Week 7 Flashcards

(88 cards)

1
Q

Breedspectrum antibioticum

A

Antibiotica tegen een bepaalde (brede) groep bacteriën

Onderscheid tussen breed- en smalspectrum AB moeilijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken beta-lactam AB

A
  • Belangrijkste groep AB
  • Veilig
  • Relatief weinig ernstige bijwerkingen
  • Goedkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alle beta-lactam AB hebben een

A

Beta-lactam ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Penicillinen

Beta-lactam

A
  • Penicilline G
  • Flucloxacilline
  • Amoxicilline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cefalosporinen

Beta-lactam

Generaties

A
  • 1e generatie: cefazoline
  • 2e generatie: cefuroxim
  • 3e generatie: ceftriaxon, cefotaxim, ceftazidim
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Carbapenems

Beta-lactam

A
  • Meropenem
  • Imipenem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Transpeptidase

A
  • Penicilline bindend eiwit (PBP)
  • Vormt verbindende ketens, en splitst oligoaminozuren af
  • Doel enyzm voor AB

Draagt bij aan stevigheid celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er als penicilline aan transpeptidase bindt?

A

Transaminozuur keten kan niet gevormd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hét middel voor staph. aureus

A

Flucloxacilline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Penicilline werkt alleen voor

A
  • Streptokokken
  • Sommige anaeroben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cefalosporinen

Kenmerken

A
  • 3 generaties
  • Hoe hoger de generatie, hoe beter de dekking wordt voor de gram neg. hoe slechter voor de gram pos.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Carbapenems

A

Breedspectrum beta-lactam AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Manieren van organismen om resistent te worden tegen AB

A
  • Ingang via porines blokkeren
  • Efflux pompen aanzetten om AB zo snel mogelijk weg te pompen
  • Kapot maken AB m.b.v beta-lactamase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Werking augmentin

A
  • '’Eenvoduige’’ beta-lactamase is werkzaam op amoxicilline
  • Clavulaanzuur verhindert de werking van ‘‘eenvoudige’’ beta-lactamase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Manifestaties congenitale infectie

A
  • Groei achterstand
  • Congenitale malformatie
  • Miskraam/ stilgeborene
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

12 weken screening

A
  • HIV
  • HBsAg
  • Syfillis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

TORCHES screening

A
  • Toxoplasma gondii
  • Other (VZV, parvovirus B19)
  • Rubella
  • CMV
  • HSV
  • Syfillis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Risicogroepen rubella (rodehond)

A

Ongevaccineerde jonge vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klinisch beeld rubella moeder

A
  • 50% subklinisch
  • Malaise, luchtweg, lymfadenopathie
  • Huiduitslag beginnend in gezicht

Complicatie: artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Risico op infectie van de foetus met rubella vooral

A

Tussen 0 en 12 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Klinisch beeld rubella kind

A

Prenataal
- Intra-uteriene groeiretardatie
- Spontane abortus

Neonataal
- Huiduitslag
- Trombocytopenie
- Hepatitis
- Meningo-encefalitis
- Botafwijkingen

Vroege kinderleeftijd
Trias: Oogafwijkingen (cataract), doofheid, CV afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Diagnostiek rubella moeder

A
  1. IgM en IgG rubella (bij voorkeur met eerder serum/ later serum)
  2. Keeluitstrijk voor rubellaviruskweek of rubellaavirus PCR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Diagnostiek rubella kind

A

Intra-uterien: Overweeg vruchtwaterpunctie bij besmetting < 20 weken
Postnataal: 1. IgM bepaling
2. Urine en keeluitstrijk voor rubellaviruskweek en/ PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Risicogroep herpes neonatorum

A

Vrouwen die laat in de zwangerschap geïnfecteerd raken en geen antistofeen kunnen overdragen aan hun kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Kliniek **herpes** moeder
- Herpes genitalis - Herpes labialis - Asymptomatisch
26
Kliniek **herpes** kind
Perinatale infectie uit zich in de 1e 4 weken - Gelokaliseerde **oog mond huid** infectie - **CZS** infectie, slecht drinken, geprikkeld, suf, slap, convulsies, luierpijn - Gedissemineerde infectie: visceraal
27
Diagnostiek herpes moeder
- HSV kweek - PCR bij verdachte lesies zonder herpes gen. verdenking
28
Diagnostiek herpes kind
**24-48 uur post partum** - HSV kweek/ PCR keelwat **0-4 weken post partum** Bij huidbeeld, sepsis of insulten
29
Langer durende koorts bij kinderen is vanaf | Definitie
> 3 weken 38>graden
30
Functies **triage**
- Prioriteren obv klachten/ symptomen - Verminderen **morbiditeit** en **mortaliteit** door vertraging - Omgaan met **crowding**
31
**Red flags** bij kind met koorts | Waarbij je TE LAAT bent in ziekte beloop
- Cyanose - Snelle ademhaling - Slechte perifere circulatie - Petechiën
32
Welke marker gebruik je om onderscheid te maken tussen virus en bacterie, bij kinderen die pas **kort koorts** hebben?
PCT
33
Probleem met hoge luchtweg met koorts krijg je een
**stridor**
34
Probleem lage luchtweg met koorts krijg je een
**pneumonie**
35
Infecties van de hoge luchtweg | Kinderen
- Laryngitis subglottica - Epiglottitis
36
Riscogroepen voor cystitis bij patiënten vanaf 12 jaar met een verhoogd risico op gecompliceerd beloop | noem 3 min.
- Mannen - Zwangeren - Patiënten met DM - Patiënten met verminderde weerstand - Patiënten met afwijkende nieren - Patiënten met neurologishce blaasstoornissen - Patiënten met een verblijfskatheter
37
Verwekkers van >95% van de UWI
**Enterobacteriae** - E. coli - Klebsiella spp. - Proteus spp.
38
Residuvorming die UWI veroorzaken kan komen door
- Obstructie - Neurogene blaasfunctiestoornissen - Te geringe mictiefrequentie - Niet-volledig ledigen van de blaas
39
Overige predisponerende factoren voor UWI
- Postmenopauzale atrofie t. urogenitalis - Blaas- of nierstenen - Verblijfskatheters - Verminderde weerstand - Genetische factoren - Anatomische afwijkingen
40
Klachten bij **cystitis**
- Dysurie - Pollakisurie - Toegenomen mictiefrequentie - Hematurie - Pijn in rug/ onderbuik - **Afwezigheid** van nieuw ontstane of veranderde vaginale afscheiding
41
Tekenen van weefselinvasie bij UWI
- Flankpijn - Retentieblaas - Peritoneale prikkeling - Dehydratie - Shock
42
Positief nitriet bij patiënt zonder risicofactoren
Gelijk behandelen voor UWI
43
Om contaminatie met genitale flora te vermijden vang je urine ? op
**midstream**
44
Therapie van UWI
- Empirisch, rekening houden met meest waarschijnlijke verwekker - Daarna **gericht** op verwekker
45
1ste keus empirische therapie **cystitis**
Nitrofurantoïne | Komt alleen in de urine!!!
46
Behandeling urosepsis
Ceftriaxon IV + eenmalig gentamicine IV | Behandeling stroomlijnen obv. kweek
47
Aantonen bacteriële vaginose
- Moleculaire diagnsotiek - Preparaat
48
Klassieke bacteriële verwekkers SOA
- Neisseria gonorrhoeae - Chlamydia trachomatis - Treponema pallidum (lues/ syfillis) - Mycoplasma genitalium
49
Twee belangrijkste pathogen **neisseria** soorten
- Neisseria gonorrhoeae - Neisseria meningitidis
50
51
Kenmerken **neisseria gonorrhoeae**
- Gram-neg. **diplococcen** - Pili - Kapsel - IC vermenigvuldiging
52
Infectie met **gonococcen** klachten
- Urethritis, cervicitis - Endometritis - Proctitis, pharyngitis - **Opthalmia neonatorum** - Gedissemineerde infectie: koorts. **polyarthritis**
53
Diagnostiek **gonococcen**
- PCR (urine of urethra/vagina/rectum) - Eventueel kweek en gevoeligheid (NB transport in speciaal medium en binnen 6 uur in lab)
54
Behandeling **gonococcen**
**Ceftriaxon** intramusculair
55
Treponema pallidum is wel/niet kweekbaar
niet
56
1e, 2e en 3e fase lues
1. Ulcus 2. Infectie (uitslag, koorts, neuro symptomen) **geen behandeling** 3. Infectie in diepe weefsels & organen
57
Voorkomen congenitale lues
**Penicilline** vroeg in de zwangerschap (zwangere screening)
58
Diagnostiek **lues**
- Serologie: **treponemaal en non-treponemaal** - screening (ELISA: IgG) - Confirmatie: **immunoblot** - PCR ulcus - DOnkereld microscopie ulcus
59
Hoevaak behandel je met **penicilline** bij **actieve** lues infectie
1x
60
Hoevaak behandel je met **penicilline** bij **latente** lues infectie
3x (3 weken)
61
3 biovars van **Chlamydia trachomatis**
- Trachoom (bindvliesontsteking oog) - D-K: urogenitale infecties - Lymphogranuloma venereum
62
Kenmerken **lymphogranuloma venereum**
- Ernstiger beloop - Lymfeklierzwelling lies - Anale klachten - Langere behandeling
63
Belangrijkste diagnostiek chlamydia
- PCR (urine, oogwat)
64
Behandeling chlamydia
- Azitromycine - Doxycycline
66
Behandeling **mycoplasma genitalium**
Azithromycin eerste keus, maar veel resistentie!
67
Virale SOA's
- Herpes simplex virus - HPV - Humaan immundeficiëntie virus - Hep-B virus - Hep-C virus
68
Kenmerken **mycoplasma genitalium**
- Seksueel overdraagbaar, geen 'klassieke SOA' - Urethritis bij mannen - Testen middels PCR
69
2 onderverdelingen van **anti-microbiële middelen**
- Antibiotica - Chemotherapeutica
70
De verschillende werkingsmechansimen van **AB** zijn betrekkend op
- Celwandsynthese - Permeabiliteit celmembraan - Eiwitsynthese - Nucleïnezuursynthese - Andere stofwisselingsactiviteiten
71
Farmacokinetiek
Hoe het **lichaam** reageert op de AB. De verdeling van het AB op de weefsels en wordt bepaald door binding van AB aan eiwitten in plasma en weefsels
72
Toediening van AB middelen is afhankelijk van
- Farmacokinetiek en farmacodynamiek - Verwekker van de infectie - Plaats en de aard van het infectieuze proces - Weerstand van de patiënt
73
Factoren die bepalend zijn voor de concentratie van het AB
- **Halfwaardetijd** (kan verlengd zijn door nierfunctie,leverfunctie, neonaat en ouderen) - **Vacularisatie** van het weefsel - Natuurlijke **barrières** - **Mate** van ontsteking - **Eliminatie** van het antibioticum
74
**Eliminatie** van AB kan via
- Nier - Gal - Lever
75
Bacteriostatisch
Bacterie groeiremmend
76
Bactericide
Bacteriedodend
77
Welk antimicrobieel middel geef je bij ernstige infecties
Bactericide antibiotica
78
Wat zijn infecties waarbij slechte doorbloeding is?
- Endocarditis - Meningitis
79
**MIC** | Buis?
Laagste concentratie van het AB uit een reeks die zichtbare bacteriegroei kan voorkomen | Buis blijft helder bij **MIC**
80
Hoe wordt de **bactericide** werking van AB bepaald in lab?
Cultuurbuizen te enten op bloedagarplaat en 24 uur te incuberen bij 37°
81
**MBC** | Kan niet bepaald worden voor
Minimale bactericide concentratie | Cotrimoxazol
82
Nitrofurantoïne | Werking op lichaam ## Footnote Kan niet gegeven worden bij
Komt alleen in blaas, niet systemisch ## Footnote Urosepsis, hogere UWI
83
Wanneer is een bacteriestam gevoelig voor het betreffende AB?
Wanneer de **MIC-waarde** onder de helft ligt van de ''gemiddelde bloedconcentratie'' die met het betreffende AB in het lichaam te bereiken is
84
Killing snelheid
De snelheid waarmee AB bepaalde bacterie klaart
85
2 grote groepen resistentie
- Intrinsieke resistentie - Verkregen resistentie
86
Intrinsieke resistentie (voor AB)
De bacterie is van zichzelf resistent - Alle **gramnegatieve bacteriën** zijn resistent tegen **vancomycine** en **tetracyclines**
87
2 manieren verkregen resistentie (voor AB)
- Natuurlijke selectie - Overdracht van genetisch materiaal
88
Verkregen resistentie door **natuurlijke selectie**
Meestal is er in bacteristam klein aantal **spontane mutanten**, bij AB toediening worden niet-gemuteerde gevoelige bacteriën gedood, en kunnen de **mutanten** zich vermenigvuldigen.
89
Verkregen resistentie door **overdracht van genetisch materiaal**
Overdrach van **plasmiden** van één bacterie op de andere