Week 7 Flashcards

1
Q

Professional (Mintzberg)

A

goed getrainde en geïndoctrineerde specialisten die een aanzienlijke mate van controle hebben over het eigen werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beroepscontinuum

A

Taak
Functie
Beroep
Professie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Taak

A

Een specifieke handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functie

A

Combinatie van taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beroep

A

Vastgelegde combinatie van taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Professie

A

Eigenaarschap over het werk, zelf bepalen hoe het werk wordt ingevuld. geen manager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Professionele autonomie individueel niveau

A

Situatie waarin mensen onafhankelijk van anderen beslissingen mogen nemen of handelingen mogen verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Professionele autonomie beroepsgroep niveau

A

Zeggenschap over een bepaald domein. Bv artsen bepalen hoe geneeskunde eruit ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Perspectieven op professionalisme (Martimianakis)

A
  • Een lijst met kenmerken en gedragingen (Checklist benadering, als je voldoet ben je professional)
  • Een rol die functioneel is voor de samenleving
  • Een sociale constructie
  • Een vorm van sociale controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een lijst met kenmerken en gedragingen Individueel

A
  • Grote mate van deskundigheid
  • Altruïsme (belang patient)
  • Zelfreflectie en lerend vermogen
  • Autonoom handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een lijst met kenmerken en gedragingen (beroepsgroep)

A
  • exclusieve bevoegdheid tot het uitoefenen van bepaalde activiteiten (bij groep horen)
  • Controle over de eigen opleiding
  • Controle over toelating tot professie
  • Ethische codes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een rol die functioneel is voor de samenleving

A
  • Gaat om het nut voor de samenleving
  • Vertrouwen in professionalisme
  • Maatschappelijk wenselijke uitkomsten
  • De autonomie wordt gegeven door de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een sociale constructie

A
  • Professionele beroepsgroepen als machtsblokken
  • Naïef; gaat niet alleen om belangen patiënt; politieke en economische belangen
  • Professionalisme als tactiek om domein, status en inkomen te vergroten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een vorm van sociale controle

A

Professionalisme is een maatschappelijk controlemechanisme dat een uiting is van dominantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Professionals komen steeds meer onder druk te staan:

A
  • Samenwerking
  • Bezuinigingen
  • Toenemende invloed van managers
  • Meer nadruk op controle en regulering
  • Meer invloed van patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Definitie van beleid

A

Beleid is het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen en bepaalde tijdskeuzes

17
Q

Botsingen tussen beleid en professionals

A
  • Beleid kan nooit rekening houden met alle mogelijke situaties
  • Beleidsmakers hebben vaak niet genoeg inzicht op de praktijk
  • Professionals hebben eigen opvattingen en belangen die niet per se hetzelfde zijn als die van de beleidsmakers
18
Q

beleidsvervreemding

A

Wanneer beleid zo ver van de praktijk staat, dat professionals zich niet meer herkennen in het beleid.

19
Q

Gevolgen van beleidsvervreemding

A
  • Weerstand bij professionals
  • Slechtere prestaties in de publieke sector
  • Professionals raken plezier kwijt
20
Q

Articulatiewerk (Postma, Oldenhof & Putters)

A

Het werk dat nodig is om verschillende taken, vaak van verschillende individuen, bij elkaar te brengen; het dagelijks plannen, organiseren, coördineren, integreren en samenvoegen.

  • Staat bijna nooit in functiebeschrijving, maar doen professionals automatisch om goede zorg te leveren.
21
Q

Drie typen articulatiewerk

A
  • Intraprofessioneel
  • Interprofessioneel
  • Lekenarticulatiewerk
22
Q

Intraprofessioneel articulatiewerk

A

Wijkverpleegkundigen maakten zelf een afweging wat nodig was voor een patiënt. Meer professionele autonomie.

23
Q

Interprofessioneel articulatiewerk

A

De samenwerking tussen verschillende professionals

24
Q

Lekenarticulatiewerk

A

Het betrekken van de sociale omgeving bij patiënten

25
Q

drie ethische dilemma’s die verpleegkundigen ervaren bij het geven van self-management support

A
  1. Het respecteren van de autonomie van de patiënt vs. optimale gezondheidsuitkomsten
  2. Het respecteren van de autonomie van de patiënt vs. het bevorderen van de betrokkenheid van de patiënt
  3. Een holistische benadering van SMS vs. het beschermen van professionele grenzen
26
Q

Inter-professionele samenwerking (Rose)

A

ontstaat wanneer samenwerking nodig is, vaak bij complexe cases

27
Q

Dilemma’s inter-professionele samenwerking (Rose)

A
  • Rol: In hoeverre passen de taken bij de individuele professional
  • Identiteit: hoe professionals zichzelf zien en hoe anderen de professional zien; Het delen van expertise kan zorgen voor een rol overname en vervaging van individuele meerwaarde
  • Controle: de mate waarin professionele discussies invloed hebben op gezamenlijke besluitvorming; verschil in kennis of perspectief kan leiden tot onderwaardering
28
Q

T-Shaped professional

A

Verticale deel is diepgaande kennis van zijn eigen expertise en horizontale deel zijn vaardigheden om te kunnen verbinden met andere disciplines