeddruk overgeslagen)
52
Triage bij kinderen
wordt gedaan doormiddel van de manchester triage systeem en is anders bij kinderen wordt gedaan om crowding te voorkomen en ervoor te zorgen dat ernstig zieke kinderen als eerst gezien worden
53
afwijkende bloeddruk bij kinderen
vaak al reanimatiesetting
54
safety netting
adviezen die aan de ouders meegegeven worden om alarmsymptomen te herkennen
55
enige bewezen alarmsymptomen
petechien, versnelde ademhaling, cyanose, slechte perifere circulatie, ongeruste ouders en niet-pluis gevoel dokter
56
CRP vs PCT
CRP duurt langer (6 -14 uur) en stijgt ook bij weefselschade en wordt gemaakt oiv IL-6 PCT duurt korter (2-12 uur) is specifieker maar is duurder
57
wat zijn tekenenen van ziekte bij kind met benauwheid
stil liggen, niet drinken, geen contact maken, langs mensen heen kijken
58
verschillen tussen epiglotitis en laryngitis subglottica
epiglottitis is bacterieel. het kind is septisch ziek, zit rustig rechtop met mond open en kwijlt. er moet geintubeerd worden op OK en IV antibiotica toegediend worden veroorzaker is h. influenzae (wordt tegen gevaccineerd) laryngitis subglottica is viraal. kind is hees, zeehondblafhoest, matig ziek, lost vanzelf op, veroorzaakt door parainfluenza virus
59
welke aanvullende diagnostiek bij kind met verminderd bewustzijn
focale afwijkingen --> CT meningeale prikkeling --> CT dan lumbaalpunctie zonder meningeale prikkeleling of focale afwijkingen --> MRI, EEG, toxicologie
60
tekenen van weefselinvasie bij UWI: hoge urineweginfectie
- koorts - rillingen - algemeenziek - flank-perineumpijn - acute verwardheid - delier
61
significante bacteriurie en asymptomatische bacteriurie
> 10^5 asymptomatische bacteriurie is significante bacteriurie zonder symptomen of tekenen van infectie
62
indeling van patienten met urineweginfecties
1. niet zwangere vrouwen > 12 jaar met cystitis 2. patienten > 12 jaar met cystitis en risicofactoren voor ernstig beloop (mannen, zwanger, blaasstoornis, katheter, DM) 3. patienten > 12 jaar met tekenen voor weefselinvasie 4. patienten < 12 jaar met urinweginfectie
63
welke bacterien veroorzaken UWIs en wat verhoogt de kans op infectie
enterobacterien veroorzaken UWIs dmv onder andere aanhechting met fimbriae of pili de kans wordt verhoogd bij stase/residuvorming veroorzaakt door bvb obstructie
64
lichamelijk onderzoek bij urineweginfectie
alleen geindiceerd bij tekenen van weefselinvasie, risicogroepen of recidivernde ongecompliceerde UWIs
65
vuilkuilen van dipstick en urinesediment
- nitriettest is fals negatief bij: UWI door bacterien zonder nitrietreductase of als verblijfsduur van urine in blaas te kort is - leukocyten negatief betekent kleine kans op UWI maar niet super specifiek - altijd positief bij verblijfskatheter - alleen een positief sediment zonder klachten is teken voor bacteriurie maar niet per se voor een UWI
66
kweek en gevoeligheidsbepaling bij UWI welk urine moet er ingeleverd worden
alleen bij indicatie en bij tekenen van weeselinvasie - midstream urine om genitale flora te vermijden - clean catch bij kinderen beste is suprapubische punctie of eenmalige katheterisatie
67
welke urine bij urethritis door soa
first void urine in de ochtend
68
behandelingsbeleid bij UWI
het liefst afwachtend beleid met veel drinken als ongecompliceerde UWI behandeld wordt dan is dit met nitrofurantoine of trimethoprim UWI met weefselinvasie: ciprofloxacine, augmentin of cotrimoxazol
69
behandeling urosepsis
ceftriaxon met eenmalig gentamicine
70
belangrijkste SOAs in nederland
chlamydia: 15% syfilis: 2,5% gonorroe: 2% hiv: weinig hsv genitalis hpv hep B
71
hoogrisicogroepen voor SOAs op welke soas testen
MSM sekswerkers of klanten hiervan personen met wisselende seksuele partners personen met partner uit een van deze groepen chlamydia, gonorroe, hiv, hepB, syfilis
72
laag risico testen SOAs
geen klachten: chlamydia vaginale klachten: chlamydia en gonorroe urethritis: chlamydia en gonorroe
73
twee vormen van chlamydia trachomatis
1. elementary body klein en stabiel. infectieus en kan buiten de cel overleven 2. reticulate body obligaat intracellulair en is hier metabool actief en deelt veel.samen vormen ze elementary bodies die overleven als de cel lyseert
74
serotypen chlamydia trachomatis
A, B, Bb, C: zorgt voor verlittekening en blindheid D --> K: zorgen voor urogenitale problemen L1, L2, L3: zorgen voor lymphogranuloma venereum met zwelling van lymfeklieren in liezen
75
complicaties van chlamydia trachomatis
opsteigende infectie (epididymitis, endometritis, salpingitis, pelvic inflammatory disease), buitenbaarmoederlijke zwangerschap, infertilitiet, conjunctivititis bij neonaten
76
eigenschappen van neisseria
gramnegatieve diplokokken, intracellulaire vermenigvuldiging, pilli en kapsel
77
diagnostiek van gonnorea en chlamydia
PCR Ct/NG test chlamydia niet te kweken gonorrea kweekbaar met bijzonder medium en binnen 6 uur op lab
78
treponema pallidum eigenschappen
zorgt voor syfilis, spirocheet, niet kweekbaar veroorzaakt cave serologisch kruisreacties met borrelia en leptospira
79
mycoplasma genitalium
seksueel overdraagbaar maar niet duidelijk of het een SOA is wordt vaak gebonden bij klachten die niet weggaan na behandeling met gonorrea/chlamydia